Triomf van de menselijke tekortkoming

Die van die van u

Annie M.G. Schmidt

Er is altijd gedoe over de vraag of bepaalde teksten nou ‘kinderteksten’ zijn of niet. Sommige mensen beweren dat jeugdliteratuur helemaal niet bestaat, dat er alleen zoiets is als een tekst die door kinderen gelezen wordt. Duidelijk is in elk geval dat sommige teksten speciaal voor kinderen zijn geschreven, net zo goed als er teksten bestaan die nooit werden geschreven met de intentie dat kinderen ze zouden lezen, maar die nu eenmaal een enorme aantrekkingskracht op kinderen uitoefenen. Aan deze bespiegelingen over jeugdliteratuur, afkomstig van de Britse schrijver Aidan Chambers, moest ik denken toen ik de gedichtenbundel Die van die van u van Annie M.G. Schmidt (1911-1995) de eerste keer opensloeg. In deze bloemlezing is de traditionele tweedeling van volwassenen- en jeugdliteratuur namelijk losgelaten. En dan blijkt dat een tekst voor volwassenen niet alleen kinderen kan aanspreken, maar dat een vernuftige tekst voor kinderen volwassen net zo goed kan bekoren.

Door van de gebruikelijke scheiding af te zien willen de samenstellers (onder wie Schmidts zoon Flip van Duijn) met Die van die van u de eenheid in het werk van Schmidt benadrukken. Daarvoor is een keuze gemaakt uit gedichten die eerder gepubliceerd werden in Tot hier toe (1986) en Ziezo (1987). De bundel is ingedeeld in drie periodes en daarbinnen staat het werk op alfabetische volgorde. Dit ordeningsprincipe heeft als leuke bijkomstigheid dat het werk voor kinderen en volwassenen dwars door elkaar staat. En dan blijkt het soms zoeken naar de verschillen, want de meeste gedichten van Schmidt zijn niet zo makkelijk te kwalificeren. Lichtvoetig, dat zijn ze eigenlijk allemaal – maar van bijna elk gedicht kan worden gezegd dat het op verschillende niveaus kan worden gelezen. Zo snel mogelijk mee ophouden dus, want wat is het heerlijk dat door deze samenstelling de nadruk volledig komt te liggen op het fantastische spel met onze taal, dat Schmidt met zichtbaar plezier speelt, zoals in ‘De baard van koning Dagobert’, een gedicht waaraan de titel van deze bloemlezing is ontleend:

[…]
‘Mevrouw, uw man z’n baard is lang, maar dit zeg ik u nu:
mijn man z’n baard is langer nog dan die van die van u.’
[…]

Wie deze bundel alleen op zijn uiterlijk beoordeelt, ziet dat niet op elk front voorbij is gegaan aan het verschil tussen jong en oud. Die van die van u is een luxe dundruk van Van Oorschot, de uitgever die ooit faam verwierf met uitgaven op zeer dun papier. Met de chique donkerblauwe kaft, de smalle bladspiegel en ontbrekende illustraties is dit een uitgave voor de bibliofiel met liefdevolle lezershanden – vuile kindervingers laten van zo’n kwetsbaar bundeltje weinig heel.

Zo’n literaire behandeling van Schmidt lijkt een hommage aan de schrijver die bij leven altijd zo hunkerde naar waardering van het literaire establishment. Ze verdiende haar sporen immers als schrijver voor kinderen en dat is volgens velen nu eenmaal andere (minder verfijnde) koek. En laat dat nu wel weer net de reden zijn dat Schmidt graag voor kinderen schreef. Er zat minder druk achter. Teksten voor kinderen werden minder serieus genomen door de literaire wereld. Dat vond ze prettig, want zodra ze het gevoel had dat ze literair moest doen dan werd het juist niets. Haar vroege, verwoede en tot niets leidende pogingen ‘literair verantwoorde’ gedichten te schrijven zijn terug te vinden in het gedicht ‘Een dichter’, waarin ze de botsing tussen literaire tendensen en de innerlijke dichtwoede blootlegt:

Piet Pluimers wou het liefste verzen schrijven
over wat rozen in de late zon.
Hij was een dichter en hij wou het blijven.
Hij schreef sonnetten toen hij pas begon.

Het rijmde ook. Maar and’re dichters zeiden:
je mag niet rijmen joh, ’t is geen gezicht!
Je moet zorgvuldig alle rijm vermijden,
want een gedicht dat rijmt is geen gedicht.
[…]

Goddank gaf onze koningin van het rijm haar pogingen literair te doen op na enkele overdreven lyrische uitvloeisels die om begrijpelijke redenen ook niet in Die van die van u zijn opgenomen. Ze omhelsde haar talent voor het rijm, haar humor en de rake observaties en herkenbare, soms ietwat stereotype psychologische typetjes waarmee ze zich onsterfelijk heeft gemaakt. Toch bleef volgens haar biograaf Annejet van der Zijl haar grootste angst dat ze nooit een serieus schrijver voor volwassenen zou worden en dat ze haar ziel voorgoed aan de televisie en het grote publiek (lees: massa) had verkocht.

Hoewel ze bij een eerdere uitgave bij Van Oorschot plagerig schreef dat ze zich een hoer voelde ‘die plotseling op visite mag bij de streng calvinistische familie’, zou Schmidt waarschijnlijk toch blij zijn geweest dat ze er nu echt ‘bijhoort’. Tegelijkertijd drijft de schrijver in haar gedichten dikwijls de spot met de hoge cultuur en haar verlangen erbij te horen. Die van die van u geeft extra cachet aan zulke tegenstrijdigheden: een pastiche als ‘Leeszaal’ (‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten, maar niet zo heel veel in de maatschappij’) en satirische beschrijvingen van het schrijversbestaan zoals in ‘De schrijver in de boekenweek’, krijgen een dubbele lading in zo’n chique verpakking. Prachtig is in die context de aanwezigheid van het gedicht ‘De snob’ waarin de volgende, rake strofes tot de verbeelding spreken:

[…]
Voor ik iets mooi vind, kijk ik om me heen,
ik laat me niet ontroeren, voor het safe is.
Vindt Simon Vestdijk het ook mooi? O, neen?
Dan weet ik dus al zeker, dat het scheef is.
[…]

De behoefte serieus genomen te worden zal bij Schmidt vooral te maken hebben gehad met de lage status van schrijvers voor kinderen in de jaren vijftig. Zelf had ze trouwens ook geen hoge pet op van jeugdliteratuur. ‘Ik kots ervan,’ schijnt ze te hebben geschreven toen ze voor een cursus een aantal kinderboeken moest lezen. Maar, al walgend van de kinderboeken uit haar jeugd, groeide Schmidt uit tot een schrijver die met haar revolutionaire teksten voor kinderen de jeugdliteratuur wakker schudde en voorgoed veranderde. Dankzij schrijvers als Schmidt ontwikkelde het kinderboek, tot dan toe vooral een opvoedkundig middel, zich in het naoorlogse Nederland tot een volwaardig literair verschijnsel. Schmidts bijdrage aan deze revolutie in kinderboekenland kan gevonden worden in de charmante ondeugendheid die haar versjes en verhalen kenmerken en haar een ongekende populariteit verschaften door het ongevaarlijke karakter van dat soort opstandigheid. Het meest letterlijke voorbeeld van die vrolijke tegendraadsheid is natuurlijk het gedicht ‘Ik ben lekker stout’ dat in Die van die van u ontbreekt.

De behoefte dingen te doen die niet mogen, stout te zijn, en vooral het plezier dat daarmee gepaard kan gaan, gaat eigenlijk opnieuw over de lastige combinatie van erbij willen horen en ‘jezelf’ kunnen zijn. Tegelijkertijd dus ook over het probleem van ‘buitengesloten worden’ en de ellendige noodzaak van het ‘aanpassen’. Geen macht zonder de inperking ervan, ook niet in de gedichten van Schmidt, wier werk juist altijd uitgaat van de vaak harde werkelijkheid. De onderdrukte is bij Schmidt vaak een kind of een getrouwde man, de overheerser de volwassene of, meer specifiek, de echtgenote. Juist door dat onvermijdelijke machtsverschil tussen volwassene en kind voelt de onmacht en het verzet in die gedichten over de kindertijd heel natuurlijk, zoals in het gedicht ‘Zomeravond’.

Ik lig al in bed
maar de zon is nog op
en de merel is zó hard aan ’t fluiten!
Ik lig al in bed
met de beer en de pop
en verder is iedereen buiten.
De radio speelt
in de kamer benee
of is het hiernaast bij de bakker?
Nou hoor ik een kraan.
O, ze zetten weer thee
en ik ben nog zo vreselijk wakker.

Ik lig al in bed
en ik mag er niet uit,
want de klok heeft al zeven geslagen.
Ik wil een stuk koek
en een halve beschuit,
maar ik durf er niet meer om te vragen.

Ik lig al in bed
en ik speel met mijn teen
en de zon is nog altijd aan ’t schijnen.
Ik vind het gemeen
dat ik nou alleen
in mijn bed lig, met dichte gordijnen.

Schmidt, die wel verklaard heeft dat ze altijd een kind van acht was gebleven, voelt haarfijn aan dat kinderen, niet anders dan volwassenen, leven in een wereld vol verwachtingen, wetten en plichten. Het opstandige wordt bij haar gevierd in plaats van gestraft, omdat ze begrijpt dat kinderen niet vrij zijn van het maatschappelijke machtsspel. Het onrecht van het vroeg naar bed moeten, de verveling en de onmacht daar iets aan te kunnen veranderen, alleen maar omdat je kleiner bent, dat is niet eerlijk. Schmidt laat zien dat het vreselijk frustrerend kan zijn om een kind te zijn. Daarmee herinnert ze aan Roald Dahl, die het kind met zijn waanzinnige verbeeldingskracht (Matilda) laat zegevieren over zijn onderdrukker (de Bulstronk). Maar anders dan Dahl gaat Schmidt ook hier uit van de werkelijkheid en brengt ze geen oplossing met een onwaarschijnlijke triomf van het kind. In plaats daarvan biedt ze troost door de frustratie invoelbaar te maken – ook voor de volwassene.

Van Oorschot, Amsterdam, 2014
ISBN 9789028260429
256p.

Geplaatst op 23/05/2015

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.