Non-fictie, Recensies

Nederlands zelfbeeld en Nederlanders zelf

Uitverkoren

Hoe Nederland aan zijn zelfbeeld komt

Janneke Stegeman & Saskia Pieterse

Uitverkoren. Hoe Nederland aan zijn zelfbeeld komt

In 2014 zat ik vers bij de redactie van het door studenten gerund Frame. Journal of Literary Studies. Mijn redactietijd begon met een vergadering waar veel wijn werd gedronken en de launch van het nieuwste themanummer: ‘Racism in the Netherlands’. De stukken waren al grotendeels ingeleverd en de redactie had Dr. Philomena Essed, de auteur van Everyday Racism (1984), zover gekregen een nawoord te schrijven. In dat nawoord schrijft zij:

With three decades of race critical publications under my proverbial belt I thought I had really done my dues for the Netherlands. Then, discovering that the Frame editors are impressively young, publishing while pursuing their Masters degree, I felt defenseless – how could I refuse? The initiative of a special issue about racism in the Netherlands adds to my belief that we are witnessing the force and momentum of what can be called a new, second wave of anti-racism, since the 1980s.

De golf die Essed beschreef, voelde destijds enkel nog als een klotsende branding, ten dele door de reacties die op het nummer kwamen. Mijn mederedactieleden vertelden dat het moeilijk was geweest om mensen te vinden die over racisme schreven in Nederland. Men leek ervan overtuigd te zijn dat racisme in ‘kleurenblind Nederland’ niet bestond. Er leek niet eens een gesprek over gaande te zijn. Racisme was iets Amerikaans, Nederland was tolerant. Bijna twee jaar later zou White Innocence. Paradoxes of Colonialism and Race van Gloria Wekker verschijnen – door Menno Grootveld vertaald als Witte onschuld. Paradoxen van kolonialisme en ras – waarin Wekker dit gevoel aan de hand van een aantal casestudies haarfijn onder woorden wist te brengen (Roel Smeets besprak het voor De Reactor).

‘Dutch exceptionalism’ was toen een term die veel gebruikt werd. Voor ons – gemixte en gemigreerde Nederlanders – weerspiegelt dat concept veel van de houding die wij al heel ons leven om ons heen zagen. Een artikel van Zihni Özdil in datzelfde themanummer van Frame benoemde die houding als

(1) The suggestion that Dutch history of race and racism is different than that of other Western countries; (2) the idea that the Netherlands is, marginal exceptions or incidents aside, a ‘color blind’ or non-racist country.

Deze condities betekenen dat ook op institutioneel niveau de perspectieven van niet-witte mensen gewantrouwd worden. Dit staat gedegen onderzoek in de weg en maakt dat wanneer die stemmen er wel zijn, ze lang ongehoord blijven.

Uitverkoren. Hoe Nederland aan zijn zelfbeeld komt van Janneke Stegeman en Saskia Pieterse is een boek dat deze uitzonderingspositie kritisch analyseert. De auteurs onderzoeken de constructie van witheid en dat is een zeer welkome toevoeging aan discussies en onderzoek over het onderwerp. Ook in het onderwijs zou er veel meer aandacht aan besteed mogen worden. De geschiedenis van het protestantisme is namelijk niet iets wat in mijn schoolcarrière bijzonder veel werd aangehaald. De oprichting van de VOC en de WIC werd destijds wel voorbonden aan een Nederlandse identiteit als een handelsland – waarin de slavenhandel in één les genoemd werd – maar uit dit boek blijkt dat die onderwerpen vooral in samenhang met het protestantisme en het verzet tegen Katholiek Spanje meer aandacht verdienen. De gemiddelde Nederlander (en dus ook de meeste leraren in het schoolsysteem, zelfs in de bible belt) voelen zich ver verwijderd van de religieuze geschiedenis die de Nederlandse identiteit heeft vormgegeven. In Uitverkoren lees je juist hoe de samenleving en de geschiedenis tot en met vandaag de dag diepgeworteld zijn in een gevoel van uitverkoren-zijn.

Tolerant

Het racisme-is-Amerikaans-argument heb ik sinds de wijdverbreide Black Lives Matter-protesten in 2020 haast niet meer gehoord, maar zelfs het toeslagenschandaal lijkt niet aan het zelfbeeld van een tolerant land te kunnen tornen. Deze Nederlandse tolerantie is een van de onderwerpen die in Uitverkoren uitgeplozen wordt. Dat idee van tolerantie, waarmee menige poging tot discussie over racisme overschreeuwd werd en wordt, is een van de problemen waar wij als Frame-redactie tegenaan liepen. Stegeman en Pieterse stellen:

Tolerantie gaat nooit uit van gelijkheid. Tolerantie wordt altijd verleend door een dominante groep aan ondergeschikte groepen. Tolerantie is dus gebaseerd op een hiërarchie. In de Republiek was er zoals gezegd een calvinistische minderheid die haar plek bovenaan die hiërarchie baseerde op de overtuiging dat zij de ware religie beleed.

De auteurs leggen bloot hoe diep het idee van tolerantie in het Nederlandse zelfbeeld verwerkt zit. Ze tonen hoe het concept langs de heersende religieuze lijnen vanaf de zestiende eeuw tot stand kwam. De vraag hoe het Nederlandse zelfbeeld van ‘tolerant, verlicht en gematigd’ te rijmen valt met vierhonderd jaar gewelddadige koloniale overheersing wordt al snel omgezet in een uitleg van hoe juist deze houding die onderdrukking mogelijk maakte.

Aan de hand van de thema’s van het boek – onderverdeeld in de hoofdstukken ‘Vrij’, ‘Tolerant’, ‘Uitverkoren’, ‘Welvarend’, ‘Verlicht’ en ‘Democratisch’ – wordt het ideaalbeeld van de Nederlander, wat men de ‘rechte Nederlander’ noemde, uitgediept als een protestants ideaal. Dit beeld speelt een rol in het Nederlandse verhaal van de strijd tegen Spanje als overheerser én als concurrent. Het calvinisme werd neergezet als antithesis van de Spanjaarden. De Spanjaarden misdroegen zich overzees, bijvoorbeeld door zich in te laten met slavernij. Dat was een handel waar protestantse Nederlanders ook verwoed aan meededen, maar volgens het Nederlands zelfbeeld hoorden Nederlanders niet daarvoor afgerekend te worden op dezelfde manier als de Spanjaarden. Over dergelijke contradicties stellen de auteurs dat De Republiek een zelfbeeld schiep waarin dit mogelijk was:

Contradicties hoefden daarbij geen zwakte te zijn, maar waren zoals in elk zelfbeeld noodzakelijk: zo bleef er ruimte om het ene te doen, maar het andere niet te laten. De contradicties maakten het mogelijk een zelfbeeld te scheppen dat schoongewassen was van tirannie en geweld.

Om uit te leggen langs welke maatschappelijke en religieuze lijnen dergelijk superioriteitsdenken liep, doorlopen Stegeman en Pieterse de denkbeelden van beroemde en invloedrijke denkers uit de Nederlandse geschiedenis.

Vrij

Zo opent het eerste hoofdstuk – ‘Vrij’ – met dominee Godefridus Udemans en gaan de auteurs in op hoe de Bijbel gebruikt werd om slavernij te rechtvaardigen. Ook tonen ze hoe Hugo de Groot een beeld schetste van een ‘rechtvaardige oorlog’, terwijl Jacob Cath en Jan Pieterszoon Coen het huisgezin voorstelden als model voor de koloniale overheersing. De tegenstrijdigheden in het wereldbeeld van deze mannen worden tegen het licht gehouden. Zo vond theoloog Abraham Kuyper Nederlandse koloniale politiek simpelweg geen imperialisme; alhoewel Nederland het derde grootste rijk was, zou het volgens hem geen imperialistische heerszucht aan de dag hebben gelegd om daar te geraken.

Stegeman en Pieterse gebruiken Gloria Wekkers Witte onschuld hierbij meermaals als hedendaagse lens om deze historische traktaten en denkbeelden te begrijpen. Wekker laat zien dat de ‘Nederlandse onschuld’ in veel gevallen niet werkelijke onschuld maar agressief verdedigde onwetendheid betreft. De hoeveelheid werk die nodig is om deze ontkenning in stand te houden, wordt in Uitverkoren gelezen als een in essentie protestantse exercitie.

Wat het boek heel helder uiteenzet, is het onlosmakelijke verband tussen de racialisering van anderen en het protestantse witte zelfbeeld. Stegeman en Pieterse laten zien hoe veel verschillende aspecten van de Nederlandse geschiedenis allemaal in elkaar haken: de beleving het uitverkoren volk te zijn, de protestantse strijd tegen de katholieke Spaanse bezetter, de racialisering van ‘de Ander’ en de economische componenten die kolonialisme in de hand werkten. In hun cultuurhistorische vertelling komt de Boerenoorlog in Zuid-Afrika even langs, maar de logische vervolgtrekking die de koloniën en racisme verbindt, namelijk de stap naar ‘apartheid’, ontbreekt hier, terwijl dat systeem toch ook echt een koloniaal-Nederlandse nalatenschap is.

Desondanks heb ik niet eerder gezien dat auteurs een dergelijk verband tussen religie, spanningen binnen Europa, de expansie en het winstbejag van Nederlandse mogendheden zo expliciet leggen. Dat begint al op de eerste pagina. De verantwoording bij de eerste noot op die pagina gaat meteen over het gebruik van ‘Wit’ en ‘Zwart’ met hoofdletter:

We hebben ervoor gekozen in dit boek ‘Wit’ en ‘Zwart’ met een hoofdletter te schrijven. We volgen daarmee recente studies zoals Onze koloniale erfenis van Wayne Modest en Wendeline Flores (2024). Voor Wit en Zwart geldt dat we willen markeren dat deze termen niet zozeer een beschrijvende functie hebben (het verwijzen naar een huidskleur), maar dat het beladen constructies zijn met een lange geschiedenis. Ook door ‘Inheems’ te schrijven willen we de lezer alert maken op een geschiedenis van geweld en racialisering.

Met deze redenering ben ik het niet helemaal eens. Wit met een hoofdletter leest altijd ongelukkig wanneer het om ‘ras’ en racisme gaat. Toen de Associated Press (AP) in de VS besloot Zwart met een hoofletter te gaan schrijven en wit niet, legde de instelling uit dat het bij het woord Zwart gaat om een:

essential and shared sense of history, identity and community among people who identify as Black, including those in the African diaspora and within Africa, […]. The lowercase black is a color, not a person.

Het woord Zwart is verbonden aan de ervaring en geschiedenis van de trans-Atlantische slavernij en het bijbehorende kolonialisme, terwijl een dergelijke gedeelde geracialiseerde geschiedenis niet opgaat voor wit. De reden dat dit oncomfortabel (en dus niet helemaal kloppend) leest in Uitverkoren is omdat de enige momenten waarop wit met een hoofdletter aangehaald wordt, dit in een context van witte suprematie gebeurt. Ook AP haalt dit aan: ‘[C]apitalizing the term white, as is done by white supremacists, risks subtly conveying legitimacy to such beliefs.’ Hierin ligt het ongemak van het gebruik van ‘Wit’ met hoofdletter in dit boek. De auteurs gebruiken een schrijfwijze die geassocieerd wordt met de suprematisme denkbeelden die ze juist problematiseren. Zo’n keuze valt op in een boek dat voor de rest juist zo gedetailleerd en genuanceerd geschreven is.

Joods-christelijke traditie

Door de minutieuze uitwerking is de toon van het boek diepgaand en analytisch. Toch is de stijl leesbaar en toegankelijk. Dat is indrukwekkend. Het sterkste deel is de epiloog, waarin de auteurs verbanden met het heden leggen, die na de voorgaande minutieus uitgewerkte hoofdstukken in vruchtbare aarde valt. Interessant aan dat deel is hoe thema’s uit het heden samenhangen met de geschiedenis die het boek presenteert. Het laat zien hoe vooral in de politiek dezelfde mensen, bewoordingen en waarden aangehaald worden, waarmee eeuwen aan onderdrukking en neerkijken op anderen goedgepraat wordt.

Die houding zou juist nu – in politieke discussies over Europese en bredere internationale samenwerkingsverbanden – herzien kunnen worden. Toch blijven de ideeën waar de houding op steunt bijna onaangepast doorwerken. Ook binnen de landsgrenzen worden onder het mom van redelijkheid maatregelen doorgevoerd die op basis van culturele en uiterlijke kenmerken mensen in- of uitsluiten binnen het Nederlanderschap. Zo stippen Pieterse en Stegeman aan dat ‘ogenschijnlijk neutrale maatregelen’ moslims in het bijzonder treffen:

zoals het verbod op hoofdbedekking in de klas en risicoprofielen die overheidsinstanties gebruiken bij fraudebestrijding. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bleek betrokken bij ongeoorloofd onderzoek naar moskeeën. Dat laat zien dat het ministerie in haar wantrouwen ten opzichte van moslims bereid was de wet te overtreden.

De opening van de epiloog zegt het eigenlijk al:

Een ‘echte Nederlander’ is Wit, en een echte Nederlander is seculier. Seculier, dat wil zeggen: weliswaar de benauwenis van het calvinisme ontstegen, maar met behoud van de waarden van wat tegenwoordig de joods-christelijke cultuur heet. […] De overtuiging dat wij Nederlanders verder zijn dan anderen is een protestantse erfenis.

Ook hier blijkt maar weer hoe goedgekozen de titel van het boek is.

De ‘joods-christelijke traditie’ die ook in de hedendaagse politiek veel wordt aangehaald wordt hier kritisch benaderd, juist door duidelijk te maken dat die twee termen tot in de recente geschiedenis absoluut niet samengevoegd konden worden. Toch zorgde Mark Rutte ervoor dat deze jood-christelijke traditie in de beginselverklaring van de VVD terechtkwam. Sinds 2008 staat die term daar naast een verwijzing naar het humanisme en de Verlichting. Het antisemitisme van veel van de vaderlandse denkers die Pieterse en Stegeman aanhalen is dus een voorbeeld van een constante lijn in de Nederlandse geschiedenis die wringt met het huidige Nederlandse zelfbeeld.

‘In dit boek is het onderscheid tussen etnisch en religieus niet zo helder te maken,’ stellen de auteurs in de eerdergenoemde voetnoot, ‘juist in de bronnen die wij citeren lopen vooroordelen over jodendom als religie en geracialiseerde vooroordelen door elkaar.’ Vervolgens concluderen zij veelzeggend: ‘De calvinisten waren ervan overtuigd dat ze geestelijk verheven waren boven alle anderen, en in de eerste plaats boven Joden. Naar die geschiedenis vindt te weinig zelfonderzoek plaats.’

Dat deze stap naar het heden uiterst relevant is, blijkt ook uit de complexiteit van deze ‘joods-christelijke traditie’, al lijkt die simpel wanneer de uitdrukking in politieke debatten en berichten op sociale media wordt aangehaald. In een essay in De Groene Amsterdammer zet Ewoud Kieft de lange antisemitische geschiedenis van deze ‘traditie’ uiteen. Hij stelt:

[D]e joods-christelijke traditie mag strikt genomen dan wel een invented tradition zijn, niet veel meer dan een religieuze dekmantel waarin seculiere politici hun anti-islamstandpunten hullen. Maar bij hun achterban lijkt het wel degelijk een oprechte religieuze snaar te raken.

De religieuze snaren die hier bespeeld worden, kunnen volgens Kieft dan wel verschillen, maar beslaan een ideologisch gebied

van christelijk zionisme in orthodoxe kringen tot het cultuur-christendom dat zich nog louter om het idee van een ‘joods-christelijke traditie’ bekommert. En zelfs in die laatste seculiere variant zit meer latent religieus gevoel dan vaak gedacht wordt.

Dat latente religieuze gevoel – dat ook terug te vinden is in wijdverspreide ideeën over ‘Dutch exceptionalism’ en ‘de rechte Nederlander’, en dat de titel Uitverkoren zo treffend vat – wordt door Stegeman en Pieterse heel helder ontleed. Het is juist de epiloog die laat zien hoe actueel het doorspitten van dit gedachtegoed is. Daarin leggen de auteurs interessante verbanden die de lange historische lijnen scherper maken en de daaruit voorvloeiende inzichten nog urgenter. Graag had ik meer in deze trant gelezen, want Stegeman en Pieters blinken uit in het leggen van verbanden tussen het verleden en het heden.

 

Een recensie door Thalia Ostendorf over Uitverkoren. Hoe Nederland aan zijn zelfbeeld komt van Janneke Stegeman en Saskia Pieterse.

Atheneum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2025
ISBN 9789025316969
254p.

Geplaatst op 22/09/2025

Tags: calvinisme, koloniaal verleden in eigentijdse samenleving, kolonialisme, Kolonisatie, postkoloniaal, postkolonialisme, protestantisme, racisme, racismedebat, Religie, uitverkoren

Categorie: Non-fictie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.