Zou die vent proper zijn?

Nestvlieders

Merijn de Boer

Wie met een verhalenbundel debuteert, kan er vergif op innemen dat de criticus de vertellingen in zijn eersteling met elkaar vergelijkt en wellicht tot de slotsom komt dat de auteur een onevenwichtige prozaverzameling heeft gepresenteerd. Laat ik het eerst maar eens anders doen.

Als debutant Merijn de Boer zijn bundel had geopend met zijn De Gids-verhaal ‘Uit liefde voor Vestdijk’, in plaats van met ‘Overal leegte’, had hij de pavloviaanse boekbespreker nadrukkelijk ‘gestuurd’. De ik-figuur in dat verhaal zet een contactadvertentie in de krant: hij, veertiger en belegger, wil met iemand anders alle tweeënvijftig romans van Simon Vestdijk (her)lezen. Waarom per se Vestdijk? Omdat de belegger op zestienjarige leeftijd Simon Vestdijk ontdekte en omdat toen ook zijn isolement begon. Daar moet de lezer het mee doen. Brengt De Boer in ‘Uit liefde voor Vestdijk’ een hommage aan deze veelschrijver, die steeds minder wordt gelezen? Wil hij impliciet iets zeggen over vrouwen en Vestdijk via een zin als ‘Mijn verlangen naar een verbinding [was] sterker dan de angst om belazerd te worden?’ Of is Vestdijk slechts een literair vehikel en raakt dit verhaal de kern van De Boers beginnende schrijverschap omdat de hoofdpersoon via een omweg contact zoekt met de wereld?

De belegger, die zegt dat hij Maarten Ruiters heet, krijgt twee leeskandidaten over de vloer: de jonge vrouw Barbara Grazand en later haar moeder, de weduwe Elze. Maarten ervaart de dochter als een bedriegster (het is haar eerder om geld dan om Vestdijk te doen, en misschien om nog iets anders), maar de lezer weet al snel dat hij zelf een bedrieger is, en niet alleen omdat hij zich verschuilt achter allerlei pseudoniemen (‘je heet geen Maarten!’ roept Barbara al bij haar eerste bezoek als zij zijn naamplaatje op de buitendeur ziet). ’Maarten’ liegt over zijn verleden, maar hoopt dat ‘de ander’ hem gaat begrijpen via de koninklijke omweg van de Vestdijk-lectuur.

Dat lukt niet. Aan het slot zet S.W. (zijn echte initialen?) Vestdijk aan de straat, in vuilniszakken. Een literair statement? Het gaat veel eerder om een tragische, wanhopige handeling waaruit blijkt dat hij zich niet heeft kunnen openbaren aan de ander, de vrouw. Zijn isolement blijft onveranderd groot. S.W heeft zich niet kenbaar kunnen maken. De Vestdijk-lectuur is geen bevrijdingsfeest geworden en S.W. blijft evenals Vestdijks creatie Anton Wachter worstelen met het fenomeen Vrouw en zijn eigen problematische ik.

Waarom heeft De Boer ervoor gekozen ‘Uit liefde voor Vestdijk’ uit Nestvlieders te houden? Was hij bang meteen met de bekende romanschrijver te worden geassocieerd, en daardoor met Du Perron en Ter Braak, die de schrijvers de maat namen door te vragen: ‘Zou die vent proper zijn?’ Met andere woorden: deugt hij, is hij een echte vent, literair gezien? (Ik citeer met name Du Perron omdat De Boer dat zelf heeft gedaan – en niet zomaar, vermoed ik – in een van zijn letterkundige artikelen.) En toch, de overkoepelende titel van zijn bundel slaat ook op deze niet-gebundelde vertelling: al op zijn zestiende is de belegger/Vestdijklezer zijn ouderlijk huis ontvlucht. Net als Anton Wachter laat hij een kans lopen om zich te binden aan een vrouw, want Elze is degene ‘met wie ik nu getrouwd zou kunnen zijn’, maar de ik heeft een veel te afwachtende houding tegenover haar aangenomen en beseft dat hij zijn kansen heeft verspeeld (een bekend Vestdijk-thema).

Vaagheid

Nestvlieders is een wat archaïsch klinkende titel. De Boers nestvlieders zijn niet alleen vogels maar ook mensen. Het vogelmotief is keurig uitgewerkt in de bundel (kraaien die de dood aankondigen, vliegende en vluchtende mensen), maar waarom vertonen De Boers creaties vluchtgedrag? Ze voelen een gapend gat in hun bestaan opduiken. In wezen gaan De Boers verhalen over de leegte in de wereld, om te variëren op de titel van het openingsverhaal. Dat openingsverhaal, ‘Overal leegte’, begint moeizaam, met een gezochte dolfijnmetafoor: een bordewijkiaans beeld van een gebouw waartussen een dolfijnvorm is gevormd: maar de personages voelen zich geen vis in het water.

In een bijna leeg appartementencomplex bespiedt de ik-verteller, een werkloze jurist, een zekere Wolf, een andere bewoner van het appartement, een fiscalist. Achter diens ‘stijve voorkomen ging iemand anders schuil’. Wolf koestert een verlangen: hij wil binnenvaartschipper worden. Die wens ontstond dankzij het lezen van een roman op de middelbare school. Uit wanhoop, omdat zijn verlangen haaks staat op de werkelijkheid, verkleedt hij zich ’s avonds als clown en gaat de straat op om de pias uit te hangen. De ik doet niet veel meer dan Wolf waarnemen: loopt hij achter zijn eigen leegte aan? Het probleem van dit iets te raadselachtige, hermansiaanse openingsverhaal – met een onbevredigend einde—is dat De Boer eerder vaag dan suggestief is. Een goede schrijver doceert nooit maar doseert wel effectief. Daar schort het bij De Boer nog aan.

Het langere verhaal ‘Balthasar Tak’ lijdt aan hetzelfde euvel. De jonge Tak, met een ietwat nonchalante lichaamshygiëne, vliegt vermoedelijk naar Australië. Het reisdoel – als dat er al is – onthult de alwetende verteller pas later. Die verteller loopt overigens de lezer eerder voor de voeten dan dat hij een en ander gewiekst onder spanning zet. Zelf heeft Tak geen enkele verwachting van zijn reis, die uitloopt op nederig hotelwerk en de dood, die de verteller onhandig en overbodig aankondigt op. (De Boer laat de verteller ook een fout maken met een oleanderstruik: eerst meldt de verteller dat Tak de naam oleanderstruik niet kent, later beseft Tak dat hij op een oleanderstruik lijkt.) Balthasar Tak heeft gestudeerd maar staat zeer onhandig in het leven. Hij ontbeert praktische (levens)kennis en blijft ronddobberen in zijn isolement. Reizen betekent voor hem meer lijden dan genot. Als tuinman in dienst van een hotel zou hij moeten weten dat het dierlijk bewind in hem een steeds grotere plaats inneemt en dat de dood dichtbij is. Balthasar Tak hoort meer bij de tuin dan bij de mensen. Zijn isolement, dat wil zeggen zijn non-communicatie, bekoopt hij met de dood: een vlammenwerper die een sprinkhanenplaag bestrijdt verbrandt ook hem.

Luchtkasteel

En toch is Nestvlieders een interessante eerste bundel, dankzij het grootste verhaal: ‘Luchtkasteel’. Het was beter geweest als De Boer deze titel tot boektitel had bevorderd, want ondanks hun existentiële richtingloosheid hebben zijn personages genoeg energie om op z’n minst een heftig verlangen te koesteren. Waar De Boer elders te vaag is en de non-communicatie te ver doorvoert of zijn ik-figuren louter waarnemers laat zijn, weet hij in ‘Luchtkasteel’ een spannende wisselwerking tussen twee mensen tot stand te brengen, inclusief een verrassend einde (dat wel een beetje als een deus ex machina tevoorschijn springt).

De ‘vechtvriendschap’ tussen ‘Ronja’ en ‘Prince’ (De Boers naamgeving vereist aparte aandacht) heeft een prettige onvoorspelbaarheid: ‘We schopten, scholden, vernielden en verraadden elkaar zo veel jaren zo consequent dat een hechte vriendschap na verloop van tijd onvermijdelijk werd.’ Bovendien maakt de vertelling werk van enige psychologische diepgang, inclusief tegenstrijdigheden. Wie is Prince? Een egocentrische streber op atletisch en academisch gebied of een complexe, verwende en pseudo-betrokken jongen die worstelt met onverwerkte emoties? En wie is dan Ronja, de geëngageerde lerares die zich niet alleen het lot aantrekt van ingesloten Chileense mijnwerkers maar ook dat van Prince? Hij belt haar vanuit Parijs in paniek op. Is het doodsangst of bezitsdrang? Ze komt. Wat zich daarna ontvouwt is niet alleen een mooi beschreven nachtelijke tocht door Parijs, opgeladen met beklemmende levensverhalen, maar ook een vertelling die durft neer te dalen in de krochten van botsende karakters. Hier krijgt het opgekropte, onvervulde verlangen bijna iets tastbaars. Bovendien weet De Boer in dit verhaal vruchtbaar op de Blauwbaard-mythe te variëren door Ronja tijdelijk te laten opsluiten: een verrassende verhaalwending.

‘Ik ben niks’, verzucht Prince in zijn leugenachtige, maar tegelijkertijd waarheidsgetrouwe verhalen, waar Ronja nauwgezet naar luistert. Dat zinnetje vormt het uitgangspunt van alle verhalen van Merijn de Boer. Zijn personages verkeren in een bestaansvacuüm en proberen de gierende leegte in hun dagelijks leven op te vullen, de één door één en al blik en waarneming te worden, de ander door eropuit te trekken, met of zonder doel. De Boers waarnemers doen manhaftige pogingen, die in het geval van ‘Luchtkasteel’ een geslaagde novelle hebben opgeleverd.

Nestvlieders is een onevenwichtige proefbundel (ik kondigde dit cliché al aan in de eerste zin van deze recensie), waarin Merijn de Boer gezocht heeft naar een productieve verhouding tussen psychologische dynamiek, suggestie en antirealisme/surrealisme. Die verhouding klopt wonderwel in ‘Luchtkasteel’.

Ik vind het jammer dat De Boer ervoor heeft gekozen zijn Vestdijk-verhaal uit de bundel te laten. Wellicht was hij bang te zeer met deze schrijver geafficheerd te worden. Dat begrijp ik wel, maar een echte schrijver moet ook moed durven tonen en vanaf het begin zijn beste werk inzetten.

Links

Meulenhoff, Amsterdam, 2011
ISBN 9789460928635
192p.

Geplaatst op 29/11/2011

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.