‘Aangestoken met creativiteit en enthousiasme’

In Kassel is niets wat het lijkt

Enrique Vila-Matas (vert. Nadia Ramer)

In de roman In Kassel is niets wat het lijkt wordt heel wat afgedacht. De zinnen volgen elkaar op als associaties en expliciet benoemde gedachten. Ideeën geven in dit boek het leven als in een snelle estafette door aan elkaar. Dat is vooral het gevolg van de tegelijkertijd eenzijdige en gevarieerde activiteit van de ik-verteller, die samenvalt met de auteur.

Hij werd uitgenodigd om op de dertiende Documenta (2012) in Kassel aanwezig te zijn als writer-in-residence. Gedurende enkele voormiddagen nam hij in een Chinees restaurant plaats om te schrijven, terwijl bezoekers hem konden bekijken. Geëxposeerd worden bleek weinig aangenaam. Daarom bekeek Vila-Matas zelf kunstwerken en dacht hij impressionistisch na over alles wat hij te zien kreeg. De auteur schreef zijn ideeën niet neer in een essay, maar probeerde de honderden gedachten en ingevingen te reconstrueren die hem tijdens die paar dagen overvielen. In Kassel is niets wat het lijkt is dus een verslag – een recensie-in-romanvorm, maar ook een reisdagboek, of een city book gekoppeld aan een artistiek evenement.

Documenta is een vijfjaarlijkse kunsttentoonstelling die sinds 1955 in Duitsland wordt georganiseerd – de veertiende editie is onlangs geopend. In de naoorlogse periode was het de bedoeling om kunst te tonen die onder het naziregime ontoegankelijk of verboden was; gaandeweg heeft het evenement zich ontwikkeld tot het belangrijkste internationale evenement in de kunstwereld, naast de biënnale in Venetië. Een künstlerischer Leiter maakt een tentoonstelling die een overzicht biedt van de actuele kunst. In 1993 maakte Jan Hoet er een ‘groot volksfeest’ van; in 2012 – de vorige editie, die centraal staat in het boek van Vila-Matas – was het de beurt aan Carolyn Christov-Bakargiev.

Of die editie een succes was, daarover liepen de meningen uiteen. Ik vond de tentoonstelling weinig coherent en bij momenten onbegrijpelijk, vooral omdat de statements van Christov-Bakargiev bijna zonder uitzondering en vermoedelijk intentioneel door interne tegenstellingen implodeerden. Een essay in de catalogus betitelde ze als The dance was very frenetic, lively, rattling, clanging, rolling, contorted, and lasted for a long time. ‘Art’, aldus Christov-Bakargiev, ‘is defined as much by what it is, as by what it is not; by what it does, or can do, as by what it does not, or cannot do; it is defined even by what it fails to achieve.’ Desondanks werden er niet zelden therapeutische krachten aan kunst toegeschreven die een onbevangen esthetische ervaring onmogelijk maakten – in Die Zeit werd de künstlerischer Leiter spottend omschreven als ‘die Heilerin’.

Een ander probleem betrof de overdaad: het was praktisch onmogelijk om alle kunstwerken op de dertiende Documenta te bekijken. De curator had de installaties, de performances, de sculpturen en de paviljoenen verspreid over onder meer het uitgestrekte Karlsauepark in Kassel, terwijl sommige kunstwerken – een film van Francis Alÿs, bijvoorbeeld – slechts te zien waren op een satelliettentoonstelling in Kaboel, Afghanistan. In een lange analyse in De Witte Raaf interpreteerden Dirk Pültau en Koen Brams deze overvloed als een ‘uitnodiging om het pak van de (kunst)consument definitief aan de wilgen te hangen’: ‘wie zijn bezoek opvat als een veroveringstocht komt van een koude kermis thuis’. Aan de ene kant lijkt dat waarachtig, omdat een dergelijk bezoek niet tot een checklist wordt gereduceerd en de bezoeker tot voorzichtige keuzes wordt gedwongen, of tot een dérive waarin niets moet en alles mag. Aan de andere kant: we kunnen in een supermarkt toch evenmin alle producten aanschaffen? Is onvolledigheid niet bij uitstek iets wat past bij een consumentenbestaan, net als het onvermogen tot overzicht en de chronische frustraties die dit veroorzaakt? Is het gevolg niet dag en nacht opspelende fomo – fear of missing out? Of was de gigantische tentoonstelling in Kassel net een oefening om met dat hedendaagse probleem om te gaan?

Van een dergelijke angst geeft Vila-Matas in zijn Documenta-roman geen blijk: instemmend laat hij zich een handvol werken tonen door enkele co-curatoren, waardoor hij nauwelijks meer dan twintig procent van deze editie onder ogen heeft gekregen – toch vreemd als je er later een roman aan wijdt, en niet erg chic ten opzichte van al die kunstenaars die je over het hoofd ziet ten voordele van hoogtepunten en grote namen.

Vila-Matas wordt dus niet door keuzestress, maar wel door andere angsten geplaagd. Hij is een ochtendmens: goedgemutst vangt hij elke dag aan, maar zodra de avond valt slaan zelftwijfel, depressie, paranoia en treurnis toe. Die problematiek heeft niets met Documenta te maken, maar de gedachten die de auteur overvallen worden er geregeld door gekleurd, bijvoorbeeld wanneer hij wanhoopt over het lot van het Europese continent of over zijn relevantie op een kunsttentoonstelling.

Vila-Matas is meestal onder de indruk van wat hij te zien krijgt, maar het lukt hem zelden om zijn ervaringen te verklaren. Bovendien zijn de gedachten die hij wijdt aan de kunstwerken (en aan kunst in het algemeen) zelden diepgaand en vaak contradictorisch; hier en daar worden het clichés. De belangrijkste oorzaak is dat de verteller niet eens zijn best doet. Hij is op ironische wijze onbetrouwbaar, en al te vaak doet hij zich voor als een buitenstaander die nooit eerder met kunst in aanraking is gekomen. Dat is voor Vila-Matas niet het geval: hij werkt bijvoorbeeld sinds 2005 samen met de Franse kunstenaars Sophie Calle en Dominique Gonzalez-Foerster, zoals het op zijn indrukwekkend volledige website is gedocumenteerd. Toch houdt Vila-Matas het graag simpel, en lanceert hij, zoals eerder aangegeven, in bijna iedere zin een idee dat in de afsluitende punt weer neerstort. Over The Invisible Pull van Ryan Gander – een onophoudelijke tochtstroom in de lege eerste zaal van het Fridericianum op de dertiende Documenta – schrijft hij:

Die onzichtbare impuls, die extra stimulans mocht dan misschien voor duizenden idioten van over de hele wereld het onderwerp van spot zijn, maar wat deed dat er nog toe, ik was verliefd geworden op dat briesje en op die impuls, en ik vermoedde bovendien dat er in dat duwtje, in die kracht iets verborgen zat wat me ontging, een geheime boodschap misschien.

Of die spot al dan niet terecht is, en wat die geheime boodschap kan zijn – Vila-Matas gaat er niet op in, wat niet helpt om de weerzin voor dit kunstwerk (en voor hedendaagse kunst in het algemeen) bij ‘duizenden idioten van over de hele wereld’ weg te nemen. Even onbevredigend is zijn gegoochel met de term avant-garde en de romantische manier waarop avant-gardistische kunst als onlogisch of krankzinnig wordt gebrandmerkt. ‘Niets was onmogelijk in een stad als Kassel, die haar deuren had opengezet voor de ideeën van de avant-garde en daarmee impliciet alle logica afwees.’ Of elders: ‘Van de genodigde kunstenaars werd immers geëist dat ze werkten volgens de avant-gardistische parameters van waanzin op grote hoogte.’ Een groot deel van de verwezenlijkingen van de historische avant-garde (en van veel goede hedendaagse kunst) is allesbehalve irrationeel, maar getuigt van logisch denkwerk, intellectuele abstractie en vormelijke reductie. Het is daarnaast een kleine stap van kunstenaars waanzinnig noemen naar ze spottend aan de kant schuiven.

Ook aan onmachtige dooddoeners is er geen gebrek: ‘Want het effect dat sommige van deze Documenta-kunstwerken op mij hadden,’ aldus Vila-Matas, ‘was dat ik diep vanbinnen veranderde.’ ‘Urenlang kijken naar zulke onconventionele kunst had me ten slotte een heel goed gevoel opgeleverd.’ ‘Kassel had me aangestoken met creativiteit en enthousiasme.’ ‘En toen dacht ik: kunst is iets wat ons overkomt.’ Tegelijkertijd noteert hij, wanneer hij een ex van een oude vriend tegen het lijft loopt: ‘Wie had gedacht dat er echt iets zou gebeuren?’ Zijn kunstwerken – en de aan kunst ontleende ervaringen – dan niet echt?

Een hoogtepunt op de Documenta in 2012 – en dat is iets waar bijna alle commentatoren het over eens waren – was Untilled van Pierre Huyghe. Vila-Matas’ beschrijving van dit environment (om een seventies-woord te gebruiken) is effectief, en hij biedt ook een interpretatiemogelijkheid aan.

Rook was het eerste wat ik zag toen we over een modderig pad het hoekje van het park naderden waar Untilled zich bevond, de ongelooflijke, onvergetelijke installatie van Huyghe. Grond die bewerkt, geploegd, ingezaaid moest worden? Wat me tijdens mijn eerste bezoek aan deze plek vooral opviel, was de vreemde sfeer ervan. Je kon hier niet onbewogen blijven. Je merkte meteen dat het een van de belangrijkste plekken van Documenta was. […] De Franse kunstenaar had een deel van het park waar een Franse tuin was aangelegd, oftewel een stuk park met ordentelijke natuur, omgevormd tot een tijdloze plek in aanbouw/afbraak, met levende en levenloze elementen. Opvallend was de aanwezigheid van twee honden, die hier rondliepen als onderdeel van het kunstwerk. Een van de twee was heel beroemd (de ene waarvan één poot roze geverfd was), de bekendste hond in Europa op dat moment en voor Documenta 13 een ware icoon. Een van de zonderlinge gedachten die in me opkwamen toen ik deze vreemde plek zag, was dat hij speciaal voor mij gemaakt was – of voor mensen die erg op mij leken –, zodat we onder invloed van de doordringende humusgeur beter konden nadenken over de dodelijke uitputting van het Westen, over de tekenen van een slopende vermoeidheid die we overal op het continent waarnemen.

De volgende bewering – dat Untilled succesvol is omdat het gaat om ‘hypothetische kunst in de periferie van de periferie’, weg van ‘musea en galerijen’ – slaat dan weer nergens op: aan Documenta is niets perifeer, want het gaat om het centrale evenement van de kunstscene; hier worden reputaties bevestigd en carrières gelanceerd. Het is tekenend voor de welwillende waan die zich van Vila-Matas meester heeft gemaakt tijdens zijn dagen in Kassel, maar vermoedelijk heeft het ook te maken met wat er vaak gebeurt als er met fictie (of ‘creatief proza’) op beeldende kunst wordt gereageerd, vooral als dat op invitatie plaatsvindt: een sfeer wordt nagebootst, uitgangspunten worden onbewust overgenomen, maar de tekst krijgt er niet meer bestaansrecht door, zeker niet als de auteur gebruikelijke methodes kan handhaven. Over eerder werk van Vila-Matas schreef Jacq Vogelaar dat de Spaanse schrijver anekdotes, gebeurtenissen en invallen verzamelt, in plaats van te werken ‘vanuit een bindend idee’.

Het is geen toeval dat curator Carolyn Christov-Bakargiev In Kassel is niets wat het lijkt haar favoriete recensie heeft genoemd van de dertiende Documenta. Hoewel Vila-Matas in zijn boek vele eigenschappen van de vorige editie heeft overgenomen, is er meer nodig voor een terugblik die recht doet aan de grootse mogelijkheden van deze vijfjaarlijkse gebeurtenis.

De Geus, Amsterdam, 2017
ISBN 9789044538229
286p.

Geplaatst op 14/06/2017

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.