Samenleving

De noodzaak van verzet

Een man als Daan

Rudie van Meurs

De recente Nederlandse verkiezingen hebben veel verbijsterende reacties opgeleverd, maar de verbijsterendste voor mij was die van Sharon Dijksma op de desastreuze nederlaag van de PvdA. Dijkstra verklaarde zonder blikken of blozen dat de boodschap van haar partij kennelijk niet bij de kiezers was aangekomen. De PvdA is al meer dan dertig jaar in verval en zelfs nu het definitieve einde in zicht is, begrijpen de leiders van deze partij hun probleem nog steeds in termen van marketing. Volgende keer nemen ze gewoon een ander reclamebureau in dienst en dan zullen de mensen vast wel snappen waarom neoliberaal beleid het beste is dat ze zich kunnen wensen.

Het gaat me nu niet om de verachting van de kiezers die uit deze manier van denken spreekt. Kennelijk heeft de leiding van de PvdA ook geen benul meer van de geschiedenis van de partij en de beweging waaruit ze is voortgekomen. Dijksma en haar bentgenoten zouden er daarom goed aan doen Een man als Daan van Rudie van Meurs (1939) te lezen. Dit boek zou je een exemplarische biografie kunnen noemen – de titel is in elk geval programmatisch. Van Meurs is er namelijk in geslaagd om aan de hand van de levensbeschrijving van Daan van Horssen de geschiedenis van de arbeidersbeweging navoelbaar te maken en te laten zien waar het die beweging allemaal om te doen was.

Bevrijding begint boven

Daan van Horssen wordt aan het begin van de twintigste eeuw geboren als oudste zoon in een gezin van negen kinderen, de miskramen en jong gestorven kinderen niet meegerekend. Het gezin woont in een klein zelfgebouwd huisje in Hellouw, aan de Waal. Samen met vijf broertjes en zusjes slaapt Daan op de zolderkamer, waar het in de winter door het dak heen sneeuwt en ’s zomers krioelt van de vlooien, luizen en andere nare beesten. Daans vader maakt zijn zoon ’s ochtends om half zes wakker, net voordat hij naar zijn werk in de plaatselijke steenfabriek gaat. Samen met twee broers verzorgt Daan dan de paar geiten en varkens van het gezin. Op het menu staan steevast aardappelen, brood en pap. Het drinkwater komt uit de sloot, een riolering is er niet. De toch al schaarse medische verzorging is niet te betalen, noch voor de ouders van Daan, noch voor de andere arbeiders uit het dorp.

Deze desolate toestanden worden zorgvuldig in stand gehouden door een klein groepje notabelen dat het dorp bestiert: de notaris, de directeur van de steenfabriek en een paar herenboeren. Het wordt Daan al snel duidelijk dat hij, om zich tegen hun macht te verzetten, een andere mindset nodig heeft. Of, om met de terminologie van de belangrijkste denker van de arbeidersbeweging te spreken: met zijn valse bewustzijn moet breken.

Daans vader omarmt zijn lot namelijk nog volledig: hij ziet de armoede waarin zijn gezin leeft als beproeving op weg naar het eeuwige leven en de machtsverhoudingen als de door God gegeven orde, waaraan niet mag worden getoornd. Daan begrijpt onder invloed van zijn socialistische grootvader dat de religie van zijn vader de metafysische knuppel is waarmee zijn uitbuiting in stand wordt gehouden.

Maar bij de mentale bevrijding komt meer kijken dan alleen een emancipatie van een slavengodsdienst. De wereld waarin Daan opgroeit is nog een volledig betoverde, een wereld waarin de mens een speelbal is van krachten die hij niet begrijpt. Op latere leeftijd zal Daan er zo op terugkijken:

Ik weet niks en er is niemand die mij een verklaring geeft. Hoe gebrekkiger de mensen de natuur en hun omgeving kennen, hoe gemakkelijker ze zich van alles inbeelden. Van een vrouw die in het zwart over de dijk loopt, wordt gezegd dat ze kan toveren: elke lente, op dezelfde tijd, gaat er een knotwilg dood en dat doet die vrouw. Dat geloof ik. Als het hevig onweert en de bliksem op de aarde neerslaat, kan het gebeuren dat ineens de wereld zal vergaan en de jongste dag is aangebroken. Dat leert de dominee ons. Tussen de zwarte, grillig gevormde wilgenstoven in de uiterwaard spookt het ’s avonds, daar komen we dus niet.

Al vroeg begint Daan zich tegen deze wereld te wapenen door kennis te vergaren, uit de socialistische krant die hij leest, op de bijeenkomsten en cursussen van de vakbond en de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Beetje bij beetje wordt Daans wereld beheersbaar. Als één van de eersten in het dorp onderkent hij het belang van schoon drinkwater, slaat hij waterputten en bedenkt een filtersysteem. Ook leert Daan – Van Meurs beschrijft het in een aandoenlijk stijve dialoog – zijn vrienden over periodieke onthouding en voorbehoedsmiddelen.

De mogelijkheid van een revolutie

Van Meurs weet met Daans levensverhaal ook op een goede manier zichtbaar te maken welke strategie de arbeidersbeweging hanteerde. Politieke macht was binnen die strategie slechts een middel; het doel was het verbeteren van het lot van de arbeiders. Als de plaatselijke afdeling van de SDAP wordt opgericht, opent het partijbestuur een coöperatieve slagerij. Vlees wordt er verkocht tegen kostprijs, gezinnen die helemaal niets kunnen betalen krijgen gratis varkenskoppen en varkenspoten.

Ook scholing is een belangrijk strategisch doel. Die dient niet alleen de vorming van een nieuw bewustzijn, maar ook de consolidering van de positie van de arbeider in tijden van snelle technologische vooruitgang. Daan begrijpt heel goed dat het kapitaal elke innovatie aangrijpt om de arbeiders buitenspel te zetten, zeker als ze georganiseerd zijn en zich van hun serviliteit hebben bevrijd. De arbeiders kunnen zich daartegen alleen verweren door zich de nieuwe technieken zo snel mogelijk eigen te maken. Dat neemt echter niet weg dat de eerste maaimachines in het dorp, die een halve volksstam landarbeiders in één klap werkeloos maken, worden gesaboteerd.

Daarmee zijn we bij een onderwerp dat in onze politieke cultuur volledig taboe is geworden: geweld. In onze tijd wordt het begrip ‘geweld‘ gebruikt om iedere vorm van dissidentie de kop in te drukken. Maar het is nu eenmaal zo dat privileges alleen dan worden opgegeven als behoud voor de mensen die ze genieten geen optie meer is. Nederland zou geen minimumloon kennen, geen sociale zekerheid en geen gezondheidszorg zonder mensen die bereid zijn geweest de ruiten van de notaris in Hellouw in te gooien toen die er midden in de crisis van de jaren dertig een verlaging van de werkelozensteun doordrukte. Daan riep de stenengooiers overigens tot de orde, maar hij zal best begrepen hebben dat hij zonder hen nooit zijn politieke doelen had kunnen realiseren. Om verandering te bewerkstelligen is niet altijd een revolutie nodig. De mogelijkheid van een revolutie is echter onontbeerlijk.

Het geweld dat de arbeidersbeweging soms gebruikte moet ook gezien worden in de context van de bikkelharde repressie waarmee ze zich geconfronteerd zag. Daans leven is een aaneensluiting van uitbuiting en buitensluiting. Als late leerling mag hij pas op zijn zevende naar de lagere school, terwijl er voor de nog later geboren dochter van de veldwachter een uitzondering wordt gemaakt. Een baan bij Phillips wordt hem ontzegd omdat hij lid is van de SDAP. Vrijwel zijn hele leven verricht hij slecht betaald, lichamelijk werk – op de lagere school spoedt hij zich ’s middags naar de steenfabriek om daar drogende stenen om te draaien. Als hij meewerkt aan de bouw van de brug bij Zaltbommel ziet hij uitgeputte kameraden in het water vallen en verdrinken. In de crisisjaren, wanneer hij in het ijskoude water met een beugel de rivier staat uit te baggeren – in het kader van de werkverschaffing worden de dure machines niet meer gebruikt – ziet hij zich geconfronteerd met sadistische controleurs, die elke gelegenheid aangrijpen om werkelozen van steun uit te sluiten. En om hem van de macht af te houden, is geen middel te kwaad: in de gemeenteraad staat decennialang een cordon sanitaire om de SDAP heen en nog in de jaren zeventig zorgt de gereformeerde directrice van het bejaardentehuis ervoor dat de bewoners niet op de PvdA stemmen.

Rouw

Maar gaandeweg, na veel nederlagen, weet de arbeidersbeweging het tij te keren. Niet in de laatste plaats omdat ze bereid zijn bijzondere coalities aan te gaan. Daan maakt bijvoorbeeld gemene zaak met de SGP. Die partij komt namelijk bij de verkiezingen steevast een paar stemmen tekort voor een zetel in de gemeenteraad. Daan haalt een paar arbeiders over om op de SGP te stemmen en zo krijgt de partij wel een zetel, waardoor samen met de SDAP eindelijk het machtsmonopolie van de ARP en de CHU kan worden gebroken.

De successen die dan worden geboekt zijn enorm: het dorp krijgt een waterleiding, een openbare school en een dorpshuis. Armoede verdwijnt en de arbeiders worden beschermd tegen willekeur en uitbuiting. Het grootste lokale succes is waarschijnlijk de bouw van een verzorgingstehuis, met uitzicht op de rivier. Maar het succes beklijft niet. Wanneer Daan eind jaren tachtig door een hersenbloeding wordt getroffen en in het tehuis aan de dijk terechtkomt, moet hij daar snel weer weg. Het gebouw moet namelijk plaats gaan maken voor luxe appartementen – een besluit dat overigens wordt gesteund door de raadsleden van de PvdA. Daar blijft het niet bij. Als Daan vervolgens naar een andere locatie wordt gereden, merkt hij dat het landschap waarin hij het grootste deel van zijn leven heeft doorgebracht op een fundamentele manier is veranderd:

Aan de dijk ziet hij ineens huizen die hij niet herkent: vierkante op elkaar gestapelde blokken met ramen zo groot als de wanden van een zeeaquarium, die de oorspronkelijke nederige dijkhuizen hebben vervangen. In de tuinen rondom hebben tuinarchitecten zulke grote blokken steen laten stapelen dat het basalt aan de waterkant erbij in het niet valt. Op de borden aan de hoge palen wordt de bouw aangekondigd van nog meer herenhuizen, patiowoningen en – Daan tuurt met samengeknepen ogen – ‘beachhuizen’ en ‘ruimtelabs’. Het lijkt wel of alles hier concurreert met het oude, prachtige kasteel Loevestein aan de overkant van het water. Daan voelt zich een vreemdeling in eigen land, alles is groot, grof en grimmig geworden. In de verte zwelt het geluid aan van een oneindige file op de rijksweg, en er dreunt elke acht minuten een trein over de Betuwelijn. En afgelopen nacht was de hemel boven de Bommelerwaard weer rood gekleurd door een helse gloed uit de tuinbouwkassen.

Het landschap dat Daan hier aan het einde van zijn leven ziet, is volledig gedomesticeerd. In zekere zin is dat een goede zaak: het is niet langer de grillige, onbegrijpelijke woestenij uit zijn jeugd. Maar het is niet veranderd in een socialistisch landschap, dat dienstbaar is gemaakt aan iedereen. Integendeel: dit landschap is er om te worden geconsumeerd en steeds meer kapitaal te accumuleren.

Het is één van de redenen waarom Daan met wroeging op zijn leven terugkijkt en zich afvraagt of zijn taaie, consequente verzet wel de moeite waard is geweest. Zijn huwelijk was ongelukkig en na een miskraam kon zijn vrouw geen kinderen meer krijgen. Daarmee is op persoonlijk vlak zijn grote drijfveer, namelijk dat zijn kinderen het ooit beter zouden hebben, niet in vervulling gegaan.

En niet alleen op persoonlijk vlak. Daan ontleende zijn identiteit aan zijn politieke strijd: hij was geen Nederlander, geen christen of een Europeaan, hij was een arbeider, een vakbondsman, een socialist. Maar de wereld waarin hij oud wordt, inclusief de instituties die de arbeidersbeweging in het leven heeft geroepen, verklaart dat alles voor obsoleet. Op de plek van de autoritaire notaris zit nu een manipulatieve oogarts, die Daan rustig uitlegt dat hij voor zijn eigen bestwil geen nieuwe ziekenfondsbril krijgt: hij moet met zijn beperkte zichtvermogen leren leven. Bovendien: heel lang plezier zal hij er toch niet meer van hebben. Daan, net bijgekomen van zijn hersenbloeding, vindt de kracht om de man een klap op zijn ogen te geven, maar beseft dat hij opnieuw aan het verliezen is.

Dat maakt Daan tot een tragische figuur. Maar juist daarom is zijn levensverhaal zo’n krachtig medicijn tegen politieke afasie en een rijke bron van inspiratie en wijsheid voor iedereen die zich vandaag de dag tegen armoede, uitsluiting en repressie wil verzetten. Rosa Luxemburg constateerde meer dan een eeuw geleden al dat de geschiedenis van het socialisme een aaneenschakeling van nederlagen is. Rouw over die nederlagen, zoals Richard Seymour een paar maanden geleden op zijn blog schreef, is een vitaal element in elke oprechte linkse politiek. Rouw, in de zin van het actief ontwikkelen van een relatie met dat wat er niet meer is, voorkomt defaitisme en geneest ons van de kapitalistische obsessie met succes. Het behoedt voor een herhaling van de fouten uit het verleden en beschermt tegen overspannen heilsverwachtingen. Van Een man als Daan gaat zodoende een activistische imperatief uit: we moeten Daan kleinkinderen geven.

Voor Gerrit

Bas Lubberhuizen, Amsterdam, 2017
ISBN 9789059374652
239p.

Geplaatst op 01/05/2017

Categorie: Samenleving

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.