Bezette gebieden van Arnon Grunberg is een vervolg op het vier jaar geleden verschenen Moedervlekken. Dat laatste boek karakteriseerde ik destijds als de domineespoëzie van onze tijd: het suggereert betrokkenheid, met name doordat zo ongeveer elk actueel thema uit het maatschappelijke debat in de roman verwerkt wordt, maar resulteert in een bevestiging van de politieke en culturele status quo. Op die kritiek is gereageerd, onder meer door Jeroen Dera en Yra van Dijk. Het lijkt me goed om aan de hand van Bezette gebieden op die reacties in te gaan.
Allereerst omdat het een beetje gratuit is om uit te leggen waarom ook Bezette gebieden machtsaffirmatief is – het is tenslotte een vervolg – maar ook omdat het bespreken van een concreet werk de discussie over ideologiekritiek goed kan doen. Die discussie verloopt namelijk – om het voorzichtig uit te trekken – moeizaam, vooral omdat critici ideologiekritiek steeds weer reduceren tot een karikatuur. Zelfs bij de Kellendonklezing kom je ermee weg.
De kritiek van Dera en Van Dijk valt echter wel serieus te nemen. Ze verwijten me Grunbergs visie op de wereld met die van zijn hoofdpersoon Kadoke te verwarren. Diens opvattingen en kijk op de werkelijkheid zijn weliswaar in veel opzichten problematisch, maar juist doordat deze zo nadrukkelijk voor het voetlicht treden, zou de roman tot kritische reflectie uitnodigen. Nu is het natuurlijk zo dat romans op die manier kunnen werken: een gewelddadig personage, om maar wat te noemen, kan reflectie op geweld afdwingen. En in het geval van Moedervlekken en Bezette gebieden is het ook niet zo moeilijk om Kadoke te duiden als personage waarmee, zeg, links-liberale lezers van De Groene Amsterdammer een spiegel voorgehouden wordt.
Alleen vind ik die interpretatie oppervlakkig, en wel om twee redenen. Ten eerste ligt lang niet alles wat de lezer in Moedervlekken en Bezette gebieden tot zich neemt besloten in de belevingswereld van het hoofdpersonage. Sterker nog, de spanning bij Grunberg komt juist vaak voort uit de botsing van Kadokes gedachtewereld met datgene wat hem de facto overkomt. Juist in die botsing manifesteert zich de ideologische portee van de roman.
Een goed voorbeeld is te vinden in de eerste helft van Bezette gebieden. Het vagelijk hoopvolle slot van Moedervlekken is inmiddels uitgelopen op een ramp, althans voor Kadoke. Michette, de suïcidale en onbehandelbaar verklaarde jonge vrouw die hij in huis nam om haar quasi als therapie voor zijn bejaarde moeder te laten zorgen, pakt op de eerste pagina’s haar biezen. Ze is een relatie aangegaan met een schrijver die haar verhaal over Kadokes behandeling in een roman verwerkt. In die roman heeft het personage waarvoor Kadoke model staat een intieme relatie met het personage waarvoor Michette model staat. Michette treedt samen met de schrijver in een televisieprogramma op en noemt Kadoke bij naam en toenaam. Een schandaal is geboren: Kadoke wordt grensoverschrijdend gedrag verweten, verliest zijn baan en krijgt een mediale shitstorm over zich heen. Uiteindelijk grijpt hij een tamelijk toevallige ontmoeting met een ver familielid uit Israël aan om halsoverkop te emigreren.
Bij dit alles ervaart Kadoke zichzelf als slachtoffer en dat is zeker niet in alle opzichten terecht. Maar in veel opzichten is hij wel degelijk objectief slachtoffer. De haatmail die hij krijgt, ontvangt hij wel degelijk en die is doorspekt met antisemitisme. Dat het schandaal bewust ter promotie van het boek is opgezet, is niet alleen een interpretatie van Kadoke. Het cynisme van de schrijver en diens uitgever, de hijgerigheid van de journalisten die over het schandaal berichten, de zelfgenoegzaamheid van de beroemdheden en de opiniemakers waarmee Kadoke zich geconfronteerd ziet – het zit niet alleen in Kadokes hoofd, het blijkt ook uit wat die personages zeggen en hoe ze handelen. Het is dan ook Grunberg die, door dergelijke personages in het leven te roepen, maatschappijkritiek bedrijft en daarbij ideologische keuzes maakt.
Brisant is in dit verband het hoofdstuk waarin Kadoke aan een talkshow deelneemt. Het heet dat hij er zijn weerwoord mag doen, maar uit de beschrijving blijkt duidelijk dat zijn optreden alleen maar dient om het schandaal verder uit te vergroten. Op een gegeven moment uit een van de andere gasten aan tafel zich als volgt:
‘Ik heb zo genoeg van die mannen die altijd weer hun straatje schoonvegen,’ zegt een mevrouw van wie [Kadoke] nog nooit heeft gehoord, maar die kennelijk kookboeken schrijft en binnenkort een eigen kookprogramma krijgt waarover ze na Kadoke zal vertellen. De psychiater zit tussen de politiek en het kookprogramma ingeklemd. De dame van het kookprogramma gaat verder: ‘U neemt een weerloos meisje mee naar huis over wie u zelf zegt dat ze er een eind aan wil maken en dan moeten wij geloven dat er niets is gebeurd. Die tijden zijn voorbij, dat geloven we niet meer.’
Het lijkt me evident dat er in deze passage aan de #MeToo-beweging gerefereerd wordt (de beweging wordt trouwens in een vergelijkbare scène bij naam genoemd en er verschijnt een kritisch artikel over Kadoke onder de titel ‘#MeToo en de psychiatrie’). Het lijkt me echter ook evident dat #MeToo hier opgevoerd wordt zoals ze door haar tegenstanders wordt neergezet: ongenuanceerd, pedant, agressief, gretig gebruik makend van trial-by-media en bevolkt door vrouwen die zich met koken bezig zouden moeten houden. Door de beweging uitsluitend op die manier te representeren, kiest Grunberg nadrukkelijk partij. Een verrassing is dat overigens niet: in zijn columns verdedigt hij met veel retorisch vuurwerk de belangen van de Woody Allens van deze wereld.
Nu zou je met enig recht kunnen argumenteren dat de romancier Grunberg een paradoxaal spel aan het spelen is. Kadokes gedrag laat zich namelijk op een aantal momenten even goed duiden als een tamelijk hatelijke karikatuur van #MeToo, of meer in het algemeen van het activisme waarmee de culturele industrie de afgelopen jaren te maken kreeg. Zo gaat hij persoonlijk verhaal halen bij de schrijver en diens uitgever, protesteert hij bij een literaire prijsuitreiking en gooit hij uiteindelijk zelfs de roman in een zelf gestookt vuurtje in zijn achtertuin. Probeert Grunberg reflectie uit te lokken door karikatuur tegen karikatuur uit te spelen?
Het is zeker zo dat de paradox het structuurprincipe van Bezette gebieden is. Kadoke is de Jood die boeken verbrandt. Hij distantieert zich van zijn Joodse afkomst en gaat in een Israëlische nederzetting in de bezette gebieden wonen. Hij is de redelijkheid zelve die steeds weer volkomen impulsief handelt. In de eerste helft van het boek wordt hij tegen wil en dank uitgekotst en in de tweede helft tegen wil en dank tot Messias verheven. Anat, het verre familielid waarvoor Grunberg naar Israël migreert en met wie hij uiteindelijk trouwt, is een fanatieke voorstander van de nederzettingenpolitiek en ontwaart in zo ongeveer alles een antisemitisch complot. Toch maakt ze van haar seksleven een spel waarin ze een Joodse vrouw is die zich door een SS-er laat misbruiken om niet de gaskamer in te hoeven. Tegenover de antisemitische trollen in Kadokes e-mail en de sociaal genoemde media plaatst Grunberg Rianne, de thuishulp die Kadoke en zijn vader terroriseert met haar obsessie voor het Jodendom, ingegeven door haar lidmaatschap van Christenen voor Israël. Verder is er geen dramatische dialoog te vinden of er is wel iemand uien aan het snijden, aardappels aan het schillen of tevergeefs aan het proberen een espresso te bestellen. Als Kadoke gaat trouwen, belandt hij natuurlijk eerst op de verkeerde bruiloft, want de plechtigheid moet wel vergezeld gaan van een farce. En we worden continue getrakteerd op dit soort overwegingen:
Het vallen maakt hem duizelig, vaag kan hij zich een gevoel van duizeligheid herinneren als hij aan zijn eerste verliefdheid denkt. Alsof de maatschappelijke val en de verliefdheid iets gemeen hebben, de sensatie van geluk.
Precies in dit schier dwangmatige gebruik van de paradox zit de tweede reden waarom ik niet geloof in de kritische potentie van Grunbergs werk. Want als alles altijd elkaars tegendeel is, als al het banale verheven en al het verhevene banaal is, al het vreemde vertrouwd en al het vertrouwde vreemd, elk masochisme sadisme en elk sadisme masochisme, elke redelijkheid waanzinnig en elke waanzin redelijk, elke liefde haat en elke haat liefde, wat doet het er dan allemaal nog toe? Zeker, Grunberg houdt zijn lezers een spiegel voor, in de zin dat hij laat zien dat de wereld in rap tempo naar de gallemiezen gaat. Maar door alles tegen elkaar uit te spelen, door alles tegen elkaar weg te strepen, wordt die ondergang onafwendbaar. Er is niets meer aan te doen.
Ook is er in dit door paradoxen geregeerde universum geen plaats voor de ander. Goed, er is Fahed, de Palestijnse man met wie Kadoke, getrouwd en wel in de nederzetting, een affaire aangaat. Maar dat personage is in veel opzichten een oriëntalistisch cliché: wijs, groot, mooi, sterk en niet gebonden aan westerse noties over seksuele geaardheid. Bovendien reproduceert Grunberg met dit personage misvattingen over de situatie in Palestina. Fahed wordt aan het slot van de roman door Anat vermoord, waarmee Grunberg het antagonisme tussen de Israëli en de Palestijn bevestigt. Dit antagonisme is echter, zoals elk antagonisme in Bezette gebieden, op een eerder moment gerelativeerd. Als Kadoke zijn affaire aan Anat opbiecht en vertelt wie Fahed is, noemt hij hem een Palestijn. Fahed herinnert hem er vervolgens fijntjes aan hoe ironisch het is dat juist Kadoke, die zo nadrukkelijk afstand wil bewaren tot het Jodendom en zeker tot de ideologie achter de nederzettingenpolitiek, zich met deze beschrijving tevreden geeft. Ziedaar de paradox: Fahed wil, net als Kadoke, in de eerste plaats als mens waargenomen worden. Hoezeer de geschiedenis ze ook uit elkaar gedreven heeft, de Palestijn is net als de Israëli.
Juist die aanname van ‘twee kanten’, al dan niet relatief, is door Palestijnse auteurs steeds weer bekritiseerd en speelt überhaupt een funeste rol in discussies over repressie. De verhouding tussen Israëli’s en Palestijnen, net als die tussen Duitsers en Joden vijfenzeventig jaar geleden, of die tussen Europeanen en Afrikanen nu, is namelijk niet die van twee gelijkwaardige partijen met tegengestelde belangen die, om hun conflict te overwinnen, moeten ontdekken wat ze gemeen hebben. De verhouding is die van onderdrukker en onderdrukte, waarbij de eerste de laatste al dan niet bewust diens menselijkheid ontneemt. Dat wil niet zeggen dat de vorm van onderdrukking in de genoemde voorbeelden van dezelfde orde is. De fundamentele asymmetrie in de verhoudingen is echter wel vergelijkbaar en wie die niet onderkent, houdt de onderdrukking in stand. Door de tegenstellingen tussen Kadoke en Fahed als schijnbaar neer te zetten en daarmee toch weer een symmetrie te veronderstellen, doet Grunberg precies dat.
Bezette gebieden eindigt ronduit desolaat. Anat zit in de gevangenis, maar ziet zich voor de moord op Fahed door God beloond met een zwangerschap. Grunberg laat Michette in de nederzetting verschijnen. Ze is door haar vriend aan de kant gezet en wil Kadoke nu haar nieuwste lied ten gehore brengen, dat ‘Kankerpsychiater’ heet. Tot zover de kunst, kennelijk. Ook Kadokes verhouding tot zijn vader – toch de rode draad in Bezette gebieden en Moedervlekken – spitst Grunberg toe in een patstelling:
Uren zit hij naast vader die alles weet en niets zegt: ‘Waarom heb je eigenlijk gezwegen?’ vraagt Kadoke. ‘Waarom heb je nooit iets gezegd?’
‘Het verleden wordt er niet beter op als je erover spreekt,’ antwoordt vader. ‘Dat denken jullie, maar het is een misvatting.’
Ik begrijp dat Grunberg met deze dialoog een realiteit onder woorden brengt, namelijk het onvermogen van overlevenden van de Shoah om over hun ervaringen te spreken, juist met hun kinderen, hoe graag ze dat vaak ook zouden willen. Maar de referentie aan dit onvermogen heeft in de context van het desolate slot van Bezette gebieden een specifieke betekenis. Het is nog weer een bevestiging dat er geen hoop meer is, geen uitweg en al helemaal geen alternatief. Sterker nog, het is de bevestiging, want er is weinig waar zo’n sterke morele zeggingskracht van uitgaat dan de verwijzing naar Auschwitz.
Die bevestiging is een probleem. Want natuurlijk is het zo dat wie naar het verleden kijkt, zeker naar Auschwitz, alle hoop moet laten varen. Het verleden wordt niet beter, niet als je erover spreekt, niet als je erover zwijgt, niet als je wat dan ook doet omdat, om met Gershom Scholem te spreken, met de doden geen gesprek mogelijk is. Maar die wanhoop op het heden projecteren, is defaitisme. En in een deel van de wereld en voor een publiek dat voornamelijk profiteert van alle globale misstanden, is defaitisme vooral een geruststelling. Het maakt dat Bezette gebieden geen kritisch boek is, ook al worden veel van die globale misstanden benoemd. In een tijd als de onze, in een land als België of Nederland, biedt kritische literatuur een nieuw, open venster op de wereld en laat ons geloven in een betere toekomst. Of weet ze tenminste het verlangen naar dat geloof wakker te houden.
Recensie: Bezette gebieden van Arnon Grunberg door Gijsbert Pols
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.