Profeten van de groei (1)

De Kloof

Piet Depuydt

Deel 1. Groen van de dollar

Lees hier deel 2 van ‘Profeten van de groei’, ‘Alwetende schrijvers‘.

‘Alleen als je rijk bent kun je laten zien dat je succes hebt,’ aldus Rijkman Groenink, voormalig bestuursvoorzitter van ABN-Amro. Hij gaf daarmee een goede definitie van de betekenis van geld vandaag. In een wereld waar marktdenken domineert – ‘vrij ondernemerschap primeert’ – is rijkdom een kwantitatieve maatstaf geworden voor een moeilijk meetbaar, want kwalitatief gegeven: een geslaagd leven. Geld verschaft eer en erkenning, het levert je uitnodigingen en spreekrecht op. Denk aan de bankier, kunstverzamelaar en voetbalvoorzitter Dirk Scheringa die, op het hoogtepunt van de bankencrisis, voorstelde om met een zakenkabinet orde op zaken te stellen in de Nederlandse economie. Hij mocht het verkondigen in de Volkskant, volgens velen een linkse krant.

Dat Nina Storms, onder de naam Nina Brink tot 2000 bestuursvoorzitter van World Online, stelde dat er in Nederland een taboe berust op het nastreven van rijkdom, lijkt niet langer waar. In ieder geval niet meer sinds de tijd dat de zakenvrouw flirtte met de idealen van love & peace in de jaren zeventig, het laatste decennium van een naoorlogse periode waarin, zoals historicus Tony Judt opmerkte, het vergaren van rijkdom als doel op zich nog werd geminacht, zelfs door degenen die zelf vermogend waren. In de jaren tachtig volgde de ideologische wending. Sindsdien mogen kinderen – ikzelf was er daar een van – openlijk dromen van de rijkdom die hun later te wachten staat, wat Nina Storms twee decennia eerder nog heimelijk moest doen. Op haar vijftiende schreef ze een gedicht over geld, waarin ze de liefde voor de herfstbladeren tegenover de liefde voor het groen van de dollar plaatste. De dichteres wilde genieten van zowel herfstig bruin als groengekleurde dollars – waarmee ze profetisch de wijsheid verwoordde van de huidige meerderheid, die, om op een Engels spreekwoord te variëren, zijn stuk van de taart wil behouden en het tegelijk wil opeten.

De recente verkoopcijfers van een reeks ‘biografieën van bedrijfsfalen’ (voortaan: BVB’s), zou met wat wishful thinking kunnen worden toegeschreven aan een onbehagen over het geld = succesdenken. Het gaat om boeken als De kloof (over Fortis) van Piet De Puydt, Nina (over Worldonline) van Eric Smit, De vastgoedfraude (over Bouwfonds en Philips Pensioenfonds) van Vasco van der Boon en Gerben van Marel en Het Drama Ahold en De Prooi (over ABN-Amro) van Jeroen Smit. Zelf zijn de BVB’s succesvolle ondernemingen. Met hun vierhonderdplus pagina’s pronken ze op de non-fictietafels van de boekhandels als spiegelende kantoortorens op een zichtlocatie. Stevig in de markt gezet met een aansprekende kaft, pakkende titel, twee katernen kleurenfoto’s en hoofdstuksamenvattingen voor degenen die normaliter liever een afstandsbediening dan een boek in handen nemen.

Retailer of the Year

Maar enige scepsis is vereist. Het onbehagen over de geaccumuleerde rijkdom lijkt pas te ontstaan wanneer het succes van de ondernemer omslaat in falen en er veel geld (beleggingsgeld, belastinggeld) verloren gaat. Dan is de topondernemer in één klap zijn aura kwijt en wordt met zonden overladen de woestijn ingestuurd. Opeens is de succesvolle chief executive officer, in de financiële pers gelauwerd omdat zijn (haar) beleid de koersen omhoog stuwde, een ordinaire graaier. Dat gescheld verraadt de onmacht tegenover een economisch systeem waarin nu eenmaal maximale rendementen en aandeelhouderswaarde centraal staan. En dat is niet alleen de schuld van de buitenlandse hedge funds. Een derde van de Nederlandse huishoudens belegt immers in aandelen, en de pensioenfondsen (die voorheen maar een laag percentage op de beurs mochten beleggen) zijn, bij extreem lage rente om al die investeringen aan te wakkeren die toch in China plaatsvinden, afhankelijk geworden van permanent stijgende koersen.

Wie een aantal van deze BVB’s leest, merkt dat de topbazen behoorlijk op elkaar lijken: ze zijn autoritair ingesteld, angelsaksisch georiënteerd (binnen de Nederlandse-Belgische top van Fortis werd Engels gesproken om misverstanden te voorkomen) en ze geloven in de kracht van de self-fulfilling prophecy. Dat laatste is het kardinale punt. Optimisme, in de onverbeterlijke variant, is de belangrijkste eigenschap van deze topbazen – op die eigenschap worden ze aangenomen, daarop is hun bonus gebaseerd. Zij zijn de profeten van de onbeperkte groei, want dat is hét principe van de beurs.

Neem de voormalige topman van Ahold, Cees van der Hoeven, de protagonist van Het drama Ahold. Hij kwam van Shell, een financieel expert die weinig affiniteit had met ‘retail’ (lees: de verkoop van voedsel). Hij beloofde aandeelhouders tien tot vijftien procent winstgroei per jaar. De eerste jaren haalde hij zijn targets, met name door de overname van buitenlandse supermarktketens. Van der Hoeven en medebestuurders reisden de wereld af voor overnames, en voor de aandelenemissies om die vervolgens te financieren. De topman werd een veredeld vertegenwoordiger in aandelen Ahold, wiens taak het was – getraind door het hoofd communicatie, een voormalig journalist – het weer zo mooi mogelijk te voorspellen. Hierom werd hij geprezen, door het publiek, de pers, en natuurlijk zijn eigen Raad van Commissarissen. In 2002 werd Van der Hoeven in de VS tot Retailer of the Year uitgeroepen. In datzelfde jaar bleek dat een Amerikaanse dochteronderneming ten onrechte zo’n miljard dollar aan winst had opgevoerd. Ook moesten er bij Spaanse en Argentijnse ketens enorme bedragen worden afgeboekt. De koers van het Ahold-aandeel klapte naar beneden als een neergeschoten patrijs en Van der Hoeven werd ontslagen. Hij zou met de top van het bedrijf in 2006 veroordeeld worden wegens de misleiding van accountants – men had de winst van verschillende ondernemingen op de eigen balans gezet, terwijl die ondernemingen niet volledig in bezit waren van Ahold. (Wat overigens volgens de Nederlandse wetgeving toegestaan was, maar niet volgens de Amerikaanse.)

Een ander voorbeeld, dit keer uit De kloof, is Jean-Paul Votron. Votron, afkomstig van het Amerikaanse Citibank, werd door met name de machtige Maurice Lippens aangenomen bij Fortis om de winst aanzienlijk te verhogen. Hij beloofde de aandeelhouders een winstgroei van 10 procent per jaar. Dat lukte. In 2005 maakte Fortis 3,94 miljard euro winst, en het streefdoel voor 2007 werd vastgesteld op 4,21 miljard euro. In dat jaar werd ook een deel van ABN-Amro voor meer dan 20 miljard overgenomen; Votron was succesvol, hij werd uitgeroepen tot Europees Bussinesleader of the Year. Pas nadat Fortis een jaar later implodeerde – de bank kon alleen met behulp van miljarden van de Europese Centrale Bank en de Benelux-staten nog haar spaarders uitbetalen – werden er vragen gesteld over de manier waarop de winsten werden behaald. Namelijk door de kapitaalbuffer, bedoeld om de verschillende risico’s te dekken, zo laag mogelijk te houden – terwijl juist de verschillende kredieten veel meer risico bevatten. Er werd bijvoorbeeld geëxperimenteerd met allerlei complexe financiële producten, waaronder de zogeheten Collaterized Debt Obligations: schuldbewijzen voor een bepaalde hoeveelheid andere schulden, met name hypotheken. Banken die veel van deze CDO’s bezaten of verhandelden kwamen in grote problemen toen grote groepen Amerikaanse huizenbezitters niet meer aan hun hypotheekverplichtingen konden voldoen; de obligaties bleken waardeloos.

Hebzucht

De self-fulfilling prophecy is een tautologie; zij werkt alleen maar zolang zij werkt. Als de bubbel barst, blijkt dat er een kapitalistische variant van de communistische planeconomie in werking is gezet, waarin de opgelegde doelen behaald worden door de cijfers kunstmatig op te vijzelen. Een voorbeeld daarvan – ontleend aan Nina – is World Online, een bij elkaar gekocht internetbedrijf waarvan het aantal abonnees door de eigen directie te hoog werd ingeschat. Het bedrijf leed nog verlies, maar toch was het in het jaar van de beursgang al 12 miljard euro waard, en daarmee virtueel groter dan het chemiebedrijf Akzo Nobel. De oprichter en aandeelhouder van het bedrijf, Nina Storms, die investeerders en aandeelhouders (onder wie Cees van der Hoeven) had overtuigd van het potentieel van haar bedrijf, werd kop van jut toen bleek dat zij haar belang van vijf procent op de dag van de aandelenemissie via een Amerikaanse speculant had laten verkopen. De regeling was niet onwettig, maar, oordeelde een rechter achteraf, had beter in de prospectus vermeld moeten worden. Wat de zakenvrouw vooral kwalijk werd genomen, was dat zij met haar uiterst rationele beslissing haar eigen profetie – en, om het wat pathetisch te stellen, die van een generatie – had geschonden. De interneteconomie bleek geen zevende hemel: ook hier werd men uiteindelijk afgerekend op reële waarde.

Wie Nina Storms tot belichaming van het kapitalistische kwaad uitroept – waarvoor in Nina de nodige argumenten worden gegeven, bijvoorbeeld de anekdote dat ze ooit de vergaderzaal van een bedrijf (waar ze zojuist was uitgekocht) ‘opentrapte’, en één voor één de hoofden van de aanwezigen aanwees terwijl ze uitriep:’ I’m gonna sue you all, you, you, you and you’ – die vergeet dat zij ook maar een schakel was in een machine die veel geld voor alle betrokkenen leek te gaan genereren, in de eerste plaats de begeleidende banken Goldman Sachs en ABN-Amro. Dat merkte ook Ad Melkert op toen hij in 2000 stelde dat de rol van de bankiers bij de val van World Online onderbelicht bleef. Die waren immers verantwoordelijk voor de vaststelling van de koers van het aandeel, alsmede de formulering van de prospectustekst. Wil dat dan zeggen dat Rijkman Groenink de schuldige was, de arrogante bankiersbaas die verketterd werd in het parlement toen hij na opsplitsing (tegen zijn zin) van ABN-Amro, een vertrekpremie van ongeveer 30 miljoen euro ontving? Zo simpel is het ook niet. Uit De prooi blijkt dat Groenink een tegenstander was van het besluit van zijn bank om World Online bij zijn beursgang te begeleiden.

Het is natuurlijk verleidelijk om de oorzaak van al dit ondernemersfalen, met als dieptepunt de val van Fortis, toe te schrijven aan de hebzucht van de mannen en die enkele vrouw aan de top. Net als sommige betrokkenen overigens zelf doen, zoals de bankier die in De Prooi stelt dat ABN-Amro door de toenemende invloed van zakenbankiers ‘in de greep is gekomen van de hebzucht’. Maar was het werkelijk hebzucht die bankiersbaas Groenink ertoe verleidde te spreken van ‘aandeelhouderswaarde’ op een speciale bijeenkomst met zijn personeel, onder wie 8500 werknemers die te horen hadden gekregen dat ze mochten uitkijken naar een andere baan? Ik vrees van niet. De bankiersbaas was zich waarschijnlijk van geen kwaad bewust; hij had kennelijk het heersende rendementsdenken volledig geïncorporeerd.

Hebzucht is een aloude hoofdzonde die, net als haar rondborstige zusje Wellust, bijzonder tot de verbeelding spreekt. De schrijvers van De vastgoedfraude zijn zich van deze ambigue fascinatie bewust. Het boek beschrijft hoe projectontwikkelaars overeenkomen met pensioenfondsdirecteuren dat die veel te veel betalen voor investeringen in kantoornieuwbouw, waarna de winst in het geniep tussen hen wordt verdeeld.. ‘De veelzeggende details over hun handelingen [van de verdachten] vormen de ingrediënten van een waargebeurde thriller’, zo formuleren de auteurs het in hun inleiding. Zo leert de lezer dat je in de vastgoedwereld laat weten dat ‘de garagedeur openstaat’, als je met Kerst graag cadeaus ontvangt; dat een corrupte pensioenfondsdirecteur van Philips tijdens bijeenkomsten graag flessen wijn van 1200 euro dronk, hoewel de betrokken vastgoedman vond dat een fles van 150 euro ‘ook al lekker’ was; en dat er bij onderhandelingen honderdjes fooi werden gegeven aan de secretaresse van een aannemersbedrijf – om te verdelen ‘onder de schoonmakers’. Dit soort anekdotes lijken inderdaad te vragen om verfilming, met dit keer in de hoofdrol de inspecteurs van de FIOD-ECD, die met langdurig afluisteren van de verdachten veel van dit soort inderdaad veelzeggende details verzamelden, onder meer hoe de verdachten over hun ambtenarensalaris van 1500 euro netto dachten. Jammer dat de eerste producent Eyeworks afzag van een verfilming uit angst voor rechtzaken. Of zouden er ook wat hardere dreigementen zijn geuit, zoals in De vastgoedfraude, een telefoontje met de vraag: ‘Hoe gaat het met je dochtertje?’

Deze – deels veroordeelde – vastgoedmannen zijn ongetwijfeld geldzuchtig (bijnamen in de branche: ‘Rupsje nooitgenoeg’, ‘Smeerkees’), maar zij gedijen, net als schimmel en betonrot, in een bepaald klimaat. In dit geval was dat het bedrijf Bouwfonds, na de oorlog opgericht om goedkope woningen te bouwen, in de jaren tachtig en negentig gericht op lucratievere projecten, met name kantoren. De aandeelhouders, 479 Nederlandse gemeenten, vonden dat niet erg. Hooguit eisten ze dat er meer dividend werd uitbetaald, want zij konden het geld immers ook elders beleggen – of op een IJslande spaarrekening zetten. Het toezicht bij het bedrijf was laks. Toenmalig President-Commissaris Hans Wiegel, wiens vrouw de wijn aan het bedrijf leverde, werd daarvoor door de Vereniging Effectenbezitters berispt. In 1999 werd het voormalige staatsbedrijf voor meer dan 1 miljard gulden aan ABN-Amro verkocht. De directeur, de genoemde ‘Smeerkees’, ontving heimelijk een premie van 1 miljoen gulden.

Rechtse lobby

In dit klimaat is het veelgenoemde ‘graaien’ in de eerste plaats een zaak van calculeren. Een van de verdachten in de vastgoedfraude verwees in de rechtszaal naar de zakenbankier van de bank Merril Lynch die aan zijn – desastreuze – advies aan onder meer Fortis om ABN-Amro te kopen zo’n 23 miljoen euro overhield. Waarom zou hij (de verdachte) dus geen bemiddelingkosten, courtage genoemd, of ‘aanbrengfee’, van enkele miljoenen mogen rekenen, zelfs voor een gebouw dat alleen op papier heeft bestaan? Daarom zou het wel degelijk een goede zaak zijn als er een taboe op het vergaren van rijkdom zou liggen; en daarom heeft het wel degelijk zin om, nog los van meer structurele veranderingen, vragen te blijven stellen over de exorbitante bonussen in de bestverdienende sector, de bankenwereld. De bankiers zelf blijken niet eens gelukkig van die bonussencultuur te worden. In De prooi vertelt het hoofd van een afdeling zakenbankiers dat hij er tegen op zag ze uit te keren. De cheques werden vaak woedend aan hem teruggegeven, want hij mocht in geen geval gaan denken dat het bedrag ook volgend jaar zou volstaan.

De aanbidding van rijkdom corrumpeert het morele besef van de mens, wist Adam Smith al, de intellectuele vader van het kapitalisme. Er kan al snel een klasse van superrijken ontstaan die zich, in het besef bewonderd te worden in de populaire media, boven de wet waant. Nu al komen in de bovenstaande boeken namen terug van lieden die hun handeltjes kennelijk altijd op orde hebben, en er in elke deal weer goed uitspringen. Zo ontstaan er grote machtsconcentraties, met tentakels die tot in de politiek reiken. Zo was de frauduleuze Bouwfondsdirecteur ‘Smeerkees’ nog even kandidaat om voor de LPF staatsecretaris van Volkhuisvesting te worden en paaide een verdachte vastgoednotaris zijn neefje, de CDA’er Geert Frische (die verklaarde dat zijn oom hierover loog), een goede vriend van verkeersminister Camiel Eurlings. Dit alles neigt natuurlijk al snel naar complottheorieën – en het is de taak van onderzoeksjournalisten als Smits, Van der Marel en Van der Boon en Depuydt om zin van onzin te blijven scheiden. Zij doen belangrijk werk – dat zij dankzij het succes van hun boeken hopelijk met nog meer overtuiging en lef doorzetten. In de krant is dat budgettair gezien niet meer altijd mogelijk, onder meer omdat bijvoorbeeld Albert Heijn al halfweg de jaren negentig besloot voortaan vooral op televisie te adverteren. Makkelijk zal het hen niet worden gemaakt; ook in de bovenwereld zijn er advocaten en aanverwanten die journalistieke waarheidsvinding kunnen belemmeren – een nog fundamentelere kwestie dan de vrijheid van meningsuiting. Eric Smit meldde bijvoorbeeld dat hij al in een vroeg stadium van zijn boek een privédetective achter zich aan kreeg, die onder valse voorwendselen de rekeningen van zijn telefoonabonnement opvroeg om toegang te krijgen tot zijn bronnen. Het onderzoek zelf zal vervolgens moeten leiden naar wegen buiten de Nederlandse dorpseconomie, richting Europa en de wereld. Het ware speelveld van wat ik nu maar voor het gemak de rechtse lobby noem.

Naar deel 2

Bibliografie

Piet Depuydt, De kloof, Prometheus / NRC Boeken, Amsterdam, 2010, 360 blz.
Eric Smit, Nina, Prometheus, Amsterdam, 2010, 400 blz.
Vasco van der Boon & Gerben van der Marel, De vastgoedfraude, Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2009, 448 blz.
Jeroen Smit, De prooi, Prometheus, Amsterdam, 2008, 447 blz.
Jeroen Smit, Het drama Ahold, Balans, Amsterdam, 2006, 348 blz.

Links

Prometheus / NRC Boeken, Amsterdam, 2010
ISBN 9789044616118
400p.

Geplaatst op 25/10/2010

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.