Proza, Recensies

Troost in bange dagen

Herfst

Ali Smith (vert. Karina van Santen & Martine Vosmaer)

‘There is no book that has not been made by all the other books,’ zei de Schotse auteur en academica Ali Smith (1962) tijdens een interview in de Amstelkerk op 13 maart 2018. In de ‘seizoenenreeks’ waar ze nu mee bezig is, laat ze dat meteen merken. Zo opent haar eerste seizoen, Herfst:

Het was de slechtste der tijden, het was de slechtste der tijden. Alweer. Dat heb je met dingen. Ze vallen uit elkaar, is altijd zo geweest, zal altijd zo blijven, ligt in hun aard. Dus spoelt een oude, oude man aan op een strand.

Is het noodzakelijk, dat je weet dat de eerste zin een variatie is op de openingszin van Charles Dickens’ A Tale of Two Cities (1859), een roman over de aanloop naar de Franse Revolutie? Dat de derde en vierde zin verwijzen naar William Butler Yeats’ gedicht ‘The Second Coming’ (‘Things fall apart; the centre cannot hold; / Mere anarchy is loosed upon the world’), geschreven vlak na de Eerste Wereldoorlog? Dat in het vervolg van dit hoofdstuk gespeeld wordt met de Odyssee en wat later ook met Ovidius’ Metamorfosen?

Als je Smiths verwijzingen kan volgen, win je iets en je verliest iets. Kennis van de klassieke teksten geeft je het bevredigende gevoel dat je de vreemde dromen van het personage Daniel Gluck kunt plaatsen, dromen waarin hij onder meer zit opgesloten in de stam van een pijnboom. Het verlies zit ’m precies in dat oplossen van de vreemdheid: in plaats van fantasierijke scènes, zie je een spel met de literaire traditie.

Iets vergelijkbaars geldt voor Dickens en Yeats. ‘Het was de slechtste der tijden, het was de slechtste der tijden’ – als je dat zonder voorkennis leest, is het een uitspraak die je als een mogelijkheid kunt aannemen voor deze verhaalwereld en die je vervolgens test, misschien na een paar zinnen opvat als laconiek gemopper van die oude man. Maar als je je bewust bent van de associatie met bloedige opstanden en oorlogen, wordt zo’n beginzin onheilspellender, serieuzer, ondanks de relativering. Je kunt je dan afvragen of de impliciete vergelijking tussen de toestand van de wereld toen en nu wel gerechtvaardigd is.

Is dat dan erg, dat je voorkennis je lezing zo beïnvloedt? Wat je al weet, kleurt altijd hoe je een tekst leest, maar Herfst zit zo barstensvol verwijzingen – naar literatuur, kunst, popcultuur, geschiedenis en politiek – dat dit het aantal mogelijke leeservaringen vertienvoudigt. Weet u wie Christine Keeler is? Dan leest u dit boek anders dan ik. Mooi, want dat past bij Smith, die blijvend geïnteresseerd is in de verhouding tussen taal en betekenis.

Verse ontzetting

Van alle verwijzingen is er in elk geval één waar je onmogelijk omheen kunt lezen: Brexit. Het woord zelf wordt niet genoemd, maar als er gesproken wordt over ‘het referendum’, dat in het heden van het verhaal net voorbij is, is meteen duidelijk over welk referendum het gaat. Smith schreef Herfst in 2016, het jaar van ‘het referendum’, en dat merk je. De ontzetting is vers. Zo is een heel hoofdstuk gewijd aan de directe reactie op de ‘ja’-stem:

Overal in het land hadden mensen het gevoel dat het verkeerd was. Overal in het land hadden mensen het gevoel dat het goed was. Overal in het land hadden mensen het gevoel dat ze echt verloren hadden. Overal in het land hadden mensen het gevoel dat ze echt gewonnen hadden.

Geeft dit hoofdstuk, vanuit een alwetende vertelstem, nog enige ruimte aan het feit dat sommigen vreugde voelden vanwege de Brexit, zodra we de Britse hoofdpersoon Elisabeth Demand en haar moeder volgen, is de toon duidelijk anti-Brexit. De Brexit vergrauwt Elisabeths dagen. Nadat ze een Tory-parlementslid op de radio hoort, vraagt ze zich af ‘of ze ooit nog enigszins onbevangen naar Radio 4 zou kunnen luisteren. Haar oren waren gekapseisd. Of de wereld.’ Elisabeths moeder zoekt naar een huis in Schotland, want: ‘Ik ga niet uit de EU.’ En ook in de constateringen van de alwetende vertelstem schemert de politieke stellingname door. ‘Overal in het land tekenden mensen swastikagraffiti’, schrijft Smith, en: ‘Overal in het land bleven de rijken en de armen dezelfde mensen.’ De pro-Brexitstemmer is in Herfst nauwelijks te horen, hij is alleen dat ‘stel klojo’s’ dat onder het raam van hoofdpersoon Elisabeth Demand racistische leuzen schreeuw-zingt.

Enerzijds is het jammer dat Smith zich niet heeft willen inleven in de Brexiteer. Anderzijds is dat begrijpelijk in een boek dat de actualiteit zo dicht op de huid zit. Smith wil de boeken in haar seizoenenreeks zo snel mogelijk laten verschijnen, liefst meteen nadat de laatste punt op papier is gezet. Frustraties over ingrijpende maatschappelijke gebeurtenissen hebben dan nog niet kunnen afkoelen. Voor een lezer die die frustraties deelt, is dat ook wel eens lekker. De Brexit was en is een verdelende kwestie (‘Overal in het land werd het land verdeeld […]’), een kwestie die stellingname uitlokt, zoals ook de verkiezing van Donald Trump dat deed. Mensen willen weten wie aan welke kant staat. Als je merkt dat een ander jouw mening deelt, is dat een opluchting; die opluchting gunt Smith haar liberale lezers.

Fictie versus het postkantoor

Via het perspectief van Elisabeth, kunsthistorica zonder vaste aanstelling, zitten we grotendeels stevig in het ‘nu’ dat we kennen, wat Smith de kans geeft tot maatschappijkritiek. Zo brengt Elisabeth opvallend veel tijd door met de bureaucratie rond het verkrijgen van een nieuw paspoort in een postkantoor. De communicatie met de beambte verloopt niet vlekkeloos. Als Elisabeth te horen krijgt dat haar hoofd (op de foto) niet het ‘correcte formaat’ heeft, grapt ze tegen hem dat zo’n incorrect hoofd in een tv-serie vol betekenis zou zijn, dat ze in zo’n serie ‘waarschijnlijk iets echt verkeerds en illegaals’ heeft gedaan of gaat doen. De beambte kan er weinig mee: ‘Dit is geen fictie, zegt de man. Dit is het postkantoor.’

Tegenover de droge, soms vijandige realiteit van het huidige Engeland, plaatst Smith hoofdstukken die geschreven zijn vanuit het perspectief van een uiterst lief personage vol fantasie, voor wie de tijd vloeibaar is: Daniel Gluck. Deze man is 101 jaar oud, een voormalig liedjesschrijver, ooit gevlucht uit nazi-Duitsland en misschien, zo denkt Elisabeths moeder, een gepensioneerd balletdanser. In het verhaalheden is hij weggezonken in een diepe slaap, maar gelukkig wel een droomrijke, waarin gebeurtenissen uit zijn werkelijke leven en uit mythen in elkaar overlopen.

Elisabeth raakt met Daniel, haar buurman, bevriend als zij als basisschoolleerling een verhaal over hem verzint. Terwijl zij zich hiervoor schaamt, zoekt hij juist toenadering, trekt haar aandacht door haar te vertellen dat haar achternaam volgens hem komt van het Franse ‘de monde’: van de wereld. ‘Van de wereld, of in de wereld, dat denk ik, ja, zei hij. Het zou ook van het volk kunnen betekenen. Zoals Abraham Lincoln het zei. Van het volk, door het volk, voor het volk.’

Zo ontwikkelt zich een bijzondere band tussen hen, waarin woorden en verhalen een centrale plek innemen. Elisabeth en Daniel spelen bijvoorbeeld het zelfverzonnen ‘Elk verhaal vertelt een plaatje’, waarbij Daniel collages beschrijft, zodat Elisabeth een beeld in haar hoofd krijgt. En ‘Bagatel’, waarbij het, in de woorden van Daniel, ‘de bedoeling […] is dat je wissewast met de verhalen waarvan mensen denken dat ze in steen gehouwen zijn.’

Tijdgebonden, tijdloos

Een belangrijke spelregel bij Bagatel is dat de verteller personages het voordeel van de twijfel geeft. Dat dat een extra inspanning vereist, blijkt als Daniel zelf een verhaal vertelt over een persoon in een boomkostuum en een man met een geweer, en zijn eigen regel uit het oog verliest. De man met het geweer begint weliswaar met de woorden ‘Ik ben een vredelievend persoon’, maar zegt al snel tegen de als boom verklede persoon: ‘als jij je gang mocht gaan zou je onze kinderen als boom verkleden, onze vrouwen als boom verkleden. Het moet in de kiem worden gesmoord.’ Het sprookje verandert in een parabel over de westerse omgang met immigranten. Zodra Daniel dit actuele domein betreedt, wordt het verhaal gewelddadig: de man met het geweer schiet op de als boom verklede persoon.

Elisabeth protesteert – terecht, volgens de spelregels – dat het verhaal daar niet kan eindigen, waarop Daniel een nieuw einde bedenkt. Een einde waarin beide personen en nog een aantal sprookjesfiguren op de grond vallen, en:

De seizoenen gaan voorbij en het geweer roest en de felgekleurde kostuums verbleken en rotten en de bladeren van alle bomen om hen heen vallen op hen, hopen zich op, bedekken hen, en het gras groeit om hen heen en groeit dan uit hen, door hen heen, door ribben en oogkassen, dan verschijnen bloemen in het gras, en als de kostuums en de vergankelijke delen allemaal zijn weggerot of afgekloven door schepsels die blij zijn met het voedsel, is er niets van hen over […] behalve botten in het gras, botten in bloemen, de bladerrijke takken van de es boven hen. En dat is wat uiteindelijk van ons allemaal overblijft, of we nu een geweer hebben als we hier zijn of niet. Dus. Zolang we hier zijn. Ik bedoel, zolang we nog hier zijn.

De associatie met de Metamorfosen, waaruit Elisabeth op een ander moment Daniel zal voorlezen, ligt hier voor de hand: alles is veranderlijk. Dat kan beangstigend zijn, maar in moeilijke tijden is het ook een troostende gedachte. Al verandert een mens niet van mening, door te veranderen in gras, bloemen en takken wordt degene die uit was op de vernietiging van anderen, ook de mens die zich vooral bezighield met verkleedpartijtjes, uiteindelijk een met de natuur waar hij weinig mee op leek te hebben.

De rozen van volgend jaar

Het is een terugkerende boodschap in Herfst: wanhoop niet, nu is het kil, nu stormt het en vallen de bladeren, maar dat is tijdelijk. In het ene korte hoofdstuk waarin ze het titelseizoen schetst, benadrukt Smith het nog maar eens: ‘De eitjes voor de vlinders van komend jaar zitten weggestopt aan de onderkant van grassprieten, stipjes op dood uitziende stengels in het niemandsland, onzichtbaar gecamoufleerd op de miezerige struikjes en twijgjes.’

Het sterven van de natuur is dus geen werkelijk sterven, maar de voorwaarde voor een wederopstanding. Dat idee trekt Smith door naar de strubbelingen van de mens. Passeert Elisabeth in het begin van het boek nog een huis waar met zwarte verf GA NAAR HUIS op is geschilderd, tegen het eind is het huis overgeschilderd met ‘badplaatsblauw’. Alleen het woord HUIS is nog vaag zichtbaar. En is Elisabeths moeder in het begin nog druk bezig zich kandidaat te stellen voor een nogal zinloos televisieprogramma waarbij ze antieke spullen moet verzamelen, tegen het einde smijt zij haar antieke aankopen tegen het prikkeldraadhek dat ze zo verafschuwt.

Smith schuwt de symboliek niet. Ze zet consequent kunst en bloeiende natuur – als schoonheid en levenskracht – tegenover kleingeestigheid en ontbinding. In de Amstelkerk haalde Smith een regel aan van de negentiende-eeuwse Noorse dichter Henrik Wergeland: ‘Kiss next year’s roses for me.’ In een notendop, zei ze, is dat de roman; ‘that’s the novel’.

Smiths expliciet uitgedragen boodschap zou op een ander, rustiger moment in de geschiedenis als ergerlijk kunnen worden ervaren. Op dit moment – wellicht niet de slechtste der tijden, maar hoe dan ook een onrustige tijd – is Herfst het boek waar velen op zaten te wachten. Zeker voor wie geschrokken was van de Brexit, zijn scènes zoals die met het overgeschilderde huis onweerstaanbaar ontroerend. Maar ook als je niet warm wordt van Europese eenheid, kun je moeilijk onverschillig blijven bij de vriendschap tussen Daniel en Elisabeth. Die blijft staan, tijdloos. Zij zit eindeloos naast zijn bed, terwijl hij oneindig ver weg lijkt. Ze leest voor, of leest voor zichzelf, uit de Metamorfosen, A Tale of Two Cities, Brave New World. ‘We moeten altijd iets lezen,’ zei hij tegen haar toen ze elf was. ‘Ook als we niet fysiek lezen. Hoe moeten we anders de wereld lezen?’ Het volstaat niet voor Elisabeth, lezen, om de wereld te kunnen begrijpen; die wereld blijft vaak onbegrijpelijk. Maar het lezen biedt wel kaders, en troost, zoals ook Herfst dat doet. Deze personages zijn mensen om van te houden, in een boek gevuld met hoop.

Recensie: Herfst van Ali Smith door Emy Koopman.

Prometheus, Amsterdam, 2018
ISBN 9789044636611
272p.

Geplaatst op 24/05/2018

Tags: Abraham Lincoln, Ali Smith, Brexit, Charles Dickens, Christine Keeler, Emy Koopman, Herfst, Karina van Santen, Martine Vosmaer, Ovidius, William Butler Yeats

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.