‘Who do you trust?’

Great Again. How to Fix Our Crippled America

Donald J. Trump

MEPHISTOPHELES [suddenly looking very old].
The nation’s ripe for the last trump, I fear,
Since this is my last climb up here.
My cask is drained down to the dregs,
Which means the world must be on its last legs.
Johann Wolfgang von Goethe, Faust. Part I

Aan het einde van Tim Burtons Batman (1989) delen The Joker en zijn handlangers op hun praalwagens geld uit aan de hebberige, op straat verzamelde menigte van Gotham. Door de boxen galmt ‘Trust’ van Prince. The Joker lacht en danst sardonisch, hij lokt de mensen naar hem toe om ze niet veel later met het uit zijn feestballonnen ontsnappend toxisch gas te laten stikken. Maar niet voordat hij hen vraagt:

And now folks, it’s time for who do you trust? Habba habba habba money money money, who do ya trust? Me? I’m giving away free money. And where is the Batman? HE’S AT HOME, WASHING HIS TIGHTS!!

Ik moest aan deze scène, waarvoor ik als kind ontelbare keren de VCR-band heb teruggespoeld, denken na een gesprek dat ik deze zomer had met een ouder Amerikaans koppel nabij het White Sands National Park in New Mexico. Kent en Caroline komen uit Washington maar woonden intussen al enkele jaren in Texas, al waren ze niet te beroerd om enkele uren te rijden voor goede biologische producten. Bij de komende verkiezingen zouden ze stemmen op de Republikeinse presidentskandidaat Donald Trump (1946). Zowat elk van hun argumenten draaide rond dit begrip: ‘trust’. De Democratische Hillary Clinton zou ‘the White House at all costs’ willen, terwijl Trump vanuit een meer oprechte bekommernis en onvrede met het land zijn gooi doet naar het presidentschap; Clinton is verbonden met een politieke elite van ‘lawyers-turned-into-politicians’, tentakels van macht die zich niet zouden uitstrekken tot de onafhankelijke want zelfvoorzienende Trump; Trump heeft drie fantastische en mooie kinderen die hem ten volle steunen, Clinton zou opgescheept zitten met een schoonzoon die wordt beschuldigd van financiële corruptie, iets waarvoor zelfs Barack Obama hem geen gratie wil verlenen.

Who do you trust? – The Jokers vraag beheerst doorgaans de Amerikaanse verkiezingen en lijkt in sterke mate de manier te bepalen waarop de twee kandidaten elkaar bekampen. Net zoals The Joker Batmans masculiniteit en heroïek teniet wil doen door hem af te schilderen als een bètamannetje dat zijn panty’s wast, grossieren de presidentiële kandidaten in verdachtmakingen, ridiculiseringen en beledigingen om het beeld en de reputatie van de ander te beschadigen. Beide kandidaten worden voorgesteld als gekken – de ene van macht, de ander van zichzelf – die voorbij elke rede en realiteitszin zijn. Zo poogt men de capaciteiten en de oprechtheid van de tegenstander niet zozeer ter discussie te stellen, maar gewoonweg af te serveren als zelfbedrog, zinsbegoocheling of fictie.

‘Believe me’

Het hoeft in die zin niet te verbazen dat ‘believe me’ een van de meest gebruikte tropen is in Trumps retoriek. Niet enkel in speeches, maar ook daar waar redactie herhaling kan voorkomen. In zijn boek Great Again, een heruitgave van Crippled America. How to Make America Great Again (2015), presenteert Trump zichzelf en zijn ideeën voor het land:

Believe me, they [de werklozen] are all over the place. I see them. I talk to them. I hug them. I hold them. They are all over the place.

Believe me, it can be done. Nobody can build a wall like me. I will build a great wall on our southern border.

Believe me, I know the value of a billion dollars – but I also know the importance of a single dollar. The money I’ve earned was the result of my own work […]. I understand what it means for my employees to work in construction, one of the toughest and most dangerous jobs in the world.

Believe me, I know how to use a golf course – and golf clubs – to make deals.

Elke ‘believe me’ roept de vraag op in welke mate Trump oprecht of serieus is, maar het tussenvoegsel in de laatste zin – zelfparodiërend of niet – doet begrijpen waarom commentatoren zich een campagne lang aangespoord hebben gevoeld tot parodie of entertainment in hun berichtgeving over Trump. Zelf ervaar ik echter een enorme schroom om Trump te herleiden tot vermaak. De betekenis van ‘believe me’ houdt zich op tussen de uitnodiging om een mening te overwegen en de botte inhoudsloze bevestiging van die mening. De meeste parodieën over Trump ontdoen de frase van zijn spanning, en bespotten al te gemakkelijk de holle affirmatie. Ze communiceert dat het voor ieder met gezond verstand toch duidelijk moet zijn dat Trump een schertsfiguur is: een megalomaan en narcist van wie het ‘credibility spectrum’, aldus Mark Singer in Trump and me (2016), zich situeert tussen ‘highly dubious and are-you-out-of-your-mind?

De ‘fact-checkers’ spreken alvast niet in het voordeel van Trump. Singer geeft een voorbeeld van een toespraak waarin Trump, volgens The Hufftington Post, op een uur eenenzeventig verschillende beweringen deed die ‘inaccurate, misleading, or deeply questionable’ waren. Martin Amis verwijst naar de website PolitiFact, die Trumps ‘mendacity rate’ op net over de negentig procent legt, waarop hij gevat stelt: ‘so the man who is forever saying that he “tells it like it is” turns out to be nearly always telling it like it isn’t.’

De voortdurende nadruk op het leugenachtige en mesjogge karakter van de meerderheid van Trumps uitspraken passen binnen en dragen bij tot een meer algemene beeldvorming waarin het gezonde verstand uitgespeeld wordt tegen de gekken en hun onzinnige, losgezongen uitspraken. Het gaat om de tegenstelling tussen zij die verantwoordelijkheid kunnen nemen en zij die onvoorspelbaar en grillig zijn, tussen de betrouwbare en onbetrouwbare kandidaten.

Elizabeth Drews typering van de twee presidentskandidaten in The New York Review of Books mag exemplarisch heten. Clinton is ‘the more prepared, the smarter, the hard worker.’ Trump heeft daarentegen een ‘bullying nature’, verschijnt op televisie met een ‘one-page laughable report that said that Trump would be the healthiest president in history’, slaagt er pas aan het einde van de campagne in om zich te gedragen als een ‘normal, like a regular conservative Republican’, maar blijft intussen de klimaatcrisis ontkennen en zou in al zijn onbezonnenheid een oorlog met Iran kunnen ontketenen. Trump is, kortom, een kandidaat ‘so clearly unfit for presidency’.

Voorbij de postpolitiek

Ik wil dat laatste niet tegenspreken, maar wat mij interesseert is de toon in Drews stuk. Die verraadt een zekere wanhoop: ‘hoe kan het dat deze zo overduidelijk ongeschikte en niet te vertrouwen kandidaat toch nog steeds in the running is, dat deze verkiezingen überhaupt nog spannend kunnen zijn?’ Het lijkt erop dat het fenomeen ‘Trump’ meer dan ooit de dominante postpolitieke visie op politiek, zoals die door media en politici uit het centrum zelf uitgedragen wordt, onder druk zet.

Binnen die visie staan grote politieke verhalen of ideologieën slechts garant voor totalitarisme en onderdrukking. Daarom moet er plaats worden gemaakt voor een meer neutraal en technocratisch begrip van politiek als probleemmanagement. Maatschappelijke problemen worden niet meer benaderd vanuit ideologische opvattingen over een rechtvaardige en vrije maatschappij, maar vanuit een pragmatische houding die de realiteit en de feiten zou kunnen benaderen zonder dat deze door dogma’s of overtuigingen vertekend worden.

De barsten die binnen deze onschendbaar geachte burcht bestonden worden met de ‘rise of Trump’ vergroot, en dit op twee manieren. Ten eerste zouden binnen de postpolitieke opvatting de vele feitelijke fouten en desinformatie in Trumps speeches automatisch moeten leiden tot zijn exit. Dat bleek echter niet het geval, en daarbovenop komt dat Clinton minstens even hard op haar leugenachtigheid wordt afgerekend. Net doordat Clinton verschillende malen op sommige van haar uitspraken over onder meer haar mails en haar longontsteking moest terugkomen, is ze een evidentere leugenaar dan Trump, van wie je je afvraagt of hij niet zichzelf iets wijsmaakt. ‘Each iteration of believe me begged the question at the heart of the Trumpian enigma: did he believe himself,’ aldus Singer. [1] Trumps leugens zijn mogelijk een zaak van zelfbegoocheling, terwijl Clintons leugens veel duidelijker en strategischer ingezet zijn om bepaalde waarheden uit de weg te gaan. Ten tweede lijkt er voor Trumps oplossingen geen plaats binnen het postpolitieke kader: daarvoor missen ze de nodige nuchterheid en realiteitszin. Ook op dat vlak lijkt Trump buiten de dominante logica te staan.

Tegelijk zou je echter kunnen stellen dat diezelfde logica Trumps mogelijkheidsvoorwaarde is. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of er iets pragmatischer, doelmatiger en efficiënter is dan het bouwen van een muur als je illegalen wil buitenhouden? Of de energiebronnen die je hebt nu gebruiken in afwachting van een ‘better “alternate” or “green” way of supplying’? Of bondgenoten geld vragen in ruil voor Amerikaanse militaire bescherming? Trump is dan juist wel pragmatisch, maar op een zodanig doorgedreven manier dat het opnieuw onwerkelijk en onpraktisch wordt. Het is vergelijkbaar met de regelingen die ook rechtse populisten als Geert Wilders in Nederland en Filip Dewinter in België/Vlaanderen voorstellen: bevolkingsgroepen die we niet willen sturen we als een kapot/ongewenst/verkeerd besteld pakketje toch gewoonweg terug?

Zulk radicaal pragmatisme teert op de dominante postpolitieke logica waaraan het een zekere legitimiteit ontleent. Vergelijkbaar is de manier waarop Trump voortdurend zijn succes als zakenman benadrukt en zijn vaardigheden om moeilijke dossiers rond bouwconstructies toch tot een goed einde te brengen: zijn gebouwen zijn de fysieke bewijzen van zijn capaciteit tot realiseren. Het verruilen van politieke idealen als emancipatie en gelijkheid voor een geloof in een combinatie van marktwerking en ‘goed bestuur’ heeft immers veel nadruk gelegd op de persoon ‘who gets things done’ [2] en op wie het electoraat vertrouwen geeft ‘to get those things done’. In die vertrouwensstrijd spelen feiten uiteraard een rol, maar ook andere elementen spelen mee.

Facts don’t beat gut feeling

Wat de pragmatici van het gezonde verstand ook mogen geloven: de realiteit en de feiten – en de statistieken, figuren en peilingen waarin ze worden gegoten – kunnen nooit volstaan. Ze verkrijgen pas betekenis, aldus Benjamin Kunkel, door ‘a structure of narrative and desire’. In het beste geval analyseert het verhaal de feiten en plaatst die in relaties van oorzaak en gevolg, vriend en vijand, verleden, heden en toekomst; het verlangen moet worden gemobiliseerd zodat men blijft investeren in een utopische toekomst en maatschappij. Aan deze verhalende en verlangende structuur wil ik nog een derde component toevoegen: affect.

Theoretici onderscheiden affect vaak van emotie. Als affect een lichamelijke en onbewuste gewaarwording is, dan zou emotie de bewuste en geestelijke verwerking ervan zijn. Daarom zouden emoties makkelijker te benoemen en in te voegen zijn in een verhaal. Een emotie (bijvoorbeeld jaloezie) kent een duidelijke oorzaak (een minnaar) en een duidelijk gevolg (het aanvallen van die minnaar). Affect onttrekt zich aan een narratieve impuls, en valt veeleer te begrijpen als een intensiteit, een gegrepen worden. Denk aan die momenten waarop je een kamer betreedt en je de atmosfeer voelt: een plotse gevoelsverandering die je gewaarwordt aan je lichaam, maar die je niet meteen kunt benoemen en waar je evenmin meteen een reactie of handeling aan kunt verbinden.

In zijn minder spectaculaire en meer alledaagse vorm kunnen we affect onder meer begrijpen als een hechting aan een bepaald object of fantasie. Zo zijn velen in de westerse maatschappij gehecht – vaak zonder daarmee bewust te hebben toegestemd – aan het idee van een monogame relatie. Een hechting die op zijn beurt verschillende emotionele ervaringen kan oproepen: blijdschap en genot, maar evengoed verveling en angst. Velen zijn tevens gehecht aan het idee dat de politiek de beste garantie vormt voor een verbetering van onze maatschappelijke conditie. Ook deze hechting roept emoties op die variëren van opwinding tot desillusie en cynisme.

De Canadese filosoof Brian Massumi omschrijft vertrouwen als ‘the apotheosis of affective capture’: vertrouwen als de ultieme vorm van een affectieve gehechtheid. Als voorbeeld geeft Massumi de verkiezing van Ronald Reagan, een figuur die indertijd net als Trump niet over het juiste vakmanschap leek te beschikken en evenmin een coherent politiek verhaal had, maar niettemin het vertrouwen kreeg van het kiezerspubliek. Dit vertrouwen kunnen we begrijpen als een hechting aan de belofte dat een politieke figuur en zijn verhaal de verlangde verbetering zal brengen. Massumi beweert dat Reagan zijn verkiezingen voornamelijk via affectieve, en niet via ideologische middelen won. Het lijkt mij echter dat die affectieve middelen steeds moeten aansluiten bij fantasieën die bij de emergente of dominante ideologieën van een tijd horen als ze succesvol willen zijn. Als het ideologische kader de postpolitiek is, hoe kunnen we dan begrijpen dat mensen zich affectief hechten aan Trump?

Trump tegen de rest

Slavoj Žižek heeft erop gewezen dat populisme geschraagd wordt ‘by the frustrated exasperation of ordinary people, by the cry “I don’t know what’s going on, but I’ve just had enough of it! It cannot go on! It must stop!”’ Het ongeduld zou wijzen op een weigering om de complexiteit van sommige situaties te begrijpen. Daarom is er behoefte aan een zondebok die achter de schermen verantwoordelijk zou zijn voor de heersende wanorde. Een belangrijke aanvulling lijkt me dat er tevens een panacee moet worden aangeboden: een geneesmiddel dat alles verhelpt en dat liefst volgens de dominante fantasie van onze tijd, die wil dat de overgang tussen de slechte en de goede fase zonder frictie en zonder al te veel actieve inmenging van de begunstigden verloopt.

Trump is de personificatie van zowel de ongeduldige als de prikkelbare frustratie en presenteert zichzelf als panacee. Elk verwijt, van welke aard ook, aan het adres van Trump is verzekerd van een reactie waarmee hij zichzelf of zijn opvattingen verdedigt en vooral ook zijn tegenstander op zijn plaats wil zetten – en dat vaak verschillende keren. ‘Aan Trump raakt men niet’, en die onverzettelijkheid draagt ook bij tot een mogelijk geloof in zijn capaciteiten als wondermiddel.

Al in het voorwoord van Great Again, ‘You gotta believe’, wordt duidelijk dat de persoonlijkheid van Trump een absolute voorwaarde is om de ideeën tot uitvoering te brengen die Amerika opnieuw kan doen aanknopen met de Amerikaanse droom:

This book is designed to give the reader a better understanding of me and my ideas for our future. I’m a really nice guy, believe me, I pride myself on being a nice guy but I’m also passionate and determined to make our country great again.

De logica in deze zinnen mag in eerste instantie wat zoek zijn, maar Trump wil meteen aangeven dat hij, ondanks zijn aardige persoonlijkheid, de nodige hardnekkigheid en overtuiging heeft om zijn ideeën door te zetten. Zoals de eerste, bijna cryptische zinnen van het boek aangeven, is dit niet een kwestie van narcisme of zelfoverschatting:

People say that I have self-confidence. Who knows?
When I began speaking out, I was a realist.
I knew the relentless and incompetent naysayers of the status-quo would anxiously line up against me, and they have […].

Trump moet en zal in zijn eentje opboksen tegen de door angst ingegeven tegenstand van de grote groep verdedigers van het status-quo: de professionele politici, de media, de lobbyisten, de illegale immigranten, het congres, advocaten en rechters en de huidige president Obama.

Elke aanval wordt gevolgd door een tegenstoot die Trump in zijn onverzettelijkheid moet affirmeren. Een van die aanvallen is die op Trumps gebrek aan concrete beleidsmaatregelen. Twee keer haalt hij die aan:

A lot of times when I speak, people say I don’t provide specific policies that some pollster has determined are what people want to hear. I know that’s not the way the professional politicians do it – they seem to poll and focus-group every word. But there’s nobody like me.
Nobody.

I’m criticized for not issuing elaborate, detailed policy statements. What good are detailed plans if your country doesn’t have the credibility to carry them out – but I issue them anyway.

Zijn reacties op dit verwijt creëren een effect van Trump als presentie en een beeld van Trump als onafhankelijk en daadkrachtig. Daarmee wil hij zich onderscheiden van de beroepspolitici.

Hij onderstreept in het eerste citaat zijn ongebondenheid: zijn opinies heeft hij immers ontwikkeld buiten de procedures om waaraan beroepspolitici gebonden zijn. Die laten zich informeren door polls en trachten zo het publiek te behagen, maar denken (en doen) mogelijk iets anders. Niet alleen heeft Trump vanuit een innerlijke en sociale noodzaak het politieke toneel betreden (‘I just had to do the right thing. I had to do it. I had no choice’), vooral zegt hij zonder remming of schaamte zijn mening: ‘I’m not afraid to say exactly what I believe.’ Die opinies laat hij vervolgens voor de waarheid doorgaan: ‘I don’t think many people would disagree that I tell it like it is.’

In het tweede citaat speelt Trump de bal simpelweg terug: ‘hoe kan ik een geloofwaardig beleid uiteenzetten als dit land zelf ongeloofwaardig is geworden’. Dit land heeft zijn geloofwaardigheid verloren door de beroepspolitici: ‘They are all talk no action’.

President Obama makes strong statements and promises us vigorous actions then nothing happens. So what happens when he makes those promises and never follows through? He loses all his credibility.

Wil Amerika opnieuw geloofwaardig worden, dan heeft het een leider nodig die zijn volle gewicht achter zijn woorden plaatst. Woorden vallen samen met daden; woorden zijn daden. Dat is de les die Trump geleerd heeft als zakenman en die hij probleemloos meent te kunnen toepassen op politieke situaties:

Many of the lessons I’ve learned in business are applicable to our current situation. The most important lesson is this – Stand behind your word, and make sure your word stands up. People who have done business with me will tell you that I never say something unless I mean it. I don’t make promises I can’t keep. I don’t make threats without following through. Don’t ever make the mistake of thinking you can bully me. My business partners and employees know that my word is as good as any contract.

De postpolitieke opvatting heeft, zoals gezegd, de weg voorbereid voor dergelijke uitspraken. De preoccupatie met management en economie maakt dat politici en zakenlui niet zo veel hoeven te verschillen in hun benadering van problemen. Het sterke leiderschap op het ene terrein moet dus te vertalen zijn naar het andere.

In tegenstelling tot de voorgekauwde meningen van beroepspolitici waar vervolgens geen actie op volgt, presenteert Trump zichzelf als iemand die zijn woorden onafhankelijk vormt en die woorden meteen vertaalt in werkelijkheid. Hij propageert een ‘“politics of reality” which only a strong businessman like me can develop’. Het is een politiek van presentie waarbij woorden zich vertalen in feiten en dus in verandering, wat op het vlak van verlangen een onmiddellijke beloning waarborgt. Dat staat in schril contrast met de ‘politics of hope’ van Obama waarbij verlangen en verandering op de lange baan worden geschoven.

Trump en ‘the people’

Zijn beroepspolitici behalve aan polls ook gebonden aan lobbyisten en belangrijke geldschieters (‘Believe me, I know how it works, I’ve made a lot of campaign contributions’), dan neemt Trump het op voor ‘the bedrock of this country – the middle class – and those 45 million Americans stuck in poverty.’ En omgekeerd nemen ‘the people’ het op voor Trump: ‘So when I spoke up […] a lot of people [media, politicians, special interests] tried very hard to paint a bleak picture of what would happen. Then the American people spoke.’ Dat is binnen een populistische retoriek niet opvallend. Wel bijzonder is dat Trump op elk moment zijn eigen uitzonderlijkheid en singulariteit vooropstelt, en zich niet voorstelt als de politicus en zakenman die onder zijn kostuum steeds een alledaagse man is gebleven. Hij geeft ter waardering een schouderklop voor je goed uitgevoerde job, maar doet dat als een edele heer ten opzichte van zijn dienaars. The Economist merkt terecht op dat deze voorstelling een impliciete belofte uitdraagt: ‘not so much to represent the nation as to redeem it.’ Het is deze belofte die de massa van het electoraat aan de singuliere Trump laat hechten, en deze houdt naast onkwestbaarheid de al aangestipte elementen van presentie en vrijheid in.

Verschillende critici hebben erop gewezen dat Trump niet zozeer een zakenman of politicus is, maar een prins of een aristocraat. In tegenstelling tot andere politici gaat Trump opscheppen over zijn rijkdom: ‘I’m rich. I mean, I’m really rich.’ Die rijkdom geeft hem de mogelijkheid zich te onderscheiden van het politieke establishment en van de manier waarop zij (moeten) handelen, spreken, denken, en creëert zo opnieuw de indruk van vrijheid en onafhankelijkheid. ‘When was the last time someone running for political office didn’t take money? The voters know it – and love it’. Het geeft hem tevens de gelegenheid om alles te zeggen wat hij wil zeggen en zich weinig zorgen te maken over de gevolgen van zijn uitspraken. Creëert hij een schandaal, dan drukt Trump eerder het gaspedaal in dan enig remmend gedrag te vertonen – en de media-aandacht is altijd mooi meegenomen.

Naast een aristocraat doet Trump tevens denken aan de held van pulp- of actieverhalen. Daarover schreef Sigmund Freud in zijn essay ‘Writers and day-dreaming’ (1907) dat deze bij de lezer een gevoel van veiligheid creëert omdat hij ‘under the protection of a special Providence’ staat en zichzelf zo telkens weet te redden. Dit heroïsche gevoel is samen te vatten in de frase:

“Nothing can happen to me!” It seems to me, however, that through this revealing characteristic of invulnerability we can immediately recognize His Majesty the Ego, the hero alike of every day-dream and of every story.

De dagdroom functioneert volgens Freud doordat een impressie uit het heden een verlangen uitlokt dat het, mede door de herinnering uit een vroegere ervaring van wensvervulling, in de toekomst bevredigd wil zien. De dagdroom en de egocentrische pulpverhalen zijn vergelijkbaar doordat ze voor de held een positie van affectief welbevinden creëren.

In Great Again creëert Trump deze onkwetsbare positie van welbevinden en succes mede door de wereldse complexiteit te herleiden tot een binaire oppositie tussen mede- en tegenstanders, iets wat Freud typerend vindt voor zulke verhalen. Singer schrijft dat Trump leeft in ‘a zero-sum world of winners and “total losers,” loyal friends and “complete scumbags”’. Die tweedeling gaat met betrekking tot politieke situaties gepaard met een onderscheid tussen zichtbaar en onzichtbaar. ‘Today the world has to deal with two “sets” of China,’ waarbij het slechte China ‘mostly hidden to outsiders’ is. Trump begrijpt dat de grote meerderheid van de Mexicaanse immigranten goede intenties hebben, maar legt vervolgens vooral de nadruk op de vloed aan immigranten over wie we niets weten en die dus zeker veel problemen met zich zullen meebrengen.

Binnen deze vereenvoudigde voorstelling kan Trump zichzelf presenteren als de held die veiligheid zal creëren. Dat doet hij door te wijzen op zijn onafhankelijkheid. Zijn moed om deze problemen te benoemen is al een eerste stap op weg naar de oplossing: ‘It’s a lot easier to criticize me for being blunt than it is to actually admit this immigration situation is a dangerous problem and then find a way to deal with it’. Vervolgens legt hij nogmaals de nadruk op zijn succes als onderhandelaar: ‘Nobody likes to do business more than I do, but every deal I make will have one objective: America wins’.

Dat succes berust op een combinatie van heldere principes en geslepenheid. Hij noemt zich een conservatief die houdt van een strenge werkethiek en traditionele waarden. Hij staat voor helderheid en continuïteit: ‘Believe me, I will never compromise on the basic principles I’m discussing in this book.’ Tegelijk houdt hij ervan ‘unpredictable’ te zijn: ‘I don’t want people to know exactly what I’m doing – or thinking […]. As a leader, I also know there are times when you should keep your cards close to the vest.’ Net zoals de avonturenheld al eens liegt of een lepe truc uithaalt om zichzelf of de wereld te redden, mag de onderhandelaar af en toe zijn principes compromitteren om een deal binnen te halen. De drie cruciale factoren van het ‘Trump-affect’ komen hier samen: zijn principes (de presentie; woorden zijn daden) waarmee hij niettemin soms mag spelen (zijn vrijheid of ongebondenheid) om te overwinnen (zijn onkwetsbaarheid – ‘nothing can happen to me’).

Het goede leven

Dat mensen zich aan Trump hechten en hem vertrouwen komt door een combinatie van deze drie factoren. De presentie schept helderheid in een complexe wereld, de ongebondenheid en onkwetsbaarheid doen mensen dagdromen over een eigen ongebonden bestaan waarin ze onbeschaamd en onbelemmerd mogen leven en daarop niet afgerekend worden. Trump garandeert dat hun verlangens en fantasieën over het goede leven in vervulling kunnen gaan. ‘The Trump Emotion Machine is delivering feeling ok, acting free. Being ok with one’s internal noise, and saying it, and demanding that it matter,’ aldus Lauren Berlant. Daarmee reageert Trumps kiezerspubliek op het niet onterechte gevoel dat het binnen de huidige maatschappelijke organisatie niet meetelt: door een globalisering van neoliberale snit verliezen ze hun jobs en identiteitspolitiek herdefinieert hun eens vanzelfsprekende pleziertjes en opvattingen tot redenen voor schaamte en bescheidenheid. Vrijheid en veiligheid betekent voor hen ongestoord de competitie mogen aangaan met die bevolkingsgroepen die historisch nooit meegeteld hebben en ook aandacht vragen (Black Lives Matter bijvoorbeeld). Met ons gezond verstand en ons gevoel voor rechtvaardigheid wijzen we dit racisme en Trumps aanmoediging ervan af, maar dat doet het niet verdwijnen. Denken over ‘Trump’ is echter denken over problemen en vervolgens over manieren om die te verhelpen.

Vertrouwen in links?

Nabij Mesa Verde National Park in zuidwest Colorado ontsnappen mijn vrienden, mijn vriendin en ik aan nogmaals een dieet van burgers, kip, friet en pakjes expresrijst van Uncle Ben’s in een uitstekend sushirestaurant. Onze serveerster lijkt bij elke keer dat ze aan onze tafel langskomt meer door haar krachten te zitten en de excuses voor haar falend geheugen stapelen zich op. Katie, moeder van vijf kinderen met een voorliefde voor ijsjes van ‘root beer’, heeft net als haar man drie banen om rond te kunnen komen. Nadat ze hoort dat we uit België komen, vraagt ze onze mening over de presidentsverkiezingen. Zoals wel vaker het geval is bij door werk vermoeide en opgejaagde mensen vertelt ze zonder echt te luisteren: de vluchtige herkenning van een van onze woorden wordt het signaal om de eigen opinies te uiten. Ze klaagt over de debiliteit van het Amerikaanse ‘two-party, winner-take-all system’, het systeem dat het haar onmogelijk maakt om op Bernie Sanders te stemmen, waardoor ze vanuit een afkeer voor Clinton optie Trump moet nemen.

Voor mensen uit het politieke centrum zal het voorbeeld van Katie ten onrechte een bevestiging zijn dat links en rechts populisme uit hetzelfde vaatje van woede en frustratie tappen – alsof verontwaardiging niet evengoed op een (linkse) politieke analyse kan berusten. De ideeën van Katie sprongen dan wel alle kanten van het politieke spectrum op, met een sneer naar Reagans invoering van neoliberale maatregelen én naar illegalen die automatisch gezondheidszorg krijgen ten koste van de hardwerkende Amerikanen, dat hoeft geen excuus te zijn om haar grieven en het probleem niet serieus te nemen.

Nochtans is dat wat het politieke en mediatieke centrum lijkt te doen. ‘Trump himself has become the national emergency, rather than the conditions of stagnation and inequality and perceived decline that made Trump and Bernie plausible candidates in the first place,’ schrijft Benjamin Kunkel in een van de beste stukken die ik over deze verkiezingen las. Zo kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat veel berichtgeving over Trump uit het linkse deel van het centrum dient om het lezerspubliek uit datzelfde centrum gerust te stellen – om hun vertrouwen in een goede afloop te verzekeren. Zo was het opvallend hoe er, na elke vete binnen de Republikeinse partij, in de berichtgeving gespeculeerd werd over de terugtrekking van Trump. Clinton zelf heeft zich in haar campagne meer geconcentreerd op het ondermijnen en aanvallen van Trump dan op het verdedigen en uiteenzetten van haar eigen programma. Op de problemen die die laatste soms terecht aankaart, gaat ze niet in.

Neem banen. Trumps oplossing voor de stijgende werkloosheid bestaat enerzijds in het bouwen van een Mexicaanse muur zodat illegalen niet langer de Amerikaanse baantjes kunnen inpikken, en anderzijds uit het verlagen van bedrijfsbelastingen tot vijftien procent zodat Amerikaanse bedrijven hun fabrieken niet langer in lageloonlanden maar in Amerika zouden vestigen. [3] Beide voorstellen zijn echter problematisch. Ten eerste is er het reële probleem van de grenzen. ‘The wall isn’t racist; the border is racist,’ stelt Stephen Squib. Binnen de grenzen ontstaat er een interne competitie tussen mensen zonder papieren en autochtonen zodat de arbeidslonen naar beneden gedrukt kunnen worden; over de grenzen is er mobiliteit van kapitaal en goederen maar niet altijd van de mensen die deze mee creëren. De winnaars zijn telkens de vermogenden en de bedrijfsleiders. [4]

Ten tweede kan de oplossing voor groeiende werkloosheid niet het terugwinnen zijn van fabrieksjobs op lageloonlanden of mensen zonder papieren. Trumps recept om Amerika ‘great again’ te maken stamt uit een vorig tijdperk. Technologische vooruitgang zou immers de mogelijkheid moeten scheppen om afscheid te nemen van dergelijke jobs zodat er tijd en ruimte ontstaat om werk en leven op een andere manier in te vullen.

Dat zou de inzet van een nieuwe linkse politiek kunnen en misschien zelfs moeten zijn, maar ik heb er Clinton alvast nog niets over horen zeggen. Onder een scherm van een tot niets verplichtende ‘politics of love’ zal zij dezelfde consensus van neoliberale snit voortzetten en intussen het gezonde verstand blijven claimen. Veel verstand wordt daarbij niet getoond, gezien verwijten en beschimpingen het halen op beleid, analyse en uiteenzetting. De aanhoudende opkomst van populistische partijen die het centrum vanuit linkse én rechtse hoek belagen en afzwakken wijst er echter op dat het gezonde verstand voortdurend zijn eigen ziektes blijft creëren en niet in staat is ze te genezen: groeiende ongelijkheid, economische stagnatie, de reductie van leven tot ‘overleven’ voor vele mensen. Het ‘extreme centre’ is mogelijk nog niet dood, maar wel erg ziek. Hoe zwak de weerbaarheid van dat centrum is, blijkt uit de verkiezingsuitslag.

Noten

[1] Met een verwijzing naar ‘Truth and Politics,’ een essay van Hannah Arendt, stelt Benjamin Kunkel: ‘Not only will the apparently self-deceived politician be more readily forgiven than the plainly dishonest one […] but he will retail his falsehoods more effectively.’
[2] Denk bijvoorbeeld aan de bijnaam ‘loodgieter’ voor oud-premier Jean-Luc Dehaene, eens wat mokkend bedoeld maar nu bijna een eretitel in tijden waarin politici zich vooral lijken vast te rijden. ‘Het was misschien niet allemaal even solide, maar hij kreeg het toch maar mooi voor elkaar’ – dat sentiment. Trump speelt daarop in: ‘Those are four words politicians can’t use: I get it done.
[3] Zoals wel vaker zijn Trumps oplossingen tekstboekvoorbeelden van neoliberaal beleid. Zo wil hij de gezondheidszorg en het onderwijs verbeteren door in beide velden een marktmodel van competitie te introduceren. Voor een kritiek op een dergelijk beleid, zie The New Prophets of Capital (2015) van Nicole Aschoff.
[4] Wat Trump overigens ook toegeeft: ‘Some have attacked me for urging that we complain about these countries [China or Mexico or other countries] at the same time I’m having goods manufactured there. My response: I’m a realist. I’m a competitor. When I am working on a business deal, I make the best deal.’

Treshold Editions, New York, 2016
ISBN 9781501138003
193p.

Geplaatst op 09/11/2016

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.