Proza, Recensies

Terug naar de bron

Buitenleven

Nina Polak

Vorig jaar verhuisde ik met mijn gezin van Nijmegen-West naar Nijmegen-Noord, van een huis dichtbij het stadscentrum naar een iets groter huis met uitzicht op een uiterwaarde van de Waal. We wonen iets meer buitenaf, we horen ’s avonds het geluid van eenden die overvliegen, en ’s zomers zwemmen we voor ons huis. Ook al wonen we op fietsafstand van de stad, toch voelt het alsof we ons ons heil elders hebben gevonden.

Rivka Schaap en Esse Lukassen, de twee hoofdpersonages van Nina Polaks Buitenleven (2022), maken het al helemaal bont. Die verhuizen van Amsterdam naar Onderweer, een onherbergzaam dorp ‘in het noorden, waar je op goede dagen de zee rook’. Hoewel het een fictief dorp is, weet je meteen waar Polak het over heeft. Niet per se omdat je er zelf wel eens geweest bent (zou kunnen), maar eerder omdat je er andere mensen over hebt horen fantaseren (zeer zeker). Het geromantiseerde beeld van het platteland als vrijhaven, als kibboets, als een plek waar we van nature meer op onze plek zijn, ligt aan de basis van het internetfenomeen cottage core: influencers (zoals de familie Boomsma) die het platteland op aantrekkelijke, bijna nostalgische wijze verbeelden via vlogs en Instagram-posts. Op hun spaarzame, tuinloze vierkante meters verlekkeren stedelingen zich aan de belofte die daarin verscholen ligt: dat het anders kan. Dat het mogelijk is om terug te keren naar een plek die niet geperverteerd is door de narigheden van het moderne leven, waar we met onze handen door de aarde kunnen woelen en onze eigen groenten kunnen oogsten. Met de blote voeten contact maken met Moeder Aarde. Terugkeren naar wat natuurlijk is.

De hamvraag is dan echter: wat is natuurlijk en wie bepaalt dat? Op een oppervlakkig niveau lijkt een leven op een erf met dieren en een moestuin natuurlijker dan leven op een flatje in een drukke stad met Ubers en flitsbezorgers. Op dat erf voel je tenminste die wind nog door je haren, en sta je in directer contact met dat wat je – fysiek en spiritueel – voedt. In tweede (en derde en vierde) instantie is het onderscheid tussen natuurlijk en kunstmatig, echt en nep, goed en slecht, zo flinterdun dat er weinig meer van overblijft. De kracht van Polaks derde roman ligt onder andere in een heel genuanceerde reflectie op de paradoxen van de moderne natuurlijkheidcultus. We verlangen naar het natuurlijke, maar weten eigenlijk niet goed wat dat betekent. 

Idealen onder spanning

Buitenleven begint met een mysterieuze proloog waaruit onheil spreekt. We treffen Rivka – ‘Een vrouw van vijfendertig, alleen, iets beklagenswaardigers kon de buitenwereld zich blijkbaar niet indenken’ – aan als kluizenaar in een vervuild appartement in ‘een vissig bachanaal van zelfhaat’. Haar bezorgde vader belt aan en wordt weggestuurd. Veel blijft onduidelijk, maar zeker is dat haar relatie met Esse verbroken is en dat het nodig is om een advocaat ergens voor in te schakelen. Een beetje thriller-achtig – niet bepaald een genre dat we associëren met Polaks eerdere experimentele roman We zullen niet te pletter slaan (2014) en haar intelligente Gebrek is een groot woord (2018) (waarover gesproken wordt in deze podcastaflevering van De Reactor).

Met deze proloog roept Polak een spanning op die de hele roman aanwezig blijft. Het contrast met het eerste hoofdstuk na de proloog kan niet groter zijn. Rivka en Esse ontwaken in hun ‘karakteristieke woonhuis uit 1900’ in Onderweer: ‘Toen de hond begon te piepen, liepen ze met koffie de tuin in, die al zonnig was en rook naar grond. Rivka dacht het bij Esse te herkennen: de euforie van iets zaligs en nieuws.’ Als we niet al wisten dat dit helemaal verkeerd zou aflopen, hadden we ongestoord kunnen genieten van dit idyllische beeld. Maar door de flashforward aan het begin voorvoelen we de valse belofte die spreekt uit de nadrukkelijke natuursymboliek, die als een rode draad door de roman loopt. Walden (1854) van Henry David Thoreau wordt cadeau gedaan, waarschijnlijk het meest beeldbepalende boek over een leven in de natuur ver weg van de maatschappij. Het clichématige van die verwijzing dient een doel: het benadrukt het imaginaire, illusoire, fictieve van de belofte die Rivka en Esse naar Onderweer hebben geleid. Hun verhuizing naar het ‘knollenveld’ is onderdeel van een lange traditie, een genre, waarvan Thoreau, en ook Rousseau, Augustinus, John Muir en Annie Dillard bekende vertegenwoordigers zijn.

Het is niet dat Rivka en Esse zich niet bewust zijn van die traditie, van de romantiek en het (naïeve) idealisme van hun verhuizing. Vooral Rivka, de meer intellectuele en ook cynische van de twee, blinkt uit in metacommentaar op deze hele exercitie (‘Ze zag best in dat haar beeld van tuinieren romantisch was’). Van het begin af aan wordt duidelijk dat zij, anders dan Esse, niet zomaar kan samenvallen met die nieuwe omgeving. Als schrijver blijft ze teveel in haar hoofd, en kan ze moeilijk zoals Esse, de basketbaldocente, ook lichaam zijn. De afstand tussen Rivka en Esse wordt gedurende de roman steeds groter, totdat ze uiteindelijk onoverbrugbaar blijkt. Aan de hand van zijdelingse, bijna terloopse opmerkingen over de mentale gezondheid van Esse en daarmee samenhangende conflicten uit het verleden worden de barsten in dat idyllische beeld steeds zichtbaarder. Totdat het breekt en in duizend stukken uiteen valt.

Voorbij de vooroordelen

Het meest prikkelende van deze roman is dat die breuk niet enkel veroorzaakt wordt door de problemen die Rivka en Esse met elkaar hebben. Dat zou te particulier zijn, teveel Saskia Noort en te weinig Nina Polak. De barsten in dat idyllische beeld van de eerste bladzijden ontstaan vooral door een reeks politieke tegenstellingen die Polak op de voor haar kenmerkende wijze door de roman heen weeft. Wat haar vorige roman Gebrek is een groot woord zo goed maakt, is de manier waarop de onderlinge verhoudingen tussen haar personages exemplarisch zijn voor bredere machtsstructuren (met name sociale klasse). Ook in Buitenleven staan de personages voor iets groters. Zo is er Eva Alta, psychiater en zelfhulpgoeroe, die met haar ‘psychiatrische kibboets’ in Onderweer het ideaal van maakbaarheid vertegenwoordigt. Dan is er Kaj Antonisse, ciderboer, het prototype randstedeling wiens leven op het platteland een ‘tot leven gekomen Instagram-post’ is geworden. En Sibolt Budding is er ook, een intellectuele boerenjongen, die graag naar de stad wil, maar zich verantwoordelijk voelt voor het familiebedrijf. En zijn jongere broertje Beer, het interessantste personage: een stugge boerenjongen van weinige woorden, waarvan vermoed wordt dat hij achter het homofobe vandalisme zit op het terrein van Eva Alta – maar dat blijkt anders te zitten.

De drijvende kracht van dit verhaal het conflict tussen een randstedelijke, progressieve ideologie enerzijds en een rurale, conservatieve ideologie anderzijds. Die tegenstelling is onvermijdelijk schematisch, maar het is Polak gelukt om zwart-wit-denken hierover te vermijden. Op het eerste gezicht is er geen groter verschil tussen iemand als Eva Alta, de rijke en beroemde psychiater die op haar landgoed mensen uit de havermelk-elite van spiritueel advies voorziet en een vrijblijvend soort terug-naar-de-natuur-filosofie predikt, en iemand als Beer, voor wie het boerenleven het enige leven is dat hij kent en die beïnvloed wordt door jongens op trekkers met omgekeerde Nederlandse vlaggen. Alles is echter complexer dan het lijkt en niemand is slechts één ding, zo suggereert Polak.

Hoewel sommige personages wat eendimensionaal zijn (Kaj bijvoorbeeld), maakt Polak van haar personages geen karikaturen. Dat komt het sterkst tot uiting in de interesse die Rivka opvat voor de ondoordringbare Beer. Als Polak een andere schrijver was geweest, en Buitenleven een andere roman, dan was Beer een stereotype boerenjongen geworden die achter de aanslagen op Eva Alta zou hebben gezeten. Hij zou worden geassocieerd met Farmers Defence Force, Forum voor Democratie, klimaatontkenning, conspiracy culture, en misschien zelfs antisemitisme (de suggestie wordt gewekt dat Rivka’s joodse achtergrond met de aanslagen te maken hebben). Maar zo is Polak niet: ‘Wie is Beer? was de meest grondige en oprechte vraag die de afgelopen tijd tot [Rivka’s, RS] denken was doorgedrongen.’ Rivka’s interesse in Beer doorbreekt haar writer’s block; de nieuwsgierigheid blijkt een uitweg uit haar cynisme. Op abstracter niveau is de suggestie: het is makkelijk om vanuit je eigen, bevooroordeelde perspectief cynisch te zijn over alles wat je niet kent, maar de sleutel ligt in een empathisch begrip voor de Ander, ook al is dat iemand die alles vertegenwoordigt waar jij niet voor staat. Tegelijkertijd toont Polak dat empatisch zijn ingewikkkeld is en dat onbegrip voor het andere perspectief vaak de standaardhouding is.

Voorbij het cynisme

Hoewel Buitenleven het meest plotgedreven verhaal is dat Polak schreef, vindt de ontknoping ervan niet plaats op het niveau van gebeurtenissen, maar via een psychoanalyse van Rivka’s problemen. Ja, we komen erachter dat niet Beer, maar iemand anders achter de aanslagen zat, maar veel interessanter is hoe Rivka uiteindelijk haar impasse doorbreekt en vrede vindt met alles wat er gebeurt is in Onderweer. Haar relatie met Esse is verbroken, wisten we al uit de proloog, en dat heeft voor een groot deel te maken met haar cynisme – haar onvermogen om het goede in de Ander te zien. In de epiloog maakt Rivka een ommezwaai van heb ik jou daar.

Hoe erg Rivka zich ook in Onderweer verzet tegen de belofte van zelfhulp die Eva Alta vertegenwoordigt (waar Esse wel gevoelig voor is), en hoezeer ze labels als ‘trauma’ en ‘depressie’ ook probeert te weren uit haar leven, haar redding vindt ze uiteindelijk precies in die zelfhulp. Met behulp van ‘een meditatieapp’ omarmt ze het lijden dat ieder mensenleven kenmerkt. Door in te zien dat we één zijn in dat lijden en niet samenvallen met de identiteiten die we ons aanmeten, komt ze voorbij haar cynisme. Dat inzicht communiceert Polak met een sterk beeld, dat kenmerkend is voor de subtiele, maar krachtige manier waarop ze in Buitenleven voorbij de stereotypen en de vooroordelen probeert te komen:

Op het aanrecht stond een fles rode wijn. Ze [Rivka, RS] haalde een wit tafellaken uit een tas met boodschappen die haar moeder de vorige dag was komen brengen. Het laken was gestreken, gesteven misschien zelfs. Alleen Titia kreeg het voor elkaar om haar gedeprimeerde dochter een wit gesteven tafellaken te komen brengen. Rivka had dat belachelijk en ongevoelig kunnen vinden, maar ze begreep het ineens. Ze ruimde de tafel af en dekte die met het laken, zodat hij wit en schoon was. De fles wijn zette ze erop.

 

Een recensie door Roel Smeets over Buitenleven van Nina Polak.

Prometheus, Amsterdam, 2022
ISBN 978 90 446 4834 8
238p.

Geplaatst op 01/02/2023

Tags: conservatief, Ideologiekritiek, Millennial, millennialauteur, millennialliteratuur, platteland, progressief, Randstad, verstedelijking

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.