Poëzie, Recensies

De heks in ons

De maan schijnt feller in de metaverse

Merel van Slobbe

Een schoolplein te midden van een klein dorpje. De eeuwwisseling is aanstaande. Twee negenjarige meisjes spelen een spelletje waarbij ze elkaar vragen stellen waarop het antwoord enkel ‘ja’ of ‘nee’ mag zijn. ‘Krijg ik later een eigen paard?’ ‘Vindt Thomas mij leuk?’ ‘Krijg ik een goed cijfer voor mijn taaltoets?’ Om een antwoord op hun vragen te krijgen, slingeren ze aan een touwtje met een klein metalen gewichtje. De meisjes snappen meteen dat de pendel naar rechts zwaait als het antwoord ‘ja’ is en naar links als het ‘nee’ is. Wat ze niet snappen, is waarom hun spel bruut verstoord wordt door de meester van hun klas. Gek genoeg lijkt hij bang te zijn wanneer hij de pendel uit hun handen grist. Hij waarschuwt hen geen dingen te doen waar ze later spijt van kunnen krijgen. De meisjes schrikken. Het is de laatste keer dat ze een pendel aanraken.

Dit alles speelde zich af in Beek-Ubbergen, een buitengewoon groen en pittoresk dorpje aan de rand van natuurgebied De Duivelsberg, waar volgens de overlevering vroeger heksen verbrand werden. En hetzelfde dorp waar de internationale thriller besteller HEX (2013) van Thomas Olde Heuvelt zich afspeelt. Een van die twee meisjes is dichter Merel van Slobbe. Het is onduidelijk waarom de term ‘hekserij’ bij de genres op haar Wikipediapagina vermeld staat. Dat dit label gepast is, staat na lezing van haar debuutbundel vast.

Compositie, thematiek en stijl

Van Slobbe is aan een gestage opmars bezig: ze was campusdichter aan de Radboud Universiteit, won de Meander Dichtwedstrijd (2017) en de tweede prijs in de Turing Gedichtenwedstrijd (2018), publiceerde chapbook Aan de rand van een lichaam (2019) en is een graag geziene gast op ’s Neerlands literaire podia. Vanaf het begin van haar carriere valt ze op door haar markante toon en genre-overstijgende werk. Het is volstrekt logisch dat de Arbeiderspers haar heeft ingelijfd.

De maan schijnt feller in de metaverse bestaat uit drie delen die een lineaire ontwikkeling suggereren: ‘Genesis’, ‘Oorlog en vrede’ en ‘Alleen fonkelnieuwe goden kunnen me redden’. In het eerste deel wordt de geboorte van de nieuwe mens aangekondigd: ‘een verdwaalde avatar loopt / een holografische Hof van Eden binnen’. We bevinden ons op een moment in de geschiedenis waarop het failliet van de moderne mens – in ecologische, morele en politieke zin – steeds duidelijker wordt. We staan aan de vooravond van een copernicaanse wending van een antropocentrisch naar een post-antropocentrisch tijdperk. Het zijn de ‘nadagen van een hippe planeet’, zoals Hannah van Binsbergen dat zo treffend omschrijft in haar debuutbundel Kwaad gesternte (2016). Avatars ontwaken in een wereld die zuiver virtueel is en waarin het vleselijke overbodig is geworden, ‘pixel to pixels / dust to dust’. De belofte van een Brave New World lonkt:

iedere avond probeer ik mezelf iets groters voor te stellen

dan de avond ervoor

 

iedere avond staar ik naar het lichtje van mijn laptop

zachtrood als Venus aan de hemel

Je hebt er een dagtaak aan om alle verwijzingen naar internet- en digitale cultuur in deze bundel te thuis te brengen. Spraakmakende technologieën als kunstmatige intelligentie en virtual reality komen om de haverklap voorbij. De platform society is vertegenwoordigd via apps als Tinder, Instagram en TikTok. En Elon Musk en Mark Zuckerberg worden opgevoerd als de gezichten van het techno-kapitalisme uit Silicon Valley. Daarnaast verhoudt Van Slobbe zich heel expliciet tot films en boeken over dit onderwerp: van Philip K. Dicks science fiction-klassieker Do Androids Dream of Electric Sheep? (1968) tot de doordringende representatie van AI in Spike Jonze’s film Her (2015).

Aan de hand van zulke referenties krijgt het nogal abstracte onderwerp van deze bundel een heel concreet object en soms zelfs een gezicht. Bijzonder opvallend is de manier waarop Van Slobbe die referenties vormtechnisch inzet. De maan schijnt feller in de metaverse bevat hier en daar namelijk uitzonderlijk persoonlijke poëzie met een zelfbewust lyrisch ik; dan weer prozaïsche beschrijvingen vanuit de derde persoon over personages die bij naam genoemd worden; bij vlagen is het hyperintelligente essayistiek; en soms zelf bijna academische filosofie. Een extra prikkelende of verwarrende (zo je wil) bijkomstigheid is dat het niet altijd duidelijk is van wie de tekst afkomstig is. Het hoofdzakelijk Nederlandstalige ‘Digitaal verlangen I’ wordt bijvoorbeeld meerdere keren onderbroken door gecursiveerde Engelse tekst over hoe je online profiel te optimaliseren:

How to optimize your dating profile (1)

 

Smile on your picture. The most attractive profile pictures, especially for

women, show them smiling genuinely at the camera with their head

slightly tilted

Op vergelijkbare wijze bevat ‘Mark Zuckerberg heeft honger’ stukken die één-op-één uit een conversatie op Tinder of Feeld lijken te komen:

hey there, how’s it going?

I have a passion for rock climbing

and BDSM, how are you

I like your energy

I like your insta, hey there, did you know

mermaids are real

and

world governments know about them?

hey there, how’s it going

Je vermoedt dat de tekstfragmenten ergens te vinden zijn op het internet, dat onpeilbare en alsmaar uitdijende culturele archief, maar zeker weten doe je het niet. Je zou ze kunnen associëren met de ready-mades van De Zestigers, die bijvoorbeeld één-op-één gebruiksaanwijzingen van apparaten opnamen in hun bundels. Die vroegere ready-mades onderstrepen duidelijk de poëticale opvatting van die groep: dat poëzie overal aanwezig is in de ogenschijnlijk alledaagse werkelijkheid. Je moet er oog voor hebben, mocht je stukken tekst uit dat alledaagse willen isoleren en als ‘poëzie’ bestempelen. Van Slobbe laat zien dat ze dat talent bezit. Uit de ogenschijnlijk rauwe en willekeurige informatiestroom die het internet op ons afstuurt, isoleert zij de poëzie die daar ergens in verscholen ligt. Anders dan De Zestigers creëert ze daarmee echter een nieuwe werkelijkheid die niet noodzakelijk verankerd is in de fysieke werkelijkheid. Haar ready-mades zijn daardoor een soort meta-mades. De metaverse uit de titel van de bundel is daarmee een wereld waarin de mens het niet langer voor het zeggen heeft. Een wereld waarin niet wij bepalen wat betekenisvol is. Wie dat wel bepaalt, blijft echter in het midden.

Hoewel de vorm van deze bundel extreem heterogeen, bijna eclectisch, is in termen van genre en stijl, is er niks fragmentarisch of willekeurig aan. Integendeel: de toon is opvallend coherent, en dat komt door de krachtige, markante vertelstem van Van Slobbe. Wie weleens een gesprek met haar heeft gevoerd of haar heeft horen voordragen, zal snappen wat ik hiermee bedoel. Van Slobbe is niet iemand die – godzijdank – in catchy oneliners spreekt, maar een auteur en performer die juist hardop nadenkt, reflecteert op haar eigen gedachtegang terwijl ze die nog aan het ontwikkelen is. Ze mijmert, contempleert, zonder dat het gratuit is. Zo lijkt het laatste gedicht van de bundel, ‘Glitch’, op het eerste gezicht een cynische reflectie op het onvermijdelijke kapitalistische en exploitatieve dat gepaard gaat met de dominantie van Big Tech:

op een huisfeestje ontmoet ik iemand

die iedere dag AEX bestudeert

 

iemand die iedere ochtend een offer maakt

in de gouden hemels van de neoliberale vrije markt

Een voor de hand liggende maatschappijkritiek? Nee, want daarna ‘schittert iets voorbij de horizon van data’. Hoewel Van Slobbe oog heeft voor de knel- en pijnpunten van technologisering, monden haar bedenkingen nooit uit in vastomlijnde opvattingen of ferme stellingen. De drijvende kracht achter haar worden is niet het oordeel, maar mildheid, openheid en nieuwsgierigheid:

we accepteren alle cookies

we zetten onze locatie aan

elke app mag ons tracken

Nieuwe oprechtheid

Affectiviteit is een cruciale dimensie van De maan schijnt feller in de metaverse. Haar reflecties op technologisering, dataficatie en kunstmatige intelligentie spreken tot de verbeelding omdat ze geen standpunt innemen, maar juist gaan over hoe het voelt om ‘een trillend hoopje pixels te zijn’. Daarmee past haar werk in een ontwikkeling die door Hans Demeyer en Sven Vitse kernachtig beschreven is in Affectieve crisis, literair herstel. De romans van de millenialgeneratie (2021). Niet het postmodernistische ‘wie zijn we?’, maar het post-postmodernistische (of meta-modernistische) ‘hoe voelt het?’ staat centraal. Het is een vorm van nieuwe oprechtheid die vanaf de eeuwwisseling langzaam maar zeker terrein heeft gewonnen in literatuur, film en muziek.

Van Slobbe blijft niet hangen in scepsis, ironie of cynisme. Ze twijfelt wel. Heel erg zelfs, en ook nog eens hardop. Uiteindelijk gaat het haar echter niet om de ‘oude goden’ volledig af te serveren en de ‘fonkelnieuwe goden’ op de sokkel te hijsen. Integendeel, want ‘[w]e huilen niet meer om de oude goden’. En gaat haar juist om de rijke en verwarrende gevoelens die daar achter schuilgaan.

Hyperobjects

Het ambitieust aan De maan schijnt feller in de metaverse is het filosofische fundament ervan. Het concept ‘hyperobjects’ van filosoof en ecoloog Timothy Morton loopt als een rode draad door de bundel. Een hyperobject is een fenomeen dat zo wijdverbreid is dat het ons menselijk verstand te boven gaat. In eerste instantie lijkt dat in deze bundel vooral te slaan op kunstmatige intelligentie en alles wat daarmee samenhangt: het is overal, het breidt zich uit, maar echt doorgronden kunnen we het niet.

Op een dieperliggend niveau gaat de bundel ook over het bovennatuurlijke dat gepaard gaat met een post-antropocentrische, door algoritmes gedreven toekomst. Het magische, het irrationele, het occulte, het spirituele, of scherper gesteld: hekserij. In het slotgedicht, ‘Glitch’, komt de aap uit de mouw:

ik trek al vier dagen op rij the queen of wands

op www.free-tarot-reading.net en volgens mijn horoscoop

moet ik vandaag koningsblauw dragen

Opnieuw: dit is geen ironie of cynisme. Heksen werden verbrand omdat men bang voor ze was. Er is iets onverklaarbaars en iets bedreigend aan zieners die hun tijd ver vooruit zijn, met name vrouwen die een visie op een nieuwe wereld durven te verkondigen. Niet iedereen is klaar voor zulke visionaire wezens, zoals die ene meester op dat schoolplein in Beek-Ubbergen aan het einde van de jaren 90. Of we klaar zijn voor Merel van Slobbe hangt af van de vraag of we de heks in ons durven te erkennen. Of we aan de pendel durven te slingeren. Of we klaar zijn om onze toekomst te laten voorspellen.

 

Een recensie door Roel Smeets over de poëziebundel De maan schijnt feller in de metaverse van Merel van Slobbe.

De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2023
ISBN 9789029546881
72p.

Geplaatst op 06/12/2023

Tags: digitale media, Heksen, Internet, internetcultuur

Categorie: Poëzie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.