Proza, recensie

Een zoektocht en een strijd

Bintje

Tuly Salumu

Te veel van de jeugdherinneringen die Bintu heeft aan haar vader, Yuma, zijn vervuld van ellende, geweld en tristesse, maar wanneer hij aan de keukentafel aan zijn memoires schrijft, baadt het appartement in een ongecompliceerde vrede. Met rustige geestdrift probeert hij dan om zijn leven en dat van zijn vermoorde vader een plaats te geven, zich te verankeren in een geschiedenis die meer is dan de som van tijdelijke tewerkstellingen en wankele relaties.

Het schrijfproces verloopt echter moeizaam; hij raakt niet verder dan een ruw manuscript, waarmee ook Bintu later nog zal worstelen. Er zijn te veel puzzelstukken, losse eindjes en confronterende waarheden. Reflecteren over een leven, en zeker één dat zich zo hobbelig en hoekig heeft voortgesleept, is strijden zonder afloop, zonder winnaars.

Tuly Salumu, die hier debuteert als romanauteur, heeft met Bintje (2023) een gelijkaardig herculeswerk aangevat. In een interview met De Morgen, geeft Salumu aan dat ze vertrok vanuit de wens om het leven van haar Congolese grootvader in een roman te gieten, maar tijdens het schrijfproces voelde ze dat haar vader een centraler figuur bleek te zijn. Ze sloeg een andere richting in en schreef een roman over de relaties tussen een vader, Yuma, en zijn dochter, Bintu, een personage met wie ze tal van gelijkenissen heeft, maar tot wie ze tegelijk een zekere afstand kon bewaren. Zo creëert ze voor zichzelf de ruimte om haar eigen ervaringen vrijer te vertellen en emotionele en culturele spanningen scherp te stellen.

Blokken

Lang voor Bintu zich voor het communicatieve gemak met tegenzin ‘Bintje’ laat noemen, groeit ze op in ‘de blokken’ met haar Congolese vader, haar Vlaamse moeder, haar Congolese grootmoeder en haar broertje. Salumu plaatst ons zonder aanloop in het leven en de schoenen van een jonge Bintu, op een leeftijd waar ze maar al te goed beseft dat haar huidskleur en familiale achtergrond een factor van formaat zijn in haar kinderleven, maar absoluut het raden heeft naar het hoe en waarom. Op Bintu’s kamer hangen posters van Bart Kaëll en Whitney Houston zusterlijk naast elkaar, als emblemen van twee werelden die frictieloos samen kunnen bestaan, maar buiten die kamermuren slalomt ze als te snel opgroeiend kind tussen ruziënde ouders, terughoudende klasgenoten, conservatieve zuster-leerkrachten, racistische grootouders en zovele anderen tegen wie kinderlijke onschuld niet is opgewassen. De taal doet denken aan die van Édouard Louis, een bedrieglijk eenvoudig vocabularium dat in staat stelt om de situaties echt te beleven, maar op zo’n vernuftige manier gebruikt dat wij, als volwassen lezers, door die kinderogen de barre realiteit kunnen waarnemen in al haar warrige lelijkheid.

Het appartement, de school en de buitenwereld zijn plekken waar Bintu gewrongen zit tussen wit-Vlaamse en zwart-Congolese werelden, twee schier onverenigbare blokken. Identiteitsvraagstukken – wie ben ik en waarom ben ik (niet) de ander? – duiken soms plots op in de meest obscure hoekjes, maar evengoed zit de culturele spanning in de heel zichtbare uiterlijke kenmerken van Bintu en haar familieleden, die door de buitenwereld steeds zo worden beladen. Haar huid is te licht om zich volledig Congolees te voelen en haar haar te krullend om geruisloos in de Vlaamse klas te passen. De zusters-leerkrachten en zelfs haar witte grootouders benadrukken voortdurend haar anders – ergo minderwaardig – zijn, terwijl ze tegelijk ‘mundelée’ (wit, Europees persoon) wordt genoemd door haar vader, omdat ze pakweg de Congolese taal en keuken niet onder de knie heeft.

Salumu beschrijft in het interview in De Morgen hoe zulke kwetsende dagelijkse ervaringen haast triviaal dreigen te worden, wanneer ze telkens weer kort moeten worden samengevat in een vluchtig gesprek, maar in literaire scènes de ruimte kunnen krijgen om hun reële impact te tonen. Met Bintje weet Salumu dat literaire potentieel te boetseren tot een dynamisch relaas van een leven, een natuurlijke stroom aan biografische golven, waarin kleine en grote momenten elkaar opvolgen. Elk van die golven maakt impact, zowel op Bintu, als op ons, de lezers.

Jong geleerd is oud gedaan

Zoals dat gaat bij jonge kinderen worden de momenten van keihard racisme of weerzinwekkend huiselijk geweld vaak – al is het slechts tijdelijk – onbeholpen aan de kant geschoven door luchtige, humoristische momenten. De jonge Bintu krijgt nog net genoeg warme, liefdevolle lichtpunten doorheen de onverbloemde duisternis om het hoofd boven water te houden, maar naarmate ze ouder wordt, is haar wrange cynisme te groot geworden om die nog toe te laten.

In haar kinderjaren mag Bintu het racisme en geweld dan wel nog niet begrijpen of ten volle laten binnenkomen; de gewelddaden nestelen zich wel diep in haar binnenste. De volwassen Bintu uit de tweede helft van de roman heeft niet alleen af te rekenen met dezelfde pijnlijk onveranderde dynamieken – een alledaags racisme dat keer op keer geminimaliseerd wordt, liefdesrelaties die gebukt gaan onder sociaal-culturele verschillen – maar ook met haar eigen littekens en hoe die haar emoties en relaties overhoop gooien. Van jongs af aan moet Bintu ermee zien te leven dat haar diepmenselijke behoefte aan bevestiging en onvoorwaardelijke liefde zelden wordt bevredigd. Ze klampt zich vast aan elke morzel bevestiging die ze kan vinden en dan vooral aan de bevestiging van mensen die het minst geneigd zijn om die te geven. De ongecompliceerde liefde van de één voelt immers verwaarloosbaar en betekenisloos wanneer je er geen krijgt van de ander.

En als je gewoon bent om nauwelijks liefde en bevestiging te krijgen, hoeveel kan je er dan zelf geven? Een volwassen Bintu is nu zelf de leerkracht, de moeder, de partner, die het moet opnemen tegen haar verleden en haar heden, tegen anderen en zichzelf en zich daarbij niet langer kan beroepen op een kinderlijke naïviteit. In een wereld vol tegenstrijdigheden, zo bewijst Bintje, is het niet eenvoudig om een coherent en stabiel ‘ik’ op te bouwen. Hoe kan je immers vermijden jezelf of je geliefden te verloochenen als je niet wordt toegelaten te weten wie je bent of tot welke geliefden je behoort?

Een persoonlijke zoektocht en een institutionele strijd

Dat Bintu’s leven er één is van tegenstellingen, is een open deur intrappen, maar wat van Bintje zo een sterk debuut maakt, is hoe rijk en onverschrokken de complexiteit van die tegenstellingen wordt geïllustreerd. Elke poging om mensen in te delen in afgebakende ‘goede’ en ‘slechte’ groepen loopt vast. Bintje is een testament van intersectionaliteit, Kimberlé Crenshaws sociaalwetenschappelijke argument dat verschillende identiteiten met elkaar kruisen en dat de complexiteit van die kruisingen al te vaak wordt genegeerd of gereduceerd.

Gender- en culturele verschillen mediëren elke mogelijke relatie van Bintu, maar niet op afgelijnde, netjes leesbare, voor de hand liggende manieren. Behulpzame mensen blijken racisten en geliefden blijken geweldenaren – sterker nog, de hulp heeft bijwijlen een racistisch motief en het geweld stamt meer dan eens vanuit een verknipt liefdesgevoel. Haar witte grootvader bijvoorbeeld etaleert voor Bintu een wansmakelijk racisme evengoed als een warme betrouwbaarheid; hij zwaait thuis de plak ten koste van de vrouwen in zijn leven, maar wordt buitenshuis zelf geminacht door de zusters op de school waar hij werkt. Bintu’s leven is zo een constant hernieuwde zoektocht naar medestanders: elke nieuwe omgeving vereist een nieuwe voorzichtige verkenning. Gevestigde evenwichten kunnen bij de minste rimpeling verstoord worden en de allianties verschuiven lang niet altijd langs de meest voor de hand liggende assen. Een en dezelfde mens is nu eens een baken van warme zachtheid en tellen later een ijskoude agressor.

Dit betekent niet dat de wrijvingen en conflicten in Bintje moeten gelezen worden als geïsoleerde gevallen waarbij individuen de mist in gaan. Bintu’s hoogstpersoonlijke levenspad bestaat niet zonder drukkende historische, sociale en politieke structuren. Insituten als het AfricaMuseum, de politie en het onderwijs, die als expliciete bestaansreden hebben mensen houvast en kracht te bieden, blijven diep ingebed in Belgiës koloniale verleden. Op de schoolbanken of later voor de klas, bijvoorbeeld, blijft Bintu geloven in de veranderende, sterkende kracht van het onderwijs, maar ze botst daarbij aldoor op een onwrikbaar conservatisme van de logge meerderheid.

Echo’s van die maatschappelijke spanningen sluipen vervolgens in haar persoonlijke relaties en ervaringen met geliefden, want ook die zijn omgeven en gevormd door die instituten. Bintu’s hoogstpersoonlijke verhaal is er dus geen van alleenstaand ‘ongeluk’ of ‘ellende’; het betoogt net hoe dagelijkse ervaringen het gevolg zijn van schijnbaar abstracte institutionele problemen. Salumu geeft het politiek-historische een gezicht en het persoonlijke een achtergrond.

De grenzen van de empathie

Om die grotere dynamieken niet te moeten begrijpen of bevechten, beroepen mensen zich in hun dagelijkse leven graag op de gemakkelijkheidsoplossing van victim blaming. Op gevoelige, confronterende kwesties reageren mensen rondom Bintu doorgaans met minimaliserende woorden of een half-verwijtende toon: het slachtoffer van huiselijk geweld zal ook wel wat op haar kerfstok hebben, professionele mislukkingen zullen wel het gevolg zijn van een persoonlijk falen en racistische provocaties van leerlingen moet je zien als niet meer dan kattenkwaad. Zo sussen ze vooral zichzelf. Alles beter dan morele grijze zones onder ogen te moeten zien, grijze zones waar ze misschien zelf ook niet helemaal buiten staan. Wanneer een jonge Bintu niet-begrijpend, soms ronduit verbijsterd de volwassen knoeiboel gedwongen gadeslaat – als ze er al niet middenin wordt geplaatst – beschikt ook zij dus alleen over die simplistische blik: als iemand kwaad wordt berokkend, zal daar wel een goede reden voor zijn.

Later kijkt Bintu met een volwassen blik op haar kinderjaren terug, een pijnlijke maar leerrijke confrontatie met zichzelf. Ze moet vaststellen dat haar jonge, onwetende zelve begrijpelijkerwijs meer dan eens de situatie verkeerd heeft beoordeeld, met kwetsende gevolgen. Het pijnlijke besef daagt dat ze degenen die haar hulp het meeste nodig hadden, in de steek heeft gelaten, terwijl ze dacht partij te kiezen voor de verdrukten. Salumu durft het moedig aan om niet alleen de hypocrisie van de maatschappij of antipathieke nevenpersonages te fileren, maar ook die van haar dierbare hoofdpersonage, die zo des te meer een mens van vlees en bloed wordt.

Tegelijk schuilt in Bintu’s schijnbare victim blaming een bizarre, humane kracht; het is een principiële weigering om haar geliefden en minder geliefden een finaal oordeel toe te bedelen. Te vaak moet zij vaststellen dat zij allen afwisselend – of zelfs tegelijk – dader én slachtoffer zijn en dat het geen steek houdt ze te reduceren tot een van die veranderlijke posities. Salumu’s scherpe, bij momenten cynische taferelen worden finaal steeds omzwachteld met een onverzadigbare empathie, een vergevingsgezindheid die intrigerend ongemakkelijk wordt voor de lezer. Waar gaat te veel empathie en genuanceerde vergevingsgezindheid voor de één opnieuw over in victim blaming tegenover de ander? Waar ligt de grens tussen begrijpen, verklaren en vergoelijken?

Salumu illustreert scherp maar steeds met een sprankel hoop hoe sociale en emotionele relaties continua zijn, waarop posities nooit definitief verankerd zijn. Het leven is een eeuwige poging om onze veranderende posities en die van anderen gaandeweg beter te leren begrijpen, een zoektocht zonder eindbestemming. Een roman als Bintje is op die zoektocht een prima compagnon.

Een recensie van Bintje van Tuly Salumu door Ben De Smet.

Borgerhoff & Lamberigts, 2023
ISBN 9789464788068
275p.

Geplaatst op 15/04/2024

Tags: Bintje, Congo, debuutroman, Édouard Louis, Identiteit, Tuly Salumu

Categorie: Proza, recensie

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.