Recensies, Signalement

Marieke Lucas Rijneveld wint de International Booker Prize met De avond is ongemak

De avond is ongemak

Marieke Lucas Rijneveld

Disclaimer: In deze tekst komt een ‘deadname’ voor. Dat betekent dat de auteur van  gender en naam is veranderd. In deze bespreking betreft de deadname ‘Marieke Lucas Rijneveld’. Want tegenwoordig gaat diezelfde persoon als ‘Lucas Rijneveld’ door het leven. 

De Reactor streeft ernaar een inclusief platform te zijn. De Reactor is kritisch over de literatuur die zij recenseert en heeft de beslissing genomen om niet te censureren maar kritisch te beschouwen. Daarom geeft De Reactor het aan wanneer er in een tekst taal voorkomt die in een inclusief en divers wereldbeeld problematisch is. Ben je benieuwd naar een inclusief beleid op taalgebruik, download dan hier de handreiking van Codedi.

 

Op 26 augustus wonnen Marieke Lucas Rijneveld en vertaler Michele Hutchinson de International Booker Prize 2020 met The Discomfort of Evening.  Proficiat! De jury roemt ‘de betoverende schoonheid, de onmiskenbare kracht en de onverbiddelijke blik’ van de schrijver. Hier vind je de recensie van Anne van den Dool.

 

Net als in haar gelauwerde poëziedebuut Kalfsvlies (2015) wordt het in haar debuutroman De avond is ongemak al snel duidelijk: Marieke Lucas Rijnevelds (1991) stijl is er een van lange zinnen, die ze met associaties en beeldspraak aan elkaar rijgt. Ook op thematisch niveau zijn er parallellen tussen beide boeken: de dode broer, de ruziënde ouders – en, bovenal, de jas, waarin de ik-figuur ook al in de bundel werd gesnoerd. Dankzij de openingszin ‘Ik was tien jaar en deed mijn jas niet meer uit’ weten we direct dat er wat dat betreft weinig is verbeterd en dat de geschiedenis zich opnieuw, zoals de titel Kalfsvlies ook al aanduidde, op de grens van binnen- en buitenkant zal afspelen.

De avond is ongemak is, explicieter dan Rijnevelds debuut, gelokaliseerd binnen de beklemmende muren van het boerderijleven, een eeuwenoude setting die we in de laatste jaren ook bij andere prozadebutanten van begin twintig aantroffen: bij Franca Treur (Hoor nu mijn stem uit 2017 en Dorsvloer vol confetti uit 2009), maar ook bij Naomi Rebekka Boekwijt (Pels uit 2013) en bij Maarten van der Graaff (Wormen en engelen uit 2017). Voor deze auteurs blijkt het platteland een terugkerend thema in hun oeuvre; de vraag of dit bij Rijneveld ook het geval zal zijn, kunnen we nu nog niet beantwoorden.

De avond is ongemak verhaalt over de tienjarige Jas, die opgroeit in een gereformeerd boerengezin. Al vroeg in de roman wordt het evenwicht in het gezinsleven verstoord door het verongelukken van zoon Matthies. Rijnevelds debuutroman toont hoe ieder familielid in een eigen manier van rouwen vervalt: van de verlamming van Jas’ ouders tot de ontsporing van zus Hanna en broer Obbe.

De boerderij geldt doorgaans als broedplaats voor onuitgesproken emoties: er wordt weinig gepraat, hoogstens wat gebromd. Die stilte laat in De avond is ongemak ruimte voor de lange beschrijvingen die we uit Kalfsvlies kennen, en die onze blik richten op het kleine: de met vliegenresten besmeurde peertjes, de velletjes van de boterhamworst, de boterkrullen tijdens het kerstontbijt. De toon hiervoor wordt al op de eerste pagina gezet:

Die ochtend smeerde moeder ons een voor een in met uierzalf tegen de vrieskou, die kwam uit een geel blik van Bogena en werd normaal gesproken alleen gebruikt tegen kloven, eeltringen en bloemkoolachtige knobbeltjes op de spenen van de melkkoeien. De deksel van het blik was zo vettig dat je hem er alleen met een theedoek af kon draaien; het rook naar gaargestoofd uierboord, dat in dikke sneden besprenkeld met zout en peper weleens in een pan met bouillon op het fornuis stond en waar ik van gruwelde, net als van de stinkende zalf op mijn huid.

De tienjarige Jas (zie ook die eerste zin), via wie we het verhaal tot ons krijgen, trekt zich na het verliezen van haar broer steeds verder terug. Het gevaar lag in dit gezin echter al eerder op de loer: beeldspraak wordt in dit boerengezin ingezet om angst te zaaien. Zo moeten de kinderen zich goed afdrogen, ‘zodat [z]e niet zouden gaan roesten, of erger, gaan schimmelen, als de randjes tussen de badkamertegeltjes’. Wanneer opa bij de dood van oma opmerkt dat alles zuur wordt als iemand doodgaat, verwijzend naar de bedorven slagroom op grootmoeders laatste advocaatje, kan Jas wekenlang niet slapen, geteisterd door het beeld van oma’s gezicht dat druipt van het advocaatgeel. Deze drang heeft het gezin vast ook door de Bijbel ingegeven gekregen: in menig christelijk ondergangsverhaal (‘Je rijkdom en je muziek zijn met jou verdwenen, voortaan zijn wormen je matras en larven je deken’, citeert Jas’ vader uit Jesaja) wordt het figuurlijke – vaak bij wijze van straf – tot het letterlijke gemaakt. Of zegt dit alles meer over het overontwikkelde associatie- en inbeeldingvermogen van Jas, die angstig en ineengekrompen door het leven gaat? Of is dit een wellicht wat uitvergrote weergave van de fantaserende vermogens van het gemiddelde kinderbrein? Een combinatie van beide, waarschijnlijk: een zacht kind in een harde familie.

Het zijn de tot leven gewekte vergelijkingen die Rijnevelds beschrijvingen van Jas’ rouwproces uitzonderlijk invoelbaar maken: van de rolladetouwen die hun uit elkaar vallende lichamen bij elkaar moeten houden tot de dood die wordt vergeleken met een taai tijgernootje dat achter het televisiemeubel is gerold – alles leeft. Ogenschijnlijk lijkt Rijneveld hiermee te verbloemen dat het verhaal dat ze vertelt an sich maar weinig uniek is: een traumatiserende situatie die het zwijgzame karakter van een boerenfamilie aan de oppervlakte brengt, daarover hebben we al eerder gelezen. Maar dan ondervinden we langzaam maar zeker hoe ze hiermee nog iets anders uit het zicht houdt: de hygiënische en seksuele escalatie (vaak in combinatie) van de drie overgebleven kinderen Jas, Obbe en Hanna.

De gekozen plattelandsomgeving is een plek waar het schrijven van Rijneveld goed gedijt, omdat die er de kans krijgt op een wolkeriaanse manier de grenzen van het aangename of gezonde te overschrijden. Dat deed ze ook al graag in Kalfsvlies – een titel die achteraf ook binnen dit thema als een veelzeggende opmars naar deze debuutroman kan worden gezien: daarin vergeleek ze handen met rauwe sukadelappen, werden er schapen aangereden en spatte het bloed soms van de pagina’s af. Opnieuw laat Rijneveld de lezer af en toe sidderen met opmerkingen over pis en vergelijkingen tussen stront en chocopasta – en nu is het, dankzij die plattelandsomgeving, nog meer geoorloofd.

Met het volgen van hoofdpersonage Jas zijn we in een onuitputtelijk fantasierijke en angstige geest gedoken. Hoe minder zij over haar gevoelens kan praten, des te heftiger worden ze in haar binnenste beleefd. Rijnevelds 270 pagina’s tellende beeldspraakwaterval is dus wel degelijk functioneel, maar daarom niet minder overdadig: de symboliek ligt werkelijk overal op de loer. Jas’ Bijbelse opvoeding maakt haar tot een personage dat in elke minieme handeling van zichzelf en de ander een grotere betekenis ziet. In een geladen situatie als de rouw om een kind wordt deze zwaarte al snel te drukkend, ook voor de lezer. Het maakt schrijnende details (‘Sinds zijn dood eten we in een kwartier’, hoe mensen na een sterfgeval eindeloos lang hun voeten blijven vegen) tot onderdeel van een overdadige en uitputtende opsomming.

De moeder die stopt met eten, de overgebleven broer die steeds agressievere trekken vertoont, de vader die terug in zijn autoritaire rol kruipt, het stille meisje dat langzaam maar zeker haar vertrouwen in God verliest – Rijnevelds overdaad aan beeldspraak verhult dat haar personages nogal archetypisch zijn. Waar gedragen uitspraken in haar poëzie de juiste lading kregen, zijn deze aforismen in haar proza te veel van het goede – zeker gezien het feit dat we door kinderogen kijken: ‘Ferm zijn begint bij het tegenhouden van je tranen’; ‘Je moet altijd iets in de strijd gooien als je gered wil worden’; ‘Alles wat ongewild de aandacht trekt moet je verwijderen’, enzovoort. Alleen aan de steeds terugkerende symboliek van de jas die de hoofdpersoon maar blijft aanhouden, wordt nooit een betekenis toegekend. Die laat zich niettemin raden: bescherming tegen de kilte van het ouderlijk huis.

Het was zo mooi geweest als we de oplopende spanning en escalatie ook in Rijnevelds taalgebruik hadden teruggezien. Als de vergelijkingen van een toenemende seksualiteit, viezigheid, bewustzijn van de omgeving doortrokken waren geweest. Ook nu is elke vergelijking raak en origineel, maar die is alleen trefzeker als die wordt ingezet wanneer er iets op het spel staat. Bijvoorbeeld als broer Obbe zijn vingers in Jas’ achterste steekt, en zo de homerische stortvloed aan beelden en tegenstrijdige gevoelens waardoor zij overmand wordt, kan stroomlijnen. Als ze de schaamte die op haar wangen te zien is, vergelijkt met ingekleurde meerkeuzevakjes op een proefwerk, en deze vergelijking doortrekt, waardoor we haar schaamte beter begrijpen. Als ze door middel van beeldspraak uiting kan geven aan het gemis van haar broer.

Hoe knap het ook is, dat Rijneveld voor alles een parallelle beschrijving lijkt te kunnen vinden, niet elke situatie heeft die nodig. In haar volgende roman mag Rijneveld laten zien dat ze ook uitblinkt in andere middelen, zodat ze de lezer minder achterlaat in stilistisch ongemak.

Recensie: De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld door Anne van den Dool.

Atlas Contact, Amsterdam, 2018
ISBN 9789025444112
270p.

Geplaatst op 26/08/2020

Tags: anne van den dool, boerenfamilie, De avond is ongemak, debuutroman, Franca Treur, Kalfsvlies, Maarten van der Graaff, Marieke Lucas Rijneveld, Naomi Rebekka Boekwijt, platteland

Categorie: Recensies, Signalement

Naar boven

Reacties

  1. Joke van Overbruggen

    Ik kan me wel vinden in deze recensie: niet alleen De Avond is Ongemak, maar de Stijl ook,

    Beantwoorden

  2. Derek van Dassen

    The Netherlands is a small country, in both land mass and population (17 million). They don’t necessarily feel their culture is threatened, but they do feel swamped by the huge English-language world around them. As a result, their response has been to become extremely proficient in English themselves.

    This has had a profound affect on their literature.

    One way this is evidenced is in the propensity of Dutch authors to shock. In order to get noticed, to get the outside world’s attention, they’ve taken their writing to extremes: the grosser the better. Shock certainly can have its place, but it can’t be the only thing.

    Another impact of Holland’s unique situation is that many Dutch writers end up being derivative. Authors will read the English around them and repackage it for their Dutch audience. This is fine until it gets translated back into English, and it begins to look like déjà vu.

    This brings us to Marieke Rijneveld’s The Discomfort of Evening.

    By now everyone is aware of the horrors Rijneveld describes, at great and repeated lengths: constipation and diarrhea, abuse of animals and children, improper use of farm implements on humans; ad nauseam. It’s telling that many reviewers, whether from the mainstream media or online, just abandoned the book halfway through, not because they were grossed out, but because they became bored. They stopped caring about the characters.

    Rijneveld’s book could be considered in the ‘growing-up-in-a-religious-cult-is-a-bitch’ sub-genre. But that’s been done many times before, and better. I have to wonder, giving their respective ages, if Rijneveld, as a teen, read Miriam Toews’s A Complicated Kindness, and then did the rewrite thing. I have nothing against doing a different take on the same subject, but you can’t give Rijneveld any marks for originality.

    And now The Discomfort of Evening has won the International Booker, but A Complicated Kindness never won the Booker. Why? Back to that issue of numbers: the ‘International’ is for translated works, whereas the Booker itself is for that huge, English-language market.

    It’s as simple as that.

    Derek van Dassen is a Canadian writer, formerly an op-Ed columnist for a major daily newspaper there. He is also still a Dutch citizen and an English-to-Dutch translator for close to thirty years.

    4205 Gellatly Rd.,
    West Kelowna, BC
    Canada V4T 2K2

    4169929061

    Beantwoorden

  3. Joke van Overbruggen

    Ik heb mijn eigen exemplaar van De avond is ongemak te koop aangeboden
    op de boekenafdeling van de kringloopwinkel.
    Binnen twee uur was het verkocht. iemand was er erg blij mee!

    Beantwoorden

  4. Joke van Overbruggen

    Degene die het boek gelezen had was erg enthousiast,maar tegelijkertijd erg onthutst
    over de gebeurtenissen die beschreven worden.

    Beantwoorden

  5. S. Tuinman

    Ik ben nu op blz. 90 van dit boek en ik ga het niet uitlezen. Rond blz. 10 sloeg de verveling al toe. Te veel en te lang gezeur, veel te veel vergelijkingen. Ik werd er al snel heel erg moe van. Het boek wekt wrevel bij mij op Dus snel weer inleveren bij de bibliotheek.

    Beantwoorden

  6. Tiny Ravnjak

    Ik vind ook de uitwerkingen te veel. Het leidt af van het verhaal. De seks is te morbide, te onwerkelijk. Alhoewel de grote lijn perfect is weergegeven, de triestheid – het neerslachtige, geweldig. Ik kan niet helema begrijpen dat dit boek een pullitzer prijs heeft gewonnen. Daarvoor is het te wereldvreemd, schokkend, gemeen….

    Beantwoorden

  7. Pim

    Kinderlijk in terminologie. Erg jammer dat dit zo wordt opgehemeld. Een boek ja, maar 271 pagina’s worsteling (op zich niet erg). Als dit literatuur is is het wel erg jammerlijk gesteld met onze Nederlandse taal.

    Mijn advies: niet kopen (zonde van je geld) maar eventueel ergens in bibliotheek of via Marktplaats een exemplaar bemachtigen. Lees het zover als je komt en dan weg ermee.

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.