In Nederland wordt steeds vaker kritiek geuit op de overmatige focus op de Randstad: in de politiek, in onderzoeken en in berichtgeving in de media krijgt dat westelijke kustgebied dat zich grofweg uitstrekt van Amsterdam tot Rotterdam beduidend meer aandacht dan de overige provincies. Ook de Nederlandse literatuur maakt zich aan deze ongelijkwaardigheid schuldig, en gaat misschien zelfs nog verder: vrijwel alle reguliere uitgeverijen zijn te vinden aan dezelfde Amsterdamse grachten, waar men elkaar tegenkomt op dezelfde Amsterdamse feestjes.
Des te groter is de verademing wanneer men eens een verhaal leest dat zich niet afspeelt in de hoofdstedelijke binnenstad. In die behoefte voorziet De beesten (2022), het romandebuut van Gijs Wilbrink (1984), bekend als muzikant en podcastmaker. We volgen de jonge Isa, die gevlucht is uit de Achterhoek naar universiteitsstad Utrecht, om daar kunstgeschiedenis te studeren. Ze laat nogal wat achter zich: niet alleen de glooiende landschappen waar menig Nederlander tijdens voorjaars- en herfstvakanties zo graag neerstrijkt, maar vooral haar familie.
Dat is de beruchte familie Keller. Vrijwel iedere telg van het geslacht heeft wel iets op zijn kerfstok: ze houden illegale fokkerijen in hun schuren of hebben zelfs de lokale kerkvader de dood in geholpen en in diens kerk een heuse beeldenstorm nagespeeld. De Kellers en hun net iets te ver uit elkaar staande ogen zijn berucht, en hoewel veel van deze verhalen vakkundig van Isa zijn weggehouden, merkt ze dat al haar hele leven. Ze werd met weerzin aangekeken door haar klasgenootjes en dorpsgenoten, en nog steeds huivert ze om haar achternaam te noemen wanneer ze door een politieagent staande wordt gehouden op een openbare weg.
Dat – voor haar grotendeels in nevelen gehulde – verleden laat ze dus liever achter zich. Ze stort zich vol overgave op haar studie én op de strijd tegen dierenleed die binnen haar vriendenkring nogal serieus wordt opgevat. In Utrecht komen de studenten in opstand tegen de megastallen en -fokkerijen die door Isa’s bloedeigen ooms worden uitgebaat, soms zelfs met sabotageacties waarbij geweld niet wordt geschuwd. Een extra reden om dat verleden van haar zo ver mogelijk weg te drukken, hoewel de angst dat haar vrienden op een gegeven moment met zelfgemaakte bommen bij een van haar ooms op het erf staan toch steeds weer de kop op steekt.
Het uit de weg gaan van dat verleden blijkt alleen lastiger dan gedacht. Isa is nog maar nauwelijks bekomen van haar nieuwjaarskater – we schrijven 1 januari 1996 – wanneer ze door haar moeder wordt opgebeld: haar vader is verdwenen. Haar vader, dat is Tom Keller, zowaar de enige goede telg van de familie. Als tiener bleek hij al een enorm talent te hebben voor motorcross, met als gevolg dat hij al zijn vrije tijd met een BSA tussen zijn knieën over de meest uitdagende circuits vloog. Hij kreeg training van zijn ooms Johan en Charles, die het prijzengeld dat Tom met deze wedstrijden verdiende, zorgvuldig door drieën deelden. Die bedragen liepen hoog op: Tom stootte al in zijn tienerjaren door naar de hoogste regionen van de motorcross, tot aan wereldkampioenschappen aan toe.
Aan die veelbelovende carrière kwam acuut een einde toen Tom in de laatste ronde van een lokale benefietrace voor de kerk over de kop vloog en daarbij zijn been verloor. Kranten spraken van een raadsel: hoe kon de motor van Tom Keller er zo plotseling mee gestopt zijn? Zijn positie als lokale volksheld raakte in het slop, en Keller werd weer een naam die men vooral associeerde met misdaad en geweld.
Deze voorgeschiedenis is Isa onbekend op het moment dat ze halsoverkop naar haar geboortedorp vertrekt om haar vader te zoeken. Haar moeder is in al haar lamlendigheid niet goed in staat haar te helpen, maar de lokale politieman blijkt verrassend welwillend, net als de rest van haar dorpsgenoten. Samen kammen ze tot diep in de nacht de lokale omgeving uit. Wanneer het op haar vader aankomt, lijkt er een veel positiever beeld te heersen dan rondom de rest van haar familie, constateert Isa.
Tijdens de zoektocht naar haar vader stuit ze op een krantenartikel over het ongeluk dat haar vaders been en carrière fataal werd. De puzzelstukjes vallen in elkaar, en inderdaad: de politie vindt de oude Tom Keller, dichter bij de dood dan bij het leven, op de baan waar hij zijn laatste race reed. Maar dan is het verhaal nog niet afgelopen: de hele verdwijning heeft namelijk allerlei oude gevoelens opgerakeld bij verschillende familieleden en die strijd lijkt nu opnieuw te moeten worden uitgevochten.
De beesten is een ingenieuze vertelling: we maken deze beslommeringen niet alleen mee vanuit het perspectief van Isa, maar ook vanuit een ik-verteller naar wiens identiteit het lange tijd gissen blijft. Pas halverwege de roman ontdekken we dat het gaat om Annie, de zus van Isa’s moeder Maureen, die al die jaren geleden moest toezien hoe haar zusje werd ingelijfd door de beruchte Keller-familie. Zij kent alle geschiedenissen die voor Isa zijn achtergehouden, en fungeert op die manier als een soort alwetende verteller die het onheil ziet aankomen voordat haar nichtje beseft in welke vallen ze loopt.
Daarmee wordt een extra drijvende kracht aan het verhaal toegevoegd, dat toch al met een enorme vaart verteld wordt. Wilbrink schrijft met hetzelfde tempo als waarmee de jonge Tom Keller over de heuvels denderde, in een breedsprakige, spreektalige stijl vol slimme voor- en achteruitwijzingen en volstrekt originele en passende vergelijkingen (zo ongeveer alles wat zwaar is wordt in deze roman vergeleken met een motorblok), waardoor wegleggen onmogelijk wordt. Hij doorspekt zijn verhaal bovendien met tal van referenties aan de undergroundcultuur waarin Isa rondloopt – daar komt zijn ervaring als muzikant in verschillende bands van pas –, maar laat de jonge verteller net zo goed verwijzen naar de schilderijen die ze vanuit haar kunsthistorische studie kent.
Buitengewoon knap is de manier waarop Wilbrink duidelijk weet te maken dat Isa zich zowel in Utrecht als in haar geboortedorp een bedrieger voelt: haar beste vriendin Erva beticht haar er meermaals van geen open kaart met haar te spelen, een meeloper te zijn, zich niet ten volle inzet in de strijd tegen de bio-industrie. Andersom wordt Isa net zo goed uitgekafferd door haar moeder wanneer ze met haar dure woorden en ingewikkelde gedachten bij het avondeten aanschuift. Nergens is ze helemaal thuis.
Bewonderenswaardig is de bravoure waarmee Wilbrink de Achterhoek schetst, waar hij zelf opgroeide, en die hij duidelijk van binnenuit kent: van de met jus doordrenkte gerechten die er op tafel komen tot de schuurfeesten, van de lange, eeuwig rechtdoor gaande wegen tot het accent. Gelukkig wordt het nergens een platte persiflage, mede doordat je vanaf het begin voelt dat Isa haar geboorteplek nooit volledig de rug heeft toegekeerd. Niet voor niets twijfelt ze of ze haar studie in Utrecht niet gedag moet zeggen en weer bij haar ouders moet intrekken: de dorpse intimiteit en de schoonheid van het landschap laten haar niet onberoerd.
Toch schuilt hierin wellicht de enige kritiek die op Wilbrinks roman valt te uiten: emotionele processen als deze worden niet altijd voldoende uitgesponnen om geloofwaardig te zijn. Isa maakt net iets te veel narigheid mee om de lezer te laten geloven in de conclusie dat dit misschien wel haar leven moet zijn. Zulke psychologische diepgang had misschien de vaart in het verhaal kunnen houden op het moment dat die wat dreigt weg te zakken, zoals gebeurt wanneer vader Tom gevonden is en de vraag rest wat Isa nog in de Achterhoek houdt.
De beesten wil veel tegelijk zijn: een coming of age-roman, een familiekroniek, een portret van een voor velen mysterieus deel van Nederland, een ode aan muziek en motorcross – en het knappe is: het lukt allemaal. Vierhonderd pagina’s lang houdt Wilbrink je op het puntje van je stoel, knap wisselend tussen alle verschillende verhaallijnen die hij in de lucht weet te houden, vertellend in een stijl waarvan je zou wensen dat je hem zelf beheerste. De beesten maakt razend nieuwsgierig welke verhalen de auteur nog meer te vertellen heeft. Waar ze zich ook afspelen, de lezer krijgt hij ongetwijfeld mee.
Een recensie van De beesten van Gijs Wilbrink door Anne van den Dool, in samenwerking met het Algemeen-Nederlands Verbond en het Willemsfonds in het kader van De Bronzen Uil.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.