Je achternaam veranderen, dat doe je niet zomaar. Daar weet Anna, hoofdpersoon van Bibi Dumon Taks nieuwste roman De dag dat ik mijn naam veranderde, alles van. Grondig onderzoek op de website van het ministerie van Veiligheid en Justitie vertelt haar dat er bijvoorbeeld sprake moet zijn van psychische hinder, echtscheiding voor het achttiende levensjaar van het kind, een niet Nederlands klinkende achternaam of een onjuiste spelling.
Dat alles is op Anna niet van toepassing. Zij wil juist een deel van haar achternaam laten verwijderen. Het herinnert haar aan de mannen in haar leven die haar een nare jeugd hebben bezorgd, onder wie haar zwijgende vader en de oom die haar met zijn ogen uitkleedde.
De mannen komen er niet sierlijk vanaf in De dag dat ik mijn naam veranderde. De kroon wordt gespannen door Anna’s ex-zwager, die nadat haar jongere zus Lize overlijdt aan kanker twee zoons angstvallig bij hun tante weghoudt. Hij wordt vanaf de eerste pagina structureel aangeduid als ‘de man wiens naam ik niet zal noemen’, gevolgd door steeds opnieuw een andere verwensing, die telkens een nieuwe plaag op hem afstuurt: van ‘moge zijn ziel branden zolang de aarde draait’ en ‘moge de aarde openscheuren daar waar hij zijn voeten zet’ tot ‘mogen de hoofdluizen van alle werelddelen zich vermenigvuldigen op zijn kruin’.
Deze man mag in dit verhaal geen vastomlijnde plaats krijgen, zoveel is duidelijk. Veel meer draait het om zijn hufterigheid in het huwelijk met Anna’s zus Lize en de wijze waarop hij zich na haar dood gedraagt. Zelfs tijdens de begrafenis van hun opa mag Anna niet achteromkijken naar de kinderen van haar overleden zus, als een Orpheus die met een blik over zijn schouder zijn geliefde Eurydice terug in donker van de onderwereld doet belanden.
In De dag dat ik mijn naam veranderde wordt daarnaast het ziekteverloop van Lize beschreven. Ze is een bijzonder meisje, zo wordt vanaf het begin duidelijk: zij leed in haar jeugd aan ernstige slechthorendheid, maar wist door extreem doorzettingsvermogen dop een reguliere middelbare schoolchool haar diploma te halen. In haar werk begeleidt ze als ervaringsdeskundige doven en slechthorenden bij het vinden en behouden van hun baan.
Lize houdt het doorzettingsvermogen uit haar jeugd haar leven lang vast. Wanneer haar wordt verteld dat ze ongeneeslijk ziek is, legt ze zich daar niet bij neer: ze moet en zal tot het einde strijden, desnoods door zich te laten injecteren met experimentele middelen, desnoods door zichzelf te laten voldruppelen met medicijnen in een Duitse kliniek. Anna vergezelt haar zus op die reizen en ziet hoe Lize, zodra de artsen de kamer uit zijn, het kraantje verder opendraait om het chemogif nog sneller in haar aderen te laten druppelen en ze al na een uur weer buiten staat. Als de artsen haar slecht nieuws dreigen te vertellen, loopt ze nog voordat de woorden zijn uitgesproken met opgeheven hoofd de kamer uit. Alles om haar eindeloze trots te bewaren en door te kunnen met het leven dat haar zo dierbaar is.
De man wiens naam niet genoemd mag worden heeft, kil als Voldemort, weinig begrip voor Lizes naderende einde. Hij blijft de gebruikelijke tijd met zijn kinderen opeisen, zelfs op de enige dagen van de maand waarop Lize niet ziek, zwak en misselijk is van de chemokuur. Haar zus Anna kan het nauwelijks aanzien, zo woest is ze op deze man, die zijn ex-vrouw de laatste dagen met haar kinderen ontzegt – en die daarna de band van de kinderen met hun tante verbreekt.
Woede overheerst in de nieuwste roman van Dumon Tak, die met deze op waarheid gebaseerde roman een nieuwe weg in haar door jeugdboeken over dieren gedomineerde oeuvre inslaat. In Anna’s gedachten is, naast alle bewonderende en vertederende woorden voor Lize, voor weinig anders plaats dan wrok. Dat maakt haar blik tot die van een zeer subjectieve verteller, een onbetrouwbare zelfs. Zeker omdat de verwensingen richting de man wiens naam niet genoemd mag worden geen spaander van hem heel laten, terwijl we als lezer niet altijd even goed op de hoogte worden gebracht van zijn daden. Ja, hij houdt zijn kinderen weg van hun tante. Ja, hij lijkt de ziekte van zijn ex-vrouw volstrekt te negeren. Maar doet zij dat zelf ook niet een groot deel van de tijd? Wil Lize zelf ook niet het liefst behandeld worden als een mens zonder ziekte? En is het werkelijk zo vreemd dat een vader zijn kinderen liever geen contact laat hebben met een vrouw die hem zo hardgrondig haat?
Die vragen leert Anna zichzelf ook te stellen wanneer ze noodgedwongen in therapie gaat om te bewijzen dat zij door haar achternaam de psychische hinder ondervindt die door de overheid als voorwaarde voor naamsverandering wordt gesteld. De therapeut vertelt haar de mythe van een slang, die moet leren enkel te sissen en niet direct te bijten om zijn plek in de wereld te vinden. Het wordt Anna’s nieuwe motto: ze moet, ook in de omgang met de ex-man van haar zus, wel haar tanden laten zien, maar mag niet haar ego de boventoon laten voeren. Tijdens die sessies leert Anna ook de menselijke kant van haar voormalige zwager te zien en noemt ze hem zelfs voor het eerst bij naam.
Toch blijft de lezer ook na die ontboezemingen achter met een aantal onduidelijkheden. Want waarom zijn Lizes kinderen precies zo belangrijk voor Anna, anders dan als levende nalatenschap van haar overleden zus? In de zeldzame scènes waarin de twee jongens handelend worden opgevoerd, gedragen zij zich vooral als treiterende kinderen die elkaar graag het leven zuur maken. Dumon Tak weet de kinderen iets meer reliëf te geven door Anna brieven aan hen te laten schrijven, waarin ze vertelt over het wel en wee van haar steeds ouder wordende honden en de jongens complimenten geeft over hun uitstekende wielertijden, die ze op internet vindt. Zo vangen we een glimp op van de liefdevolle relatie die ze met de twee had kunnen hebben en voelen we tevens hoe de ouderdom Anna langzaam maar zeker bekruipt.
Anna kiest de woorden van haar boodschappen zorgvuldig: ze wil de kinderen van haar zus niet opzadelen met haar eigen angst en woede. Ook wil ze niet te ouwelijk en melancholisch klinken, en dus houdt ze haar verhalen luchtig en licht – zonder te veel terugblikken naar het verleden, met veel belangstelling voor sport- en schoolprestaties, zoals het een tante betaamt. Helaas voor Anna worden haar brieven echter nooit beantwoord, hoogstwaarschijnlijk met dank aan de man wiens naam lange tijd onuitgesproken blijft. Zo blijven ook Anna’s neefjes, precies zoals de bittere ex-zwager betracht, in nevelen gehuld. Niet alleen voor hun tante, maar ook voor de lezer, die daardoor moet blijven gissen naar het antwoord op de vraag wat Anna precies mist.
Daarnaast vormen Anna’s ontboezemingen bij de psycholoog een wat plotsklapse overgang van haat naar begrip, in een verhaal waarin goed en slecht soms wat karikaturaal tegenover elkaar komen te staan: Lize valt bijzonder weinig te verwijten, terwijl haar ex-man het stevig moet ontgelden. Qua opbouw ontspint De dag dat ik mijn naam veranderde zich daarentegen wonderschoon: Dumon Tak voert de lezer via de kille jeugd van de twee zussen naar het weerbarstige heden, zonder ooit verwarring te zaaien over de vraag waar we ons op de tijdlijn bevinden. En dat is knap, want de verteller springt veelvuldig heen en weer tussen heden en verleden, tussen eigen inzichten en verhalen uit de tweede hand. Daarnaast spreekt ze Lize soms direct aan om haar bij te praten over alles wat sinds haar dood is voorgevallen, om haar vervolgens weer te behandelen als een personage naar wie ze in de derde persoon kijkt.
Dumon Tak geeft haar personages een mooie gelaagdheid, die ontstaat door de momenten waarop zij scheurtjes vertonen in hun eigenwijze opstandigheid. Zo legt een aandoenlijke scène waarin Anna en Lize een paardencoach bezoeken bloot hoe verschillend de zussen in het leven staan en wat ze met die verschillende houdingen gedaan krijgen. Anna sjokt met haar paard heen en weer, veronderstellend dat het dier geen zin zal hebben in het zoveelste rondje door de bak. Lize, daarentegen, neemt het paard ferm bij de teugels en stapt er parmantig mee rond, waardoor het paard dusdanig opleeft dat de jongste zus er zelfs even op mag rijden. Dit heb ik nog nooit gezien, zegt de paardencoach ontsteld.
Dat is het betoverende effect dat Lize op de wereld heeft. Haar ziekte laat zich er echter niet door om de tuin leiden. Tijdens een wandeling over het land bij de Duitse kliniek, stilstaand bij de paarden die daar rustig in de wei staan te grazen, breekt Lize eindelijk: ook zij houdt haar vechtlustige houding niet eeuwig vol.
Je krijgt niet altijd terug wat je geeft, is de boodschap. Je kunt je nog zo opgewekt door het leven bewegen, uiteindelijk grijpt de dood ook degenen die zich niet uit het veld willen laten slaan. Dat realiseert ook Anna zich wanneer ze haar wrokkige gevoelens jegens haar ex-zwager opzij zet: ze krijgt er haar zus niet mee terug. Zo laat De dag dat ik mijn naam veranderde zien hoe bitterheid in een familie sluipt en wat ervoor nodig is om die rancune te verjagen.
Namen spelen daarin een meer dan symbolische betekenis. Ze vertellen waar je vandaan komt, bij wie je hoort, in welk levenslange gezelschap je verblijft. De vraag is wat er van je identiteit overblijft wanneer je je eigen naam of die van een ander niet erkent. De dag dat ik mijn naam veranderde geeft daarop een treffend, bij vlagen ontroerend antwoord.
Een recensie over De dag dat ik mijn naam veranderde van Bibi Dumon Tak door Anne van den Dool.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.