Naast een populair romancier is Maarten ’t Hart (1944) ook een groot kenner van de klassieke muziek. In de roman die hij vorig najaar naar aanleiding van zijn vijfenzeventigste verjaardag liet verschijnen, De nachtstemmer, verenigt hij beide hoedanigheden. Het levert een typische Maarten ’t Hart-roman op, maar een muziekroman is het niet. Daarvoor wordt muziek er te vrijblijvend ingezet en is het boek niet strak genoeg gecomponeerd. Je zou het eerder een romantische thriller kunnen noemen met op de achtergrond wat klassiek.
Hoofdpersonage van het boek is Gabriel Pottjewijd, een orgelstemmer uit de provincie Groningen die, ergens in de jaren 1980, een instrument gaat intoneren in een Zuid-Hollands havenstadje. Daar komt hij terecht in een erg gesloten gemeenschap vol karikaturale personages met dito namen: de beheerder van het Zeemanshuis waar hij logeert, Boetekees, draagt een montuur zonder brillenglazen; de politieagent heeft enkel een bijnaam, Kippenek; de zonderling die bijbels verzamelt, Kris Kloppenburg, lijkt dan weer traag van begrip. En zo zijn er nog wel meer excentriekelingen die Pottjewijd stuk voor stuk vijandig bejegenen. De uitzondering daarop vormen de Braziliaanse Gracinha, een ravissante schoonheid wier man overleden is, en haar dochter Lanna. Die laatste staat in het stadje bekend als achterlijk omdat ze nooit spreekt, en zal Gabriel helpen bij het stemmen, want waar iemand anders gek wordt van voortdurend dezelfde toets ingedrukt te houden, vindt zij dat enig. Gabriel gelooft helemaal niet dat zij zwakbegaafd is, eerder autistisch, en door zijn respect en aandacht voor het meisje verovert hij het hart van haar onbereikbaar geachte moeder, die hem nadrukkelijk saai en onsexy noemt. De omgang met Gracinha wordt steeds familiairder: het begint met eens komen dineren, maar al gauw wordt dat een dagelijkse gewoonte: hij is dol op haar kookkunsten en raakt onvermijdelijk verliefd. Al snel wil hij haar beter Nederlands leren (vooral het woordje ‘er’ blijft een struikelblok; zien we hier een My Fair Lady-motief?) en belooft zelfs om haar dochter een opleiding tot muzikaal stemmer te geven. Die nauwe verkering met de begeerde weduwe komt hem in de stad op afgunst te staan. Gabriel ontvangt bedreigingen en wordt in het water geduwd tijdens een hilarische scène, zijn veters worden ’s nachts terwijl hij slaapt aan elkaar geknoopt en tijdens een nachtelijke stembeurt wordt een moordaanslag op hem gepleegd. Het blijkt allemaal het werk van een onverwachte liefdesrivaal. En dan volgt de onwaarschijnlijke ontknoping van De nachtstemmer, waarbij hij de dader uitschakelt met een band partituren, ontmaskert en toch niet bij de politie aangeeft, maar er wel met Gracinha vandoor gaat.
Uiterst vermakelijk, dit romantisch sprookje met thrillerelementen, mede dankzij de karikatuur die geschetst wordt van de relatie. Niet alleen weet een onknappe, saaie vent in een tiental dagen een beauty die eerder alle mooie mannen afwees te verleiden met zijn ‘zachte’ eigenschappen, ook blijkt de liefde van de man toch vooral door de maag te gaan… Het is een zeldzaam ongenuanceerd, onproblematisch en ouderwets beeld van de liefde. Een beetje spanning, een vleugje romantiek en dat alles vaardig verhaald – nog altijd is ’t Hart de verteller zoals hij in de literatuurgeschiedenis getypeerd wordt: met behulp van een klassieke vertelwijze (hier een ik-verteller), een onopgesmukte stijl (slechts bij hoge uitzondering betrap je de auteur op een stijlbloempje, meestal schrijft hij rechttoe rechtaan) en levendige dialogen (hier met veel dialect) brengt hij een onderhoudend verhaal. De constructie van de roman is duidelijk minder zijn bekommernis, wat blijkt uit de vele uitweidingen en de verschillende nevenintriges die eigenlijk weinig bijdragen (en die ik dus niet eens vernoem omdat ze moeiteloos uit de samenvatting kunnen worden weggelaten).
Die nadruk op de plot maakt ook dat de muziek slechts een toevallig decorstuk lijkt in De nachtstemmer. Ja, de ik-figuur is orgelstemmer en houdt veel van klassiek, maar dat levert enkel een hoop – overbodige – technische info over het orgel op. Waarom moeten we weten dat de pijpen in een Schnitger-orgel anders staan opgesteld dan gebruikelijk, en hebben we iets aan jargon als ‘tongwerken’ of ‘mixtuur’? Pedanterie van de muziekliefhebber die de auteur is? En passant krijgen we ook nog wat luistertips: Pottjewijd beveelt warm de minder bekende Tsjechische componist Josef Suk aan, blijkt weg te zijn van het pianoconcert van Alexander Skrjabin en Igor Stravinsky’s Psalmensymfonie en vindt Dmitri Sjostakovitsj maar een matig componist. Het is de essayist ’t Hart die het verhaal hier stoffeert met wetenswaardigheden, maar die elementen hebben geen functie. Had de schrijver toevallig van oude wagens gehouden, zijn verhaal had net zo goed over een automonteur kunnen gaan (met bijbehorende feitenkennis over de techniek van de oldtimer en een opsomming van de mooiste exemplaren).
O ja: het orgel levert wel de centrale metafoor die het wereldbeeld van Gabriel schraagt. Hij zegt: ‘de mens is net een kerkorgel met een beperkt aantal sprekende stemmen. Hoe hij of zij spreekt, hangt af van de stemming, net als bij een orgel. Als hij goedgeluimd is, dus als er zachte fluitregisters zijn uitgetrokken, krijg je een liefelijk geluid te horen. Is de stemming ronduit kwaadaardig, dan lijkt het alsof je de Scherp en de Sifflet en de mixturen hebt openstaan.’ Dat is helaas eerder onbeduidende amateurpsychologie in een weinig briljante stijl – merk de letterlijke herhaling van woorden uit de eerste in de tweede zin – dan een onvergetelijke vergelijking die de koning van de instrumenten eer aandoet.
Recensie: De nachtstemmer van Maarten ’t Hart door Carl De Strycker
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.