De boeken van Dimitri Verhulst zijn dun. Talloze keren, tot vervelens toe rieden recensenten hem nu eens eindelijk die grote roman te schrijven, doelend op een werk van wat langere adem, maar misschien vooral ook een boek met enige envergure. Want behalve dat de omvang van zijn boeken steeds beperkt blijft, is ook het verhaal meestal flinterdun. Dat gaat ook weer op voor zijn jongste roman, De pruimenpluk, een boek waarvan de auteur in De Afspraak en De Morgen beweerde dat hij er zichzelf mee heruitgevonden heeft. Waar de breuk met zijn oeuvre zit, blijft evenwel een raadsel, want De pruimenpluk gaat opnieuw over de allesverzengende liefde (zoals Mevrouw Verona daalt de heuvel af of De laatkomer), zit vol met spits geformuleerde observaties over het leven en de mens (zoals bijvoorbeeld in Godverdomse dagen op een godverdomse bol of Spoo Pee Doo) en Verhulst hecht nog steeds evenveel belang aan klank en ritme, waartoe hij gebruik maakt van archaïsmen, Vlaamse spreektaal en een enigszins barokke zinsbouw. Een klassieke Verhulst dus.
De pruimenpluk gaat over Mattis, die zeer afgelegen aan een meer woont en daar weg wil omdat hij er vereenzaamt en donkere gedachten krijgt. Niet lang nadat hij heeft besloten om zijn huis te verkopen ontmoet hij Elma, met wie hij een relatie krijgt, wat hem doet besluiten te blijven. Met z’n tweeën is zijn eiland in de wereld een paradijs. Maar al gauw duikt een probleem op: zijn nieuwe vlam, op wie hij vurig verliefd is, blijkt een weduwe die zich in zijn ogen niet volledig aan hem kan overgeven omdat ze nog te sterk gehecht is aan haar overleden echtgenoot. Mattis mag aanvankelijk niet bij haar over de vloer komen, ze draagt nog steeds haar ring en vooral: ze komt niet klaar tijdens de seks. Dat laatste kwetst Mattis niet alleen in zijn mannelijkheid, het bezorgt hem vooral het gevoel geen volwaardige partner te zijn omdat hij blijkbaar in de schaduw blijft staan van haar eerste man. Wanneer hij uiteindelijk toch eens bij Elma thuis mag komen, krijgt de schim uit het verleden een gezicht en een naam. Het hele huis blijkt volgepropt met relikwieën: foto’s van Erik, zijn kleding in de kasten, zijn flesje parfum in de badkamer, en zelfs lichaamsresten zoals geknipte nagels worden bewaard. Dat alles brengt Mattis tot het besluit dat hij de herinnering aan de gestorven man moet uitwissen: ‘Ik had een passionele moord te plegen, en wel op een dode.’
Vanaf dan probeert Mattis actief Eriks plaats in te nemen: hij besprenkelt zich met zijn geur, trekt zijn ondergoed aan en snuit in zijn zakdoeken, past de trouwring. Als die identificatie met de ex niet afdoend blijkt te zijn, wil hij hem letterlijk verwijderen. Daartoe vat hij een vilein plan op. Hij verstopt liefdesbrieven van een zogenaamde maîtresse op een plek waar Elma ze zeker moet vinden en laat bloemen met een boodschap van een vrouw na op het graf. Dat alles zorgt ervoor dat hij uiteindelijk krijgt wat hij wil, want Elma ontdoet zich van de spullen van haar man. Maar op dat moment begint Mattis te twijfelen of hij wel echt een relatie met haar wil. Nu hij haar gekregen heeft en de band met haar ex-man heeft weten door te knippen, bekruipt hem de bindingsangst die hij van haar niet kon verkroppen.
Als hij met zijn kano op het meer dobbert, stelt Mattis vast: ‘Er vielen geen gedachten te rapen op dat water, althans geen grote.’ Dat geldt ook voor De pruimenpluk. Voor het verhaal hoef je deze Verhulst duidelijk niet te lezen, en ook een diepgaande analyse van complexe psychologische fenomenen krijg je hier niet. De vraag is dus waarom Verhulsts proza dan toch blijft charmeren. Dat komt, denk ik, doordat het functioneert zoals liefdespoëzie. Ook dat genre lees je niet voor de inhoud, want die is bekend. Je leest op zoek naar herkenbaarheid enerzijds en om de verrassende formulering anderzijds.
Aan herkenbare situaties geen gebrek in deze roman. Verhulst beschrijft even tekenend als hilarisch bijvoorbeeld het bezoek van een makelaar, fulmineert tegen moeilijk vast te krijgen vakmannen of schetst treffend de eerste ontmoeting met de ouders van je lief. Het gaat hierbij stuk voor stuk om uitweidingen die eigenlijk weinig functioneel zijn in het verhaal, maar die uitgroeien tot vermakelijke mini-essays over dagelijkse problemen. Daarnaast is Verhulst een stilist – een weinig originele bevinding, want dat werd al vaker opgemerkt. Hij maakt gebruik van een reeks retorische middelen die in het overwegend zakelijke proza dat in de Nederlanden geschreven wordt meestal voorbehouden blijven aan poëzie: klankherhaling, occasioneel zelfs rijm, het gebruik van ongebruikelijke taal- en woordvarianten en overdadig overladen zinnen. Merk in deze passage op hoe de klank werkt dankzij assonantie, acconsonantie en de subtiele inzet van een minder gehanteerde variant van het woord ‘druppel’:
Ook als het regende, hetgeen steeds frequenter gebeurde. Lang (en eigenlijk ook traag) als draadjes spuug die kinderen uit verveling van de bruggen naar beneden tuffen, stortten de droppels zich naar beneden, hun monotone geroffel op de daken kon met geen enkel muziekalbum worden bestreden. Ik heb het geprobeerd.
De romans van Verhulst hebben meestal weinig inhoud – het zijn hervertellingen van bestaande verhalen of ze zijn, zoals ook De pruimenpluk weer, gebaseerd op het eigen leven. Verhulsts werk leeft van de vorm. Niet de ingewikkelde structuur, de goed doordachte plot, het onverwachte vertelperspectief, maar de volstrekt unieke taalbehandeling, de fraaie formuleringen en de onophoudelijke reeks kwinkslagen. Dat is zijn ondertussen klassieke recept, waarvan niet duidelijk is waarom hij het zou willen veranderen.
Recensie: De pruimenpluk van Dimitri Verhulst door Carl De Strycker.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.