Proza, Signalement

De schaduwkant van het fastfoodrestaurant

Werken voor de kost

Claire Baglin (vert. Joris Vermeulen)

Onze carrière slokt een groot deel van ons volwassen leven op. In zijn invloedrijke essay ‘Bullshit jobs’ uit 2013, later ook een boek, stelt de antropoloog David Graeber onze werkcultuur aan de kaak: bijna de helft van de mensen zou een job uitoefenen waarvan ze stiekem geloven dat die helemaal niets bijdraagt aan de samenleving. Ook in Claire Baglins opmerkelijke debuut Werken voor de kost staat werk centraal, zoals de titel suggereert. Wat het hoofdpersonage als werkstudent in een fastfoodrestaurant te doen krijgt lijkt weliswaar eerder een shit job te zijn: soms een race tegen de klok, soms zenuwtergende verveling, altijd in dienst van Koning Klant en zijn hang naar vet, zout en zoet.

Baglins roman, in het Frans getiteld En salle, verscheen bij de prestigieuze uitgeverij Minuit. Net als Joseph Ponthus’ bijzondere À la ligne (in 2020 vertaald en uitgegeven bij De Arbeiderspers) is het gebaseerd op eigen werkervaringen, al is Baglins stijl veel zakelijker en soberder. De Nederlandse vertaling van de titel lijkt op het eerste gezicht wat banaal, maar de knipoog naar voeding zorgt toch voor een mooie dubbele bodem. De vertaling van Joris Vermeulen doet verder heel ‘Hollands’ en soms wat familiair aan voor Vlaamse lezers (‘klojo’, ‘poepies’, ‘ik ken zat lui’, ‘toetje’), maar weet de snedigheid van het origineel meestal goed te vatten.

Met het fragmentarische relaas van een zomer werken in een fastfoodketen is een andere, even gefragmenteerde verhaallijn verweven. Baglins vader is fabrieksarbeider, en de roman vertelt indirect ook zijn verhaal, of toch hoe het is om op te groeien in een arbeidersgezin, waarin allerlei apparaten van de vuilnisbelt worden gered om te herstellen en het huis steeds voller wordt, waarin op reis met vakantiecheques moet worden betaald en een bezoek aan het fastfoodrestaurant een feest is voor de kinderen.

Het oplichtende logo lokt de hongerige kinderen als in een sprookje: ‘We zullen jullie nooit teleurstellen, zegt het, we zullen er altijd voor jullie zijn, overal.’ Die idealisering wordt snel doorprikt als het hoofdpersonage jaren later zelf aan de slag gaat in een filiaal van de keten. Het moet vooruitgaan, geen tijd te verliezen, en dat merk je ook aan het ritme van de tekst, de korte zinnen en heldere bewoordingen. Het fastfoodrestaurant is een non-plaats zoals socioloog Marc Augé ze beschreef: glad, zonder ziel, herkenbaar want overal gelijk. In Baglins handen wordt het een zorgvuldig ontlede microkosmos. Samen met het hoofdpersonage ontdekken we alle postjes, van de drive waar je de klanten gedienstig te woord staat door een slecht werkende headset, tot de service waar je buiten de rush vooral moet doen alsof je heel druk bezig bent. Een hoogtepunt is de beschrijving van de frietpost waar je jezelf verliest in de hectiek van geluidssignalen, timers, spetterend frituurvet en strak geregisseerde handelingen. Baglin fileert alles tot in de details: het fastfoodjargon, de competitie tussen de medewerkers, de lichte trots als je alles onder controle krijgt en aan snelheid wint, de gemene streken van crewtrainers en managers, de agressieve schoonmaakmiddelen die je huid doen schilferen, hoe alles wat de klant te zien krijgt kraaknet moet zijn, maar er wel een lek is in een achterkamertje waar niemand zich om bekommert. De toon is licht ironisch, de verteller laat het allemaal niet te dichtbij komen.

In de flashbacks naar de kindertijd is er iets meer ruimte voor contemplatie, al is ook daar de spanning onderhuids voelbaar: de uitputtende en precaire arbeidersjob van de vader hangt als een donkere wolk boven het gezin. Of sijpelt eerder als olie ongemerkt overal tussen. Praten doet Jérôme enkel over de grapjes onder collega’s en de medaille die hij krijgt voor zoveel jaar werk. Moeder Sylvie vraagt de kinderen om op vakantie ‘een beetje aardig’ te zijn voor hun vader, ‘hij is hondsmoe’, ‘hij moet even loskomen van thuis, van z’n werk.’ Met enkele rake verwoordingen die de lezer wat ademruimte gunnen, schept de verteller een treffend beeld van haar vader: zijn ogen zijn ‘troebel alsof iemand er met een vinger in wrijft, het blauw raakt vermengt met een andere kleur, de kleur die achterblijft in de haren van een penseel nadat die een paar keer is afgespoeld’. Over haar vaders reparatie-drang: ‘wanneer Jérôme iets repareert verwondt hij zichzelf altijd voordat het lukt, alsof het probleem moet verhuizen van het voorwerp naar zijn lichaam om te verdwijnen.’ Beide ouders worden consequent met hun voornaam benoemd, wat een zekere afstandelijkheid doet vermoeden. Expliciet wordt de parallel nooit benoemd of uitgelegd, maar de juxtapositie van de twee verhalen spreekt boekdelen: de lezer voelt dat het werken en het schrijven ook een manier is om dichter bij deze teruggetrokken en afgepeigerde man te komen. Toch blijft er één groot verschil: voor de dochter is het zwoegen tijdelijk, voor de vader dagelijkse realiteit.

Het fastfoodrestaurant en de fabriek maken mensen tot inwisselbare automaten die de uniforme handelingen uitvoeren en blindelings de regels en voorschriften moeten volgen. De verteller incasseert, haar uniform wordt een pantser, maar gewenning en afstomping zorgen dat er ook voor menselijke connectie geen ruimte is. Ondanks de poëtische lichtpuntjes houdt de onderkoelde, ironische stijl ook de lezer soms op een afstand. Heeft het fastfoodrestaurant dan al gewonnen? Of is taal hier net een uitweg om aan het nietsverhullende tl-licht te ontsnappen?

Signalement van Werken voor de kost van Claire Baglin (vert. Joris Vermeulen) door Hannah Cornelus.

Pluim, 2023
ISBN 978 9 49330 460 4
157p.

Geplaatst op 15/01/2024

Tags: 'Literatuur', Bullshit jobs, Claire Baglin, Proza, werkcultuur

Categorie: Proza, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.