Identiteitspolitiek. Het is al jaren een hot topic in verschillende lagen van de samenleving. Politici gebruiken het woord maar al te graag om hun politieke slag te slaan, academici analyseren en zetten het uiteen in moeilijke termen en de ‘gewone’ (lees witte) burger is er moe van (‘waarom kunnen we niet gewoon mens zijn?’). In de zomer van 2015 kwam een verhaal naar buiten over Rachel Dolezal, een ‘Afro-Amerikaanse’ academicus en activist, die helemaal niet Zwart was, maar wit. Alhoewel, ze zag er Zwart uit, maar was geboren als wit persoon. Trans-black noemt ze het zelf: ze is wit geboren, maar voelt zich Zwart vanbinnen. Om haar innerlijke gevoel te kunnen externaliseren maakte Dolezal haar huid donkerder en deed een perm in haar haar. Dit incident was de aanzet voor cultuurwetenschapper en journalist Mithu Sanyals debuutroman Identitti (2021), afgelopen jaar uit het Duits vertaald door Ymke van der Staay. Alleen is de betreffende professor in Sanyals verhaal niet Zwart, maar PoC (person of color) en van Indiase afkomst, en speelt het verhaal zich niet af in de Verenigde Staten maar in Duitsland.
De premisse is simpel: wat doe je als je favoriete professor niet blijkt te zijn wie ze heeft gezegd te zijn? Belangrijker nog: wat doe je als je favoriete PoC professor niet PoC en Indiaas is, maar wit en van Duitse afkomst? Dit is de vraag waar student Nivedita, het hoofdpersonage, mee worstelt tijdens het verhaal. En hoe simpel de premisse ook lijkt, zo lastig is het vinden van een antwoord. Nivedita is namelijk niet alleen student van haar professor Saraswati maar heeft ook haar eigen blog genaamd ‘Identitti’, waar ze haar ongezouten mening geeft over maatschappelijke vraagstukken. Omdat haar blog veel gelezen wordt, wil de wereld – nee eist de wereld – een antwoord, een statement van Nivedita. Maar hoe kan ze een antwoord geven aan de buitenwereld als ze niet eens een antwoord heeft voor zichzelf? Daarom besluit ze om antwoorden te halen bij de enige persoon die ze kan geven: Saraswati.
De kern van het boek speelt zich af in Saraswati’s appartement, waar Nivedita een aantal weken verblijft nadat het nieuws over Saraswati’s verraad naar buiten is gekomen. Daar probeert ze erachter te komen wie haar geliefde professor nu eigenlijk is: ‘Wie ben je?’, waarop Saraswati reageert: ‘wat betekent dat?’ Als Nivedita daarna vraagt wat Saraswati is als ze niet Indiaas is, antwoordt Saraswati: ‘Definieer Indiaas-zijn.’
Als er iets typerend is voor Saraswati dan is het dat ze alle vragen van Nivedita bevraagt om zo uiteindelijk identiteit te deconstrueren. Nivedita voelt zich daardoor gemanipuleerd. Als lezer heb je diezelfde ervaring, omdat je jezelf soms betrapt op het meegaan in Saraswati’s logica. Wanneer je het boek even hebt weggelegd, realiseer je je echter wat Saraswati doet: het uit context plaatsen van bepaalde theorieën of fenomenen. Een voorbeeld. Wat later in het boek legt Saraswati uit dat ze aan racial drag doet:
O, het is dus in orde om je geslacht te transcenderen – maar een zo overduidelijk geconstrueerde categorie als race is vaster en onbuigzamer dan seks?
“Wat betekent dat nou weer?” vroeg Nivedita.
“Dat je geslacht losstaat van het geslacht van je voorouders. Alleen omdat je moeders allemaal vrouwen waren, betekent niet dat jij ook een vrouw moet zijn,” zei Saraswati.
“Maar als je moeder wit is…” zei Nivedita begrijpend. Een vluchtig moment zag ze de zaak vanuit Saraswati’s perspectief. En hoorde ze de harde stemmen uit het internet met háár oren, en alles wat werd geschreeuw was: “Essentialisme! Waar kom je vandaan Saraswati? Nee, waar kom je vandaan vandaan? Nee, waar kom je vandaan vandaan vandaan?”
De stemmen die Nivedita in deze context hoort, impliceren dat het net zo problematisch is om Saraswati te vragen waar ze vandaan komt als wanneer witte mensen deze vragen aan mensen van kleur stellen. Even gaat Nivedita in Saraswati’s logica mee, omdat ze mede van haar heeft geleerd dat identiteit geen essentie heeft, dat gender en race niet inherent zijn aan iemands identiteit maar juist sociaal en cultureel geconstrueerd zijn. Saraswati lijkt te denken dat omdat gender iets is wat we doen, race ook iets is wat we doen. Saraswati lijkt met haar huidskleurverandering te willen aantonen dat race inderdaad geconstrueerd is. En tot op zekere hoogte toont ze dat ook aan. Het is mogelijk. Niemand wist dat ze wit was totdat ze in de media werd ge-out. Maar de vraag blijft: is het oké om als wit persoon van race te veranderen, omdat je je niet wit voelt?
En die vraag roept eigenlijk alleen maar meer vragen op: hoe voelt het dan om wit te zijn? Is wit-zijn iets wat je kunt voelen? En kun je je vanbinnen niet-wit voelen als je er wit uitziet? Kun je überhaupt weten hoe het voelt om niet-wit te zijn als je er wit uitziet en bent opgegroeid met alle privileges die daarbij horen? Daarnaast: kun je gender en race één op één met elkaar vergelijken zoals Saraswati doet? Zeker, ze zijn met elkaar verbonden, maar vooral vanuit een intersectioneel perspectief – een term die is bedacht door Amerikaanse jurist Kimberlé Crenshaw – waardoor we ons realiseren dat verschillende aspecten van onze identiteit, zoals race, gender, seksualiteit, lichamelijke en mentale capaciteit verschillende modi van discriminatie en privilege creëren. Maar wat Saraswati doet, is twee aspecten van identiteit lijnrecht tegenover elkaar zetten, zonder de specifieke geschiedenis van die twee aspecten in acht te nemen, terwijl ze die ongetwijfeld kent. Als lezer kon ik echter niet meteen tot deze conclusie komen, net zoals Nivedita, waardoor ik me kon spiegelen aan haar. Sanyals keuze voor Nivedita als hoofdpersonage werkt daarom uitstekend. Net zoals zij, worstelt de lezer met de vragen die Saraswati’s identiteit oproept.
De professor-student relatie zorgt er ook voor dat er een reden is om theorieën uit te leggen. Sanyal haalt via Saraswati veel bekende theorieën aan binnen gender studies en postkoloniale wetenschappen. Ik vraag me af in hoeverre alle theorieën te volgen zijn als je geen achtergrond hebt in die velden, want hoewel ze enigszins worden uitgelegd, wordt er toch enige kennis van de lezer verwacht. Tenminste, als Sanyal wil dat de lezer de boodschap van het verhaal niet mist. Terwijl ik het las heb ik vaak gedacht, dit boek is vooral voor mensen zoals ik, mensen die een studie als gender studies of iets dergelijks hebben afgerond. Ware het niet voor mijn eigen kennis over de theorieën die Sanyal aanhaalde, weet ik niet of ik Saraswati en haar drijfveren daadwerkelijk had kunnen begrijpen.
Hoe dichterbij ik bij Saraswati kwam, hoe lastiger het was om de vinger te leggen op haar kortzichtige denkwijze, maar hoe meer afstand ik nam tot het boek, tot Saraswati, hoe makkelijker ik kon aanwijzen waarom haar kijk op identiteit niet altijd opgaat. Op een gegeven moment zegt Saraswati dat ze haar verandering van race als een afwijzing van witheid ziet. Door een persoon van kleur te worden pleegt ze het ‘ultieme verraad’. Als alle witte mensen dit zouden doen dan zou witheid niet meer bestaan. Wat ze echter vergeet is dat er ook nog zoiets als colorisme bestaat, waarbij mensen van kleur die een lichte huidskleur en Westerse kenmerken hebben bevoordeeld worden ten opzichte van mensen met donkerdere huidskleuren en niet-Westerse kenmerken. Dus zelfs wanneer alle witte mensen zich zouden veranderen in een persoon van kleur, is racisme niet opeens verdwenen. Dat komt omdat de denkwijze van witte suprematie verweven zit in onze maatschappij, waardoor een ‘simpele’ actie zoals van race veranderen niet de oplossing is.
Opvallend is dat Sanyal het woord race in plaats van Rasse in het boek gebruikt. In het nawoord legt ze uit dat dit een bewuste keuze is. Het woord Rasse heeft in het Duits een andere connotatie en geschiedenis, namelijk nazi-fascisme, dan het woord Engelse woord race, dat een bredere context en geschiedenis heeft. Ymke van der Staay heeft daar in haar vertaling rekening mee gehouden. Overigens is het woord race niet het enige Engelse woord in de vertaling. Vaak genoeg gebruikt Sanyal Engelse deelzinnen, die Van der Staay intact heeft gelaten. Het is een interessante gewaarwording om een vertaling te lezen waarin niet alles letterlijk vertaald is, maar de tweede taal heeft een duidelijke functie: namelijk het weergeven van de huidige zeitgeist, waarbij jongeren, zoals Nivedita, de Engelse taal met hun moedertaal verweven. Sommigen zullen zich hier misschien aan storen, maar hoe storend ook, het is wel een realiteit. Zeker binnen kringen in de geesteswetenschappen.
Hoe laat dit boek ons nu uiteindelijk achter? Vooral met vragen: wat is identiteit nu eigenlijk? Wie bepaalt dat? Kun je dat bepalen voor een ander? Kun je dat ethisch bepalen voor jezelf? Wat voor invloed hebben jouw eigen keuzes over je identiteit op anderen, op de maatschappij en moet je daar rekening mee houden? Sanyal geeft niet per se antwoorden op deze vragen, noch via Saraswati, noch via Nivedita. Ze laat ons vooral zien dat er meerdere manieren zijn om naar race te kijken en dat wat het ene personage als problematisch ziet, de ander als geaccepteerd voelt zelfs als de bewering niet per se klopt. Daardoor worden er twee dingen duidelijk. Enerzijds kom je erachter waar je zelf als lezer in dit debat staat. Anderzijds ontkomen we niet aan de realiteit van de fictie die race is. Iedere dag categoriseren we mensen op basis van uiterlijke kenmerken waar we betekenissen en interpretaties aan hebben gegeven, ook al zijn deze betekenissen en interpretaties bedacht, ongefundeerd. En toch hebben die betekenissen en interpretaties consequenties in de echte wereld: pijnlijke, soms zelfs dodelijke consequenties voor mensen van kleur. Race is daardoor zowel fictie als realiteit die onze wereld, en daarmee ons, vormgeeft. Mensen uit de fictieve (Saraswati) en echte (Dolezal) wereld tonen aan dat de strijd om identiteit nog lang niet gestreden is.
Een recensie door Charlotte Knoors over Identitti van Mithu Sanyal (vert. Ymke van der Staay).
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.