Interviews, Poëzie

Dichten met je lichaam. Dove woordkunstenaars in gesprek

In onze themareeks ‘Drempelstukken. Mentale en lichamelijke diversiteit in de literatuur’ onderzoeken we de sociale, fysieke en politieke drempels die schrijvers, critici en personages met een beperking ervaren in de literatuur. Die drempels  discrimineren, omdat ze mensen en lichamen buitensluiten, en het verzet tegen die drempels geeft aanleiding tot alternatieve vormen van lezen, schrijven, en verbeelden. Zulke confrontaties – tussen validisme en het verzet ertegen, tussen toegang en toe-eigening, en tussen norm en diversiteit – worden bij uitstek verteld en bekritiseerd in literaire teksten. Daarom wijden we dit jaar onze themareeks aan mentale en lichamelijke diversiteit in de literatuur. In uiteenlopende vormen – essays, recensies, interviews en podcasts –  bundelt de reeks bijdragen van auteurs met een beperking, ervaringsdeskundigen en specialisten uit de disability studies. 

Hoe druk je je uit met poëzie of liedteksten wanneer je niet kunt horen? Over die vraag gaan de Nederlandse woordkunstenaars Selena Waas en Ilse Jobse in een gesprek met Kila van der Starre, neerlandicus en redacteur bij De Reactor. Het gesprek vond juni 2021 plaats tijdens het Poetry International Festival in Rotterdam, via tolk Liesbeth Wulffraat, die live van het Nederlands naar Nederlands Gebarentaal (NGT) en andersom tolkte. Speciaal voor de themareeks ‘Drempelstukken. Mentale en lichamelijke diversiteit in de literatuur’ van De Reactor werkte Anne van den Dool het gesprek uit tot een schriftelijk interview. De opname van het gesprek tijdens het Poetry International Festival – inclusief de poëzie- en liedperformances door Selena Waas en Ilse Jobse in NGT – is hier te vinden. 

In dit artikel schrijven we Doof met een hoofdletter wanneer de term van toepassing is op iemand die Doof geboren is en Doofheid ziet als onderdeel van de eigen identiteit. Wil je hier meer over weten? Bekijk dit gesprek dat Kila van der Starre tijdens het Poetry International Festival in 2021 voerde met de Brits-Jamaicaanse dichter Raymond Antrobus over Doofheid op het podium (het gesprek is Engelstalig). 

 

Als eerst aan het woord is Inez Boogaarts, toenmalige directeur van Poetry International. Poëzie in gebarentaal is voor haar een belangrijk genre, dat meer bekendheid en onderzoek verdient. ‘Alle poëzie die je hoort op dit festival wordt vertaald naar het Nederlands en het Engels,’ licht ze bij aanvang van het gesprek toe. ‘Dat zou eigenlijk ook in gebarentaal moeten gebeuren, realiseerden we ons. Ons land kent een rijke geschiedenis van Dove/dove dichters, en die traditie willen we graag blijven voortzetten.’

Een van de woordkunstenaars die aanschuift, is Selena Waas, naast dichter ook docent NGT en voormalig museumgids. Dat een gedicht voordragen in gebarentaal moeiteloos kan overgaan in een ritmische dans, bewijst haar performance van het gedicht ‘Zaadje’ (hier te bekijken vanaf 5:11), waarmee zij het gesprek inleidt. De stroom van gebaren verwordt tot een akte van een stil toneelstuk, die de overeenkomsten laat zien tussen bewegingen en het gesproken woord: in haar performance verweeft Waas ritme, herhaling en emotie op een natuurlijke manier met elkaar.

Handvormen en mimiek

In ‘Zaadje’ plaatst Waas de geschiedenis van de onderdrukking van gebarentaal centraal, vertelt ze naderhand. ‘Dat doe ik met de metafoor van een boom: die ademt, zoals ik adem als ik dicht,’ legt ze uit. ‘In het verleden is weleens bepaald dat gebarentaal niet mocht worden gebruikt: Doven moesten toch proberen te leren spreken. Daarom wordt in mijn gedicht de boom afgebroken – terwijl het een echte taal is met een eigen grammatica. Voor mij was dat een magische ontdekking. Voor mij is Nederlandse Gebarentaal essentieel om contact te maken met anderen; dat NGT nu officieel erkend wordt als taal, is voor mij dus enorm belangrijk.’

Tegelijkertijd is gebarentaal ook interessant voor mensen die wel kunnen horen, benadrukt Waas. ‘Het maakt niet uit of je Doof/doof bent of niet: het is een taal van ons allemaal. Ik hoop dat gebarentaal in de toekomst zo zal worden gezien.’

Nederlandse Gebarentaal in dichtvorm en in alledaags gebruik zijn niet hetzelfde, vertelt Waas. ‘Handvormen, bewegingen en mimiek spelen bij poëzie een veel grotere rol. Ik doe daar ook onderzoek naar voor mijn gedichten. Ook ritme en rijm zijn veel belangrijker. Je wil de emotie zo goed mogelijk overbrengen. In het dagelijks leven denk ik daar niet over na, dan beeld ik gewoon de woorden uit die ik wil gebruiken.’

Signer-songwriter

Ook woordkunstenaar Ilse Jobse schuift aan. Ze noemt zichzelf signer-songwriter. Wat dat precies behelst, laat ze zien in haar performance ‘Loslaten is moeilijk’ (hier te bekijken vanaf 13:28), een ritmische zang waarin de woorden niet hardop klinken, maar door het publiek des te meer worden gevoeld. ‘Ik ben opgegroeid op een internaat,’ legt Jobse uit. ‘Ik miste mijn ouders en zus, maar het was te ver naar huis om elke dag heen en weer te reizen. Ik kreeg er niet de aandacht en liefde die ik thuis wel kreeg. Het was een pittige periode in mijn leven: elke keer werd ik weer losgerukt uit het gezin.’

Die ervaringen verwerkte ze in het lied, een genre dat in gebarentaal wezenlijk anders is dan een gedicht, aldus Jobse. ‘Bij zowel een lied als een gedicht zijn de gebaren langgerekter dan in alledaags taalgebruik. Bij een gedicht zit meer herhaling in de handvormen dan in een lied. Een lied heeft bovendien een ander ritme dan een gedicht. In een gedicht zit meer rijm, terwijl in een lied meer muziek zit. Die muziek zit echt in mijn lijf, ik zing en ik dans tegelijk. Zo probeer ik het ritme van een gevoel uit te beelden.’

Die uitdaging gaat ze ook graag aan door samen te werken met horende muzikanten. ‘Ik schrijf mijn eigen liedjes. Vervolgens verwoordt een zingende tolk mijn lied: die zet mijn gebaren om in gesproken Nederlands. Ik ben Doof geboren, dus muziek is voor mij pure verbeelding: ik kan het niet horen, alleen voelen. Ik vind het daarom lastig, merk ik, om zelf een refrein te schrijven: ik heb er nog nooit een gehoord.’

Om zich die muzikaliteit toch eigen te maken, roept Jobse soms de hulp van anderen in. ‘Ik heb met een horend persoon samengewerkt die mijn liedjes bekeek en me hielp om een bepaald ritme in mijn refreinen te brengen. Ik heb met een band gewerkt, die mij en mijn tempo volgde. Dat was heel bijzonder: het geeft me de vrijheid om zelf muziek te maken, zonder dat ik die kan horen. Ik droom ervan om via zulke samenwerkingen mijn repertoire nog verder uit te breiden. Daar heb ik alleen wel subsidie voor nodig en het is niet altijd makkelijk om die te krijgen.’

Stromingen en generaties

Zijn in gedichten in gebarentaal ook bepaalde stromingen of verschillen tussen generaties te onderscheiden, vraagt Van der Starre zich af. Dat vinden Waas en Jobse moeilijk te bepalen. ‘Ik heb weleens kennisgemaakt met andere vormen,’ vertelt Waas. ‘Tijdens het HANDS! Festival dit jaar woonde ik bijvoorbeeld optredens bij van artiesten uit verschillende Afrikaanse landen. Die performances waren sterk gebaseerd op verhalen over de natuur, met veel symbolen voor bomen en wilde dieren, zoals brullende leeuwen. Echt prachtige vormen die raakvlakken hebben met VV [Visual Vernacular, een performancetechniek waarbij verhalen vertellen, poëzie, theater, mime en dans worden gecombineerd, voornamelijk door Dove artiesten, AvdD].’

Binnen de gebarenpoëzie heeft iedereen echt een eigen smaak en stijl, vult Jobse aan. ‘Iedereen heeft eigen gevoelens om over te brengen. Tegelijkertijd hebben we een belangrijke gemene deler: we zijn allemaal Doof. Dat heeft invloed op je belevingswereld, je opvoeding, noem maar op. Veel Doven herkennen zich daardoor in het beeld dat ik in mijn werk schets: opgroeien op een internaat en het gevoel van eenzaamheid dat daarbij hoort. Dat komt bij Doven niet vaak voor: er zijn weinig culturele uitingen waarin zij zich kunnen herkennen. Door liederen als de mijne weten ze dat ze niet de enigen zijn. En natuurlijk heeft iedereen weleens een moeilijke periode gehad. Mijn werk is dus zeker niet alleen voor Doven interessant.’

Je zou het maken van poëzie kunnen vergelijken met het maken van een schilderij, denkt Waas. ‘Ik kies een thema en ga vervolgens filosoferen over wat daar voor mij allemaal bij hoort. Mijn inspiratie haal ik uit allerlei verschillende dingen: van een enkel woord tot een foto. Een belangrijke bron van inspiratie is voor mij de frustratie die ik voel als ik me niet goed kan uiten tegenover mensen die geen gebarentaal spreken. Dat zie je dus duidelijk terugkomen in mijn gedichten.’

Meerwaarde van performance

Van der Starre vraagt Jobse naar de rol van performance in gebarentaalpoëzie. ‘Ik wil graag dat anderen van mijn liedjes kunnen genieten,’ antwoordt Jobse. ‘Met name voor Dove mensen is het bijzonder dat zij een performance kunnen zien in hun eigen taal. Er wordt weleens een tolk bij een optreden gezet, maar dat is niet hetzelfde. Ik hoor vaak dat ik mensen raak, zowel Doof als niet Doof. Ik hoop dat ik met mijn optredens mensen kan raken.’

Waas: ‘De Dove dichter Wim Emmerik, die een aantal jaar geleden is overleden, heeft mij enorm geïnspireerd. Hij werkte veel met kinderen: hij leerde ze hoe ze zich met gebarentaal kunnen uitdrukken. Hij deed prachtige dingen met handvormen. Ik heb als collega heel veel van hem geleerd. Hij was een groot voorbeeld voor mij. Toen Wim overleed, vond ik het zo zonde dat zijn werk stopte. Het voelde alsof ik de verantwoordelijkheid had om zijn erfenis door te geven.’

Poëzie is voor kinderen ontzettend belangrijk, vindt Waas. ‘Op die manier kun je hun creativiteit aanwakkeren, naast al die droge lesstof. Dat vinden ze leuk, weet ik als leerkracht uit eigen ervaring. Je kunt kinderen heel makkelijk spelenderwijs NGT leren, bijvoorbeeld door allerlei gebaren uit te voeren die met hetzelfde begrip te maken hebben. Ze zijn sponzen: ze nemen alles in zich op.’

Zulke lessen zorgen voor onvergetelijke ervaringen, weet Jobse ook. ‘Het is een vorm van improvisatie, en dat zie je veel te weinig in het onderwijs. Lesmethodes zijn helemaal voorgeprogrammeerd. Op het doveninternaat kreeg ik ook heel weinig creativiteit aangeboden. Dat gebeurde thuis: mijn ouders kochten en leenden veel kunst – mijn moeder was directeur van de Kunstuitleen in Zeeland – en ze kenden veel mensen uit het culturele circuit. Zo brachten ze me in aanraking met kunstenaars en hun werk. Het is zo belangrijk om erop uit te gaan – juist voor Dove kinderen, die vaak veel te beschermd worden opgevoed.’

Eindelijk erkenning

Sinds juli 2021 is Nederlandse Gebarentaal eindelijk erkend als officiële taal. Daarnaast hebben we in Nederland te maken met het Irma Sluis-effect, signaleert ook Van der Starre: dankzij de aanwezigheid van de doventolk bij de Nederlandse coronapersconferenties won de taal in korte tijd rap aan populariteit. Het aantal inschrijvingen voor de opleiding tot NGT-tolk aan de Hogeschool van Utrecht steeg bijvoorbeeld met 42% in 2020. ‘Die groei in aandacht is al heel lang gaande,’ weet Jobse uit ervaring. ‘We zijn een minderheidsgroep, die vaak naar de meerderheidsgroep roept, maar die niet zo snel gehoord wordt. Sommige mensen komen nu voor het eerst in aanraking met gebarentaal, terwijl die al eeuwen bestaat. Ik vind het lastig dat de horende groep voor de Dove groep bepaalt wat het beleid is. Dat kunnen wij zelf toch het allerbest bepalen? We schreeuwen om aandacht, maar we krijgen die maar heel weinig.’

Met de erkenning van de Nederlandse Gebarentaal als officiële taal zijn we er nog niet, vindt Jobse. ‘We zien kleine stappen in de goede richting. Dove mensen worden bijvoorbeeld meer erkend in werksituaties. Nu is het tijd om ook een plek te geven aan Doofheid in kunst, bijvoorbeeld in de vorm van muziek, gedichten en dans. Het enige verschil zit in het feit dat we niet kunnen horen; verder werken we precies hetzelfde. Voor horende mensen zijn we gehandicapt, maar we kunnen alles, ook poëzie en muziek maken.’

 

Je kunt het gesprek en de performances van Selena Waas en Ilse Jobse tijdens het Poetry International Festival 2021 hier terugkijken.

Logo-ontwerp: Job Boot, www.jobboot.nl

Geplaatst op 24/09/2023

Tags: doof, dove dichter, drempelstukken, gebarenpoëzie, gebarentaalpoëzie, Ilse Jobse, Nederlandse Gebarentaal, NGT, NGT-poëzie, performance, performancepoëzie, Podium, podiumpoëzie, Poëzie, Raymond Antrobus, Selena Waas, singer-sign-writer

Categorie: Interviews, Poëzie

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.