Een mens van vlees en bloed in een stad van klei

Stad van klei

Milan Hulsing

Alles bij elkaar opgeteld had meneer Jovelino Nunes Batista negen miljoen hectaren grond. (…) Die grond werd opgedeeld en verkocht en op de papieren van de nieuwe eigenaren kwam de naam ‘Batista’ te staan, als rechtmatig voormalig eigenaar.

Maar meneer Batista heeft helemaal nooit bestaan. (…) Hij bestaat alleen als spookeigenaar, zoals eigenlijk de hele gemeente São Félix do Xingú een spookgemeente blijkt te zijn. (…) Wie land heeft, heeft macht in Brazilië, al is het op papier. (…)

Die papieren zijn nog een verhaal apart. Ze geven de naam aan een Braziliaanse specialiteit: grilagem de terra, het ‘verkrekelen’ van grond. Dat werkt als volgt: je zoekt een corrupt kantoor dat aan grondregistratie doet. Dat kantoor zet de nodige stempels op de papieren. Die papieren verklaren dat jij, meneer De Vries, de grond hebt gekocht van João, die het weer gekocht heeft van Pedro en die weer van Manè, die het ten slotte van de koning van Portugal heeft ontvangen. Dan stop je de papieren in een la, voeg je wat krekels toe en gun je hen wat tijd. De insectjes blijken de juiste gele kleur aan het papier te geven, waardoor het papier ‘authentiek’ oogt.

Bovenstaand citaat komt uit een stuk van Stijntje Blankendaal, gepubliceerd in De Groene Amsterdammer van 09-09-2010.

Fraude is een interessant fenomeen. De werkelijkheid zo verdraaien of vervalsen dat anderen het voor waar aannemen. Niet alleen is er vernuft en vakmanschap voor nodig, de macht van fictie blijkt er ook uit. Creatieve mensen zijn in staat niet-bestaande werelden te scheppen en die voor geld te verkopen. Zoals in het hierboven staande citaat: banken zijn bereid je geld te lenen als je een papier toont waarop staat dat je een aantal hectares land bezit, ook al is die grond meer lucht dan land. Gesteld dat je het goed aanpakt natuurlijk: niet elke fictie is overtuigend genoeg. Je voorbereiding moet gedegen zijn (de juiste stempels), er moet een indrukwekkend verhaal achter schuilgaan (een geschenk van de koning van Portugal) en het moet er een beetje geloofwaardig uitzien (krekelpis).

De Nederlandse striptekenaar Milan Hulsing, die sinds enige jaren in Cairo woont, is met een soortgelijke situatie aan de haal gegaan. Uitgaande van een verhaal van de Egyptische schrijver Mohamed El Bisatie vertelt hij in zijn nieuwe boek Stad van klei over een dorre ambtenaar die een vernuftig systeem uitdenkt om geldstromen af te buigen. Hij verzint een stadje langs de Nijl met een onopvallende naam, Khaldiya, en stuurt met grote regelmaat rapporten naar de hoofdstad waaruit blijkt dat de plaatselijke politiemacht dringend meer geld nodig heeft voor nuttig werk als het arresteren van raddraaiers. Handig gebruik makend van weeffouten in het bureaucratisch systeem, weet hij zich te verrijken.

De fictie slaat terug

Om zijn rapporten geloofwaardig te maken, dient Salem, de ambtenaar, zich in te leven in de commissaris van politie van het stadje Khaldiya. Waar heeft deze agent zo veel geld voor nodig? Voor ‘terroristen, communisten, journalisten, islamisten’ en voor gerommel met een casino.

Terwijl Salem op zijn typemachine de rapporten schrijft, zien wij de fictieve stad en de beschreven gebeurtenissen op de pagina verschijnen. De politiemacht jaagt achter een terrorist aan, maar verdwaalt in het kleine stadje omdat Salem geen overzicht heeft. Zijn verhaal blijkt niet te passen in de fictionele topografie van Khaldiya. Hij besluit van klei een model van de stad te bouwen in zijn woonkamer, opdat hij weet waar zijn leugens zich afspelen. En hij modelleert de commissaris naar zijn eigen evenbeeld.

Allemaal mooi bedacht, maar de problemen ontstaan als Salem voor zijn rapporten door zijn stad van klei dwaalt, als een blindeman met een stok die hetzelfde geluid als een typemachine maakt. In een toestand waarin hij grip op zijn leugens verliest (overwerkt? slaapziekte?) wordt hij geconfronteerd met zijn nemesis, de commissaris die het niet op vreemdelingen heeft. Deze confrontaties worden steeds hardhandiger en als Salem door zijn superieuren op inspectie wordt gestuurd om de situatie in dat vreemde stadje persoonlijk in ogenschouw te nemen, komt het tot een gewelddadige ontknoping.

Dr. Jekyll

Al in de proloog schreeuwt Salem naar de commissaris ‘Mijn plan was perfect! Maar u bent een eigen leven gaan leiden!’ Dat is inderdaad Salems fout. In zijn drang zich alles perfect in te beelden om zijn fraude zo geloofwaardig mogelijk te maken, maakt hij van de commissaris een mens van vlees en bloed in een stad van klei. Hij dicht de commissaris problemen en karaktereigenschappen toe als een slecht huwelijk, corruptie en ziekelijke jaloezie, die veel te veel van zichzelf afkomstig zijn en schept op die manier als een bureaucratische dr. Jekyll zijn eigen mr. Hyde.

En zoals dr. Jekyll verwoed trachtte Hydes gedrag binnen de perken te houden, zo probeert Salem ook om de commissaris te disciplineren. Nadat de commissaris enkele malen diens vrouw min of meer verkracht heeft, besluit Salem hem zijn vrouw en kinderen af te nemen, officieel omdat het onderwijs in Khaldiya niet goed genoeg zou zijn. Natuurlijk is dit ook een projectie van Salems eigen gezinsgeschiedenis. En later groeit de boel hem nog meer boven het hoofd, als blijkt dat hij niet alleen met de commissaris te maken heeft, maar dat ook anderen uit Khaldiya, zoals een machtige fabrieksdirecteur, rapporten en verzoeken naar Cairo beginnen te sturen. Het is een herhaling op grote schaal van wat de miezerige ambtenaar Salem al eens meemaakte: groots en meeslepend proberen te leven, maar fijngemalen worden tussen de raderen van de maatschappij. Zelfs als Salem zichzelf uitroept tot heerser van een fictieve stad – een makkie, zou je toch denken – verdwaalt hij nog.

Sylvia Kristel

Ik kende Milan Hulsing van zijn in 2004 verschenen verzameling verhalen Wat Fred niet wist, collectie De Wilde Vaart. Dat was een mooi visitekaartje, een samenraapsel van alles wat Hulsing kon. Ik kan proberen het bondig te omschrijven, maar volgens de achterflap heeft stripexpert Sylvia Kristel dit gezegd: ‘Milan Hulsings strips zijn kleurrijk en duister, humoristisch en pervers. Bovendien is hij een rasverteller, iets wat we niet zo veel meer zien in de Nederlandse strip.’ Gelijk heeft ze. De variatie in tekenstijlen is enorm. Hulsing maakt met evenveel plezier een verhaal dat uit hout- of linoleumsneden opgebouwd lijkt, in strakke composities als hommage aan de stijl van Frans Masereel, of als een variatie op het werk van Charles Burns of psychedelische flauwekul die de kunstgeschiedenis op de hak neemt. Daarnaast weet hij steeds een intrigerend verhaal te vertellen, waarbij hij gebruik maakt van diverse literaire kunstgrepen als flashbacks, metaforiek en wisselende vertelperspectieven.

Maar geen van deze verhalen heeft iets weg van De stad van klei. Hulsing heeft het weer eens over een andere boeg gegooid. Aangezien het een bewerking is van een Egyptisch verhaal, kan ik niet beoordelen wat Hulsing met de brontekst heeft gedaan om tot dit resultaat te komen. Feit is in ieder geval dat tekst en beeld naadloos op elkaar aansluiten. Hulsing heeft dit boek getekend in zwart-wit-bruine waterverftekeningen, waarbij de passages in Khaldiya het bruin van klei hebben en de stukken in Cairo meer het grijs van beton. Het gebruik van licht en donker is doorgevoerd tot het karakter van de personages: waar de commissaris bijna niet in het licht is te aanschouwen, is de vrouw op wie hij een oogje heeft laten vallen, bijna doorschijnend in haar schuldeloze witheid. De stijl doet denken aan Pascal Rabaté’s Ibicus (1998-2001), maar dan zonder diens wat bizarre uitbeeldingen van de menselijke anatomie.

Het is verleidelijk Stad van klei te zien als een literaire voorafspiegeling van de recente gebeurtenissen in Egypte. Dat is vermoedelijk ook de reden dat dit boek tamelijk veel aandacht in de pers heeft gekregen. Als de politie niet immer hogere onkosten declareert in Cairo, kan men wel eens argwanend worden: een stadje waarin het niet broeit, zou verdacht zijn. De politiemacht heeft bakken geld nodig om stakingen en oproeren in de kiem te smoren, geld dat gedeeltelijk wordt misbruikt voor casinobezoek en vrouwenhandel, en Salems fraude is een bijna logisch gevolg van de bureaucratische wanorde en het bestuurlijke onbenul in Cairo. Dit boek visionaire kanten toedichten zou een anachronisme zijn: het verhaal van El Bisatie dateert volgens het colofon uit 2004. Dat neemt niet weg dat Hulsing en El Bisatie een maatschappij hebben gekleid die weliswaar fictief is, maar realistisch genoeg om geloofwaardig Egyptisch te zijn. Op de laatste pagina blijkt het politiebudget voor Khaldiya verdubbeld: de repressie neemt toe. Laten we hopen dat dat fictie blijft.

Links

Oog & Blik, Amsterdam, 2011
ISBN 9789054929994
134p.

Geplaatst op 04/04/2011

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.