Enthousiaste brieven

Op een dag zonder datum

Brieven over kunst en literatuur

Barbara Baert

Het is bon ton om een gepubliceerd boek, bedoeld dus voor het grote publiek, tegelijk heel persoonlijk aan een concreet iemand op te dragen. Niet zo heel lang geleden had zo’n boekopdracht nog de vorm van een heuse brief waarin men de doorgaans illustere geadresseerde alle lof toezwaaide. Het maakte zo je wil het hele boekwerk tot een brief. Sla er Erasmus’ verzameld werk maar eens op na: bijna elke tekst is, hoewel gepubliceerd, aan één iemand gericht. Het is een oude, uit de antieke tijd stammende gewoonte. Toen was de brief een heus genre – een genre dat met de renaissance opnieuw populair werd.

En wat toen kon, kan ook nu. Zo moet Barbara Baert (1967) gedacht hebben toen ze het initiatief nam om een aantal van haar kunsthistorische en literatuur- en cultuurkritische reflecties in die vorm voor te leggen aan het tijdschrift rekto:verso. Dit jaar (2023) zijn deze brieven onder de titel Op een dag zonder datum verschenen in een even fraai als verzorgd uitgegeven boek.

 

María Sanz de Sautuola

Onder de geadresseerden zijn schrijvers, beeldend kunstenaars, musici, cultuurcritici. Niet alle adressanten zijn tijdgenoten. Een van de brieven aan overleden adressanten is die aan María Sanz de Sautuola (1871-1946). Als klein meisje stond zij op een novemberdag in 1879 plots oog in oog met vijftienduizend jaar oude rotstekeningen in een grot in Altamira: een van de allereerste uitingen van beeldende kunst.

Ziehier meteen ook de gemene deler van nagenoeg alle geadresseerden: ze hebben iets met kunst. Schilderijen en sculpturen, beeldende kunst, dit is waar Baert het in bijna al haar brieven over heeft, ook als ze zich tot literatoren richt. Iets met ‘kunst’ vormt vaak de singuliere aanleiding – de kairos noemt ze het zelf – tot een brief. Maar kunst blijkt in zekere zin ook een vehikel. Wat Baert wil delen met haar geadresseerden heeft de ingang van, of de referentie aan kunst nodig. En dit niet alleen omdat zij nu eenmaal expert in die materie is. De referentie aan kunst blijkt haar schriftuur ook een creatieve boost te geven. Bij het lezen voel je het plezier dat ze erin heeft om over de grenzen van haar discipline heen te stappen en zich door de kunst waarover ze schrijft te laten infecteren. Ze laat geen gelegenheid onbenut om op de verbeeldende golven ervan mee te surfen.

 

Fleur Jaeggy

Om het bij één voorbeeld te houden – meteen ook de brief waaraan de bundel zijn titel ontleent: ‘Op een dag zonder datum’. Het is Baerts brief aan de Italiaanse schrijver Fleur Jaeggy. Baert is, zo schrijft ze, net ontwaakt uit een apocalyptische droom waarin de zon voorgoed verdwijnt (‘vanaf nu zal de wereld donker blijven’), en denkt onwillekeurig aan een van Jaeggy’s verhalen, ‘De bezoekster’ (uit Ik ben de broer van XX, Amsterdam: Koppernik, 2019). De dertiende-eeuwse Italiaanse mystica Angela da Foligno (1248-1309), bekend om haar pathologische ascese, verschijnt er ‘op een dag zonder datum’ in het Museo Archeologico in Napels en komt voor de Venus Anadyomene in een schelp te staan, een van de beroemdste fresco’s uit Pompeï. In het verhaal van Jaeggy is het niet Angela die naar de Venus kijkt maar, omgekeerd, Venus (of exacter: de schelp waarin zij uit het schuim van de zeegolven oprijst) die Angela opmerkt. Het zet, zo blijkt, Venus ertoe aan om het fresco te verlaten en zelf in het museum rond te gaan kijken. De twee cupido’s (‘nimfen’) die haar in het fresco begeleiden, volgen haar voorbeeld. Vlugger dan verwacht echter verlangen ze terug naar de leeggekomen plekken op het schilderij, die ze ten slotte ook opnieuw innemen.

Tot zover Jaeggy’s verhaal. Maar in Baerts brief dringt de mystieke Angela verder door in de Gabinetto Secreto van het museum en vergaapt er zich aan de vele pornografische taferelen waaraan dit ‘Kabinet’ zijn beruchte reputatie te danken heeft. Om in het vervolg van haar brief bij haar adressant aan te haken citeert ze uit Jaeggy’s andere verhalenbundels alsook uit een paar werken van haar beroemdere (en vorig jaar overleden) echtgenoot, Roberto Calasso (1941-2021). Maar de facto heeft Baert zich vooral door haar eigen verbeelding laten meedrijven. En dit om, opnieuw verwijzend naar Jaeggy’s verhaal over Angela, uiteindelijk te mijmeren over het gesloten karakter dat elke verbeelding, elk beeld tenslotte kenmerkt. ‘Niets mag uit de geschilderde verbeelding ontsnappen, de museumzaal in’, schrijft ze Jaeggy.

Hier laat zich de kunsthistorica kennen die, eindeloos beelden bestuderend, moet inzien dat het beeld toch altijd ergens een gesloten continent blijft, dat je er nooit volledig toegang toe krijgt, er nooit echt deelachtig aan wordt. Tenzij je even kunstenaar wordt en je laat meedrijven op het elan dat je in het beeld zelf gaat verbeelden. Om er ten slotte bij uit te komen dat ook jouw verbeelding en jouw beelden iets geslotens houden, zelfs voor diegene die denkt er de eigenaar en beheerder van te zijn.

Niet dat Baert het daarbij laat. Integendeel. Deze ervaring tref je herhaaldelijk in haar brieven aan en altijd op de een of de ander manier ‘terloops’. Het betekent de facto dat ze desondanks verder over beelden blijft reflecteren en via hen op haar verbeelding blijft surfen. Haar brieven hebben beelden, hebben kunst nodig. Om de eenvoudige reden, zo blijkt uit het vuur dat haar schrijven voortjaagt, dat woorden het niet echt gezegd krijgen.

Dit is in elk geval de ondertoon die ik in al haar brieven ontwaar. Beelden spreken. Ze spreken een soort taal die onze taal niet spreekt. En daarom draait de taal van Baerts brieven rond beelden. Letterlijk, in de zin dat de tekst eromheen is gezet. Maar ook figuurlijk. Ze heeft de hulp van de figuren nodig omdat ze voelt hoe de taal haar in de steek laat. Of, misschien exacter, hoe de taal een weg gaat die haar tot buiten haar domein leidt, tot daar waar ze voelt dat alleen beelden nog enige zeggingskracht hebben. Maar in plaats van tot zwijgen, zet dit haar juist tot schrijven aan. Ja, beelden spreken een eigen taal, een taal die aan Baerts taal ontsnapt. En ja, daarom gaat haar taal, uit op steeds weer nieuwe beelden, juist naar meer woorden zoeken.

 

Vivian Gornick

Daarom citeert ze, in haar brief aan Vivian Gornick, uitvoerig de passage uit haar boek over New York waar de bekende Amerikaanse feminist alleen komt te staan tegenover het beeldje van een Egyptische godin uit het graf van Toetanchamon en ‘sprakeloos’ blijft door ‘de overweldigende emotie’ waardoor ze wordt bevangen. Face to face met dit beeld voelt ze een ‘taal die diep vanbinnen in het lichaam begraven ligt’ en waar haar taal geen toegang toe heeft. ‘Taal vormt de vreugde én de ballast van de kunstwetenschapper’, is Baerts commentaar. Ze spreekt uit ervaring. En die spreekt ze, telkens weer anders, uit in elk van haar verzamelde brieven.

Iets dergelijks vindt trouwens plaats als ze het heeft over het ‘beeld’ dat ze zelf is geworden. Wanneer ze bijvoorbeeld geprezen wordt als vrouw met een fantastische universitaire carrière. Jawel, als vrouw. Dan weert ze zich tegen het vileine paternalisme waarin dit soort appreciatie baadt. Het is het onderwerp van haar brief aan Joke van Leeuwen. Het beeld waardoor ze hierin haar pen laat aanvuren, is een sculptuur van August Rodin: Pygmalion kust zijn Galathea, het beeld dat hij net tot leven heeft zien komen. Maar bij Rodin is Galathea niet het meisje dat, blozend de ogen neerslaand, dankbaar naar haar creator glimlacht. Integendeel, ze kijkt weg. Ze weigert Pygmalion te erkennen als pater – vader, schepper – van wie zij is. Ze weigert het product te zijn van zijn enthousiasme, van zijn vermogen (zo schrijft Baert) ‘entheos’ (in god) te zijn. Baerts brief aan Van Leeuwen gaat over enthousiasme, meer bepaald over het verwijt aan vrouwen dat ze te snel, te makkelijk enthousiast zijn. Ze vermeldt de eerste vertoning van Jean-Jacques Rousseaus toneelstuk Pygmalion, in 1775. De actrice die de rol van Galathea speelde, zo schreef de pers van toen, kreeg het verwijt te zeer – te ‘enthousiast’ – in haar rol op te gaan.

Baert – de vrouw, de wetenschapper, de kunsthistorica, de beeldenexpert – weigert samen te vallen met het ‘beeld’ waartoe ze zich vaak ‘patriarchaal’ gereduceerd voelt worden. En dit niet omdat ze tegen beelden is, verre van. Zelf grenzeloos door beelden gefascineerd, eist zij het recht op enthousiast te zijn, ‘entheos’ te zijn, de grenzen van haar discipline te overschrijden en zich door de ‘goddelijke’ kracht van beeld en verbeelding te laten infecteren. Je voelt in deze brieven hoe de academica, onacademisch, net als Pygmalion het onmogelijke wil – lees: tot het ‘leven’ van beelden wil doordringen – en daarom, met beeldende kunst als vehikel, brieven schrijft aan andere ‘beeldende’ auteurs.

Toen ik Een dag zonder datum uit had, was mijn verbeelding zo vermetel in de verte al een nieuwe bundel brieven van Baert te zien opdagen: een bundel even schitterende brieven, maar nu rechtstreeks aan beelden gericht. Verleidende, schreeuwende, dwingende, smekende brieven, brieven jonglerend met taal op zoek naar een taal zonder taal en daarom de taal omhelzend als nooit tevoren.

Snoeck, Gent, 2023
ISBN 978 94 616 1774 3
80p.

Geplaatst op 18/12/2023

Tags: Angela da Foligno, Barbara Baert, Enthousiasme, Fleur Jaeggy, Joke van Leeuwen, María Sanz de Sautuola, Op een dag zonder datum, Vivian Gornick

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.