God, een collega

De maakbare man. Notities over transseksualiteit

Maxim Februari

Geborneerd – proloog

Tommy Wieringa, schrijver, avonturier, rugbyspeler, vriend van echte kerels als A.L. Snijders, Joost Conijn en Jaap Scholten, schrijft in Paarshaas (Ga niet naar zee, 2010):

Als ik mezelf niet in de hand houd, gaat mijn medelijden alle kanten op. Er is geen grens aan, het richt zich op torretjes in het water, hommels in het raam, een geknakte varen, de enkele schoen bij een verkeerslicht. Soms denk ik dat ik een meisje van twaalf ben. Ik heet Annemijn.

Annemijn woont waarschijnlijk ook in jou. En zeker in mij. Zoals in ieder meisje van twaalf een oude Eskimo, een jonge moeder of een kale romanschrijver woont. We hebben allemaal een ‘aspectenpersoonlijkheid’, we beschikken allemaal over spiegelneuronen – en daardoor dachten we wel zo’n beetje te begrijpen wat het betekent om ‘in een verkeerd lichaam’ te wonen.

Maar we hebben ons vergist.

Erotiek – onderzoeksvraag

In Park Welgelegen, Notities over morele verwarring (2004) schrijft (toen nog) Marjolijn Februari: ‘Literatuur, nogmaals, gaat niet over seks: literatuur is seks.’. Een geheimzinnige regel. En de onderzoeksvraag van deze tekst.

Morele plicht

De kwestie, vrij naar Thomas Nagel, is niet hoe het voor jou of mij zou zijn om in ‘het verkeerde lichaam’ geboren te zijn. Het gaat erom hoe het voor een transmens is om in een lichaam te zijn geboren dat het zijne of hare niet is. Je leest het antwoord in De maakbare man (DMM).

DMM is het boek van een auteur die bereid is de last te torsen die hij torsen kan. Niet de last waarmee het publiek hem laat wegkomen. Mijn inschatting is dan ook dat Februari DMM niet voor zichzelf heeft geschreven of gepubliceerd. Hij heeft er altijd voor gepleit om, zoals politici dat formuleren, ‘je eigen verantwoordelijkheid te nemen’ – en hij geeft nu zelf het beste voorbeeld door het schrijven en promoten van dit boek. Waarschijnlijk, hopelijk, heeft hij zelf ook baat bij het vertellen en duiden van zijn verhaal, maar bijdragen aan de emancipatie en acceptatie van geslachtstransitie lijkt me het hoofddoel van DMM.

A metamorphosis is a thing always exciting to watch,’ zingt Nabokov in zijn boek over Gogol. En die waarheid gaat natuurlijk óók op in DMM. We lezen over potentieel dat zich verwezenlijkt. Het boek is een aanmoediging om altijd trots te zijn, onmogelijkheden te trotseren. Het is prettig om te lezen hoe iemand erin slaagt de ruimte in te nemen die hem toekomt, de vorm aanneemt die zijn ziel/karakter dicteert.

De maakbare man raakt en roert wat mij betreft – net als de interviews die Februari over het boek gaf – omdat je er getuige van bent hoe een soortgenoot erin slaagt een aanvankelijke beperking of hindernis te overstijgen. In de zeventiende eeuw koloniseerden avonturiers nieuwe werelden… en in 2013 durft Februari de rek van sociale en biologische wetten en conventies te testen en in kaart te brengen.

DMM is een leerzame, begrijpelijke inleiding op het thema van de geslachtsverandering. Maar interessanter nog, vanuit mijn perspectief, is dat het onderwerp raakt aan de thema’s waarover romancier, filosoof en jurist Februari schrijft en schreef in teksten die zijn bedoeld voor een literair en intellectueel publiek. De kern: alleen het individu dat zich vrij en waarachtig kan ontplooien is werkelijk van waarde voor het collectief.

Enerzijds/anderzijds

De korte prozateksten (‘columns’) die Februari publiceert in NRC Handelsblad lijken het afgelopen halfjaar wat minder grillig te zijn geworden; de syntaxis is iets eenvoudiger, de poëzie – in de traditie van Keats, Woolf, Shakespeare (bloemen, buitenlucht) – lijkt iets gedimd. Persoonlijk vermoed ik – nog voorbijgaand aan seizoensinvloeden en Februari’s volle promotieagenda – dat die veranderingen geen hormonale, maar een sociale grond hebben. Ik kan me tenminste voorstellen dat Februari als relatieve nieuwkomer in ‘het mannelijke domein’ het vertoon van traditioneel vrouwelijke belangstellingen en eigenschappen wat ‘terugschroeft’ (om een mannelijke klusmetafoor te gebruiken). Ik denk dat we pas na jaren kunnen vaststellen of er sprake is van een tendens of een tijdelijke, literaire hypercorrectie.

Zelf stelt Februari dat het transitieproces van vrouw tot man hem rechtser heeft gemaakt (DMM). Ik begreep dat pas toen ik verderop in het boek las dat een transman de rest van zijn leven testosteron moet blijven gebruiken. Rechts wil zeggen: conservatief, behoudend. En wie afhankelijk is van medicijnen of chemicaliën is weinig gebaat bij omwentelingen, revoluties, onteigening, gelijkschakeling en andere traditioneel met links geassocieerde strevingen. Door zijn of haar zelfverwezenlijking bekrachtigt de transseksueel zijn afhankelijkheid van het collectief – en dat is moedig, want de liefde is vaak niet wederzijds. Februari: ‘Persoonlijk vind ik het al mooi als ze niet gaan slaan.’ (DMM).

Een rolmodel

Zadie Smith meent dat een auteur niet zonder ‘rolmodellen’ kan. Ik zou het graag met haar oneens zijn. Maar ik heb ze ook: Multatuli, Nabokov, Woolf, Wallace, Enter, Ovidius, Tepper, Shakespeare. En: Maxim Februari. Of hij onder de naam van een man of vrouw leeft en werkt maakt mij niet uit. Ik ben gefascineerd door de snelheid en kracht van de microprocessor in zijn hoofd, ik geniet van de elegante formuleringen en lenige redeneringen die zijn brein produceert. Februari lezen is je voor de duur van zijn tekst slimmer en sensibeler voelen dan je bent. Zoals Daniël Rovers het formuleert in De figuur in het tapijt (2012): ‘Weinig auteurs in het Nederlands taalgebied hebben de gave een complex theoretisch betoog terug te brengen tot de praktische kern ervan.’

Dankzij de transitie van Februari weet ik zeker dat ik het oneens ben met de definitie die Hugo Brandt Corstius geeft in een vriendenboek voor Charlotte Mutsaers (Fik & Snik (2000): ‘Een literair product bestaat uit een tekst plus de informatie of de schrijver man of vrouw is.’ Uit het vervolg van HBC’s tekstje blijkt dat hij tijdens het lezen van Mutsaers werk een beetje verliefd op haar is geworden (wat een donderse Don Juan is die HBC toch!). Het geluksgevoel dat ik ervaar bij het lezen van Nabokov, Shakespeare, David Foster Wallace, Februari lijkt qua intensiteit – verhevigd waarnemen – misschien wel wat op verliefdheid, maar wordt uiteindelijk toch gewonnen uit heel andere hersenchemicaliën. De vraag of een auteur een man of een vrouw is, is vast heel interessant voor de media en voor de commerciële mensen op uitgeverijen, maar daarmee hoort die dus tot het domein van de economie, niet tot dat van de letteren.

Nog onvoldoende geïndividualiseerd

Februari is, mijn woorden, voor een inclusieve samenleving. In zijn werk gaat het altijd om humaniteit. Hij probeert steeds opnieuw de mens, het verantwoordelijke individu, terug te winnen op systemen, abstracties en ideologieën. ‘De samenleving is niet te veel, nee, ze is te weinig geïndividualiseerd.’ stelt hij in Ons soort mensen (2011). Een volwassen gemeenschap is een verzameling geëmancipeerde individuen. De tegenstelling ‘individu’ en ‘rechtssysteem’ is in die context overigens een schijnbare. In de visie van Februari biedt ons rechtssysteem het individu de beste bescherming tegen waanzin en willekeur van (andere) maatschappelijke krachten.

Scheppend schepsel

Ik wil even nakijken of Februari zijn bloemlezing over God en geloven vóór of ná Een pruik van paardenhaar samenstelde. Ik tik de titel (God, een collage) vlug in – terwijl de witte cursorpijl, bestuurd door mijn muis, door de lege hemel van het spierwitte Google-scherm richting zoekknop zweeft, zie ik welke regel er in de zoekbalk is verschenen: ‘God, een collega.’

Er zijn weleens bescheidener zoekopdrachten ingevoerd.

Legt Freud met deze verschrijving mijn eigen grootheidswaan bloot? Of waarschuwt mijn onbewuste dat mijn bewondering voor Februari geen kritiekloze eerbiedigheid mag worden? Nee, ik word gewezen op de autocreationist die Februari geworden is. Dankzij de wetenschap heeft de wetenschapper kunnen rechtzetten waar de natuur zich ooit heeft vergist. Februari heeft zich van schepsel herschapen tot schepper. Maar over scheppers gesproken… als zelfmoord een zonde is… hoe zit dat dan met eigenbaring? Of met wedergeboorte door eigen hand? ‘De zaak Februari’ is des te gecompliceerder voor de entiteit daarboven aangezien het aan een handjevol mensen als Februari te danken is dat die entiteit, God, het hypocriete, lelijke, achterlijke Nederland niet allang van de kaart heeft geveegd (kernramp, misoogst, watersnood).

Chaplin op papier

Charlie Chaplin: ‘Distance is comedy.’ Als er zoiets als grammaticale en argumentatieve slapstick bestaat, dan vind je die in het proza van Februari. Slapstick maakt de ergste valpartijen, misdaden en confrontaties draaglijk en zelfs behaaglijk. Afstand schept ruimte en ruimte is niet alleen adem, lucht, bewegingsvrijheid – en met dat alles: relativering – maar ook, vooral: potentiële inhoud. Schrijf zo suggestief én substantieel als Februari, dan loopt die ruimte, voor de lezer, vol betekenis, herinneringen, conflicten die daarvoor latent waren.

Het is dankzij DMM dat het je begint te dagen dat de behoefte aan afstand, ironie en een wisselend perspectief – dat laatste om zoveel mogelijk kanten van een probleem te tonen – die zo kenmerkend is voor het proza van Februari weleens te maken zou kunnen hebben met de man die jarenlang samen moest leven met de vrouw die anderen in hem zagen. Februari’s ironie blijkt met terugwerkende kracht een existentiële noodzaak – een diepdoorleefde waarheid. Alles is altijd anders dan het lijkt – en tegelijkertijd is het misschien óók wat het lijkt.

Hersenbreuk

De paradox van DMM is deze: doordat het boek in intentie vintage Februari is, heeft het een in toon en stijl getemperde tekst afgedwongen. Februari vraagt aandacht voor een thema, niet, of veel minder, voor zijn stijl, intelligentie of persoonlijkheid. Hij komt alleen zelf in beeld, zoals hij in het voorwoord ook expliciet opmerkt, omdat het onderwerp er bij gebaat is. Natuurlijk… de typische, laconieke zelfrelativeringen flakkeren ook in ‘De nieuwe Februari’ regelmatig op: ‘Iedereen heeft wel wat.’ (DMM).

De maakbare man is eenvoudig te begrijpen voor iedereen die meer over transitie of over de auteur van het boek wil weten. Het verhaal is los, eigentijds gestructureerd – die structuur wordt benadrukt door tussenkopjes – waardoor ook minder geoefende lezers soepel, ontspannen door het boek kunnen zappen. Ook de leesclubleden die na het ‘bespreken’ van De zonen van het uitzicht (1989) maandenlang onder de hoede van Stichting Korrelatie moesten worden genomen, omdat ze vreesden bij het interpreteren van De zonen van het uitzicht ‘hersenbreuk’ te hebben opgelopen, gaan er met gemak doorheen. Hoeveel mensen passen er eigenlijk in een walvis?

Avondwandeling

Iris heeft hem ooit verteld dat Randolf, toen ze op huwelijksreis waren in Griekenland, ’s avonds tijdens een van hun romantische strandwandelingen – maan aan de hemel, het kabbelen van de zee aan hun voeten – met de punt van zijn sandaal een naam in het strand had geschreven; hij had voor het eerst in lange tijd twee weken vrij en was door het dolle. Toen hij eindelijk uitgeschreven was keek hij haar zielsgelukkig aan, in het zand voor zijn voeten stond ‘Randolf’. Bij die gelegenheid was ze tot de conclusie gekomen dat ze in dit huwelijk goed voor haar eigen ziel moest zorgen. Want haar jonge en veel belovende echtgenoot zou het niet doen. – De literaire kring, (2007)

Ook voor zijn transitie had Februari verstand van Ons Soort Mannen. Nu, zes jaar na De literaire kring, noteert hij:

Het is toch voor mezelf ook een rare gedachte dat ik opeens functioneer als de witte heteroseksuele man die ik altijd met argwaan heb bekeken. Van de weeromstuit voel ik me na mijn oversteek steeds feministischer worden.

Postscriptum

Hé… dat is ook toevallig!… die tussentitels hierboven vormen een acroniem… of nee, een acrostichon… Wat grappig!… nu begrijp ik die raadselachtige onderzoeksvraag ook opeens… Literatuur is seks… Als lezer laat je je, plastisch gezegd, vullen met de tekst, de visie, gevoelens, het perspectief van een ander… of je vult, omgekeerd, een tekst met betekenis… Ons lichaam heeft openingen naar de wereld… we delen zuurstof… we delen voedsel en ruimten… Maar de literatuur bewijst dat er ook geestelijke openingen naar de wereld bestaan… taal verbindt individuen, groepen, taalgenoten… En wat seks betreft… seks is natuurlijk niet toevallig een ander woord/synoniem voor:

.G.E.M.E.E.N.S.C.H.A.P.

Links

Prometheus, Amsterdam, 2013
ISBN 9789044623185
120p.

Geplaatst op 28/03/2013

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.