Scarface in Overvecht

Op zoek naar mijn voorhuid

Anuar Aoulad Abdelkrim

Tarik, de verteller en hoofdpersoon van Anuar Aoulad Abdelkrims (1978) Op zoek naar mijn voorhuid, is een vierentwintigjarige student Culturele en Maatschappelijke Vorming, specialisatie Cultuurverschillen, die op het punt staat zijn eindscriptie te schrijven. Zijn ouders komen uit Tétouan, zelf is hij getogen in de Utrechtse wijk Overvecht. Tarik houdt van hiphop, rap en André Hazes, maar ook van Antonio Molina en Oum Kalthoum.

Wanneer zijn vriend en buurtgenoot Halfje Wit – zo genoemd omdat hij geboren is uit een Nederlandse moeder en een Marokkaanse vader – geld nodig heeft, steelt Tarik de zesduizend euro die zijn ouders onder hun matras bewaren. Het spaargeld was bestemd voor een reis naar Marokko.

Halfje Wit betaalt het geleende geld niet terug. Hij belandt vier maanden in de gevangenis wegens heling en eenmaal vrij pleegt hij meteen een snelkraak. Hij gebruikt steeds meer verdovende middelen – tot hij doordraait en zijn vader hem naar Marokko stuurt. Tarik vergelijkt Halfje Wit spottend met Tony Montana, de Cubaan uit Brian de Palma’s Scarface (1983) die zich illegaal in Amerika vestigt en daar, tot hij wordt doodgeschoten, carrière maakt als drugscrimineel.

Als Halfje Wit drie maanden in Marokko zit krijgt zijn vader, Omar, het bericht dat zijn zoon gaat trouwen met een Marokkaanse. Omar wil de huwelijksvoltrekking bijwonen, maar omdat de dokter hem heeft verboden vliegreizen te maken, vraagt hij of Tarik hem naar Marokko wil rijden. Ze vertrekken dezelfde avond in Omars Volkswagen Golf.

Brief aan grootvader

Onderweg vertelt Tarik aan Omar dat het leven in Nederland hem soms zwaar valt. Hij heeft zijn overleden opa ooit een brief geschreven en die voorgelezen bij diens graf:

‘Waarom is afkomst nu zo’n hot item? Waarom is het geloof zo’n thema? Had u dat toen niet kunnen bedenken? Opa, u was vroeger als gastarbeider overal welkom. Nu ik studeer, solliciteer ik soms naar stageplekken onder de naam Jeroen of Patrick. […] U hebt een keuze gemaakt en die heeft gevolgen gehad voor de rest van de familie.’

Van zijn overleden grootvader hoeft Tarik natuurlijk weinig respons te verwachten. Jammer is dat wel, want een (generatie)conflict had mooie romanpassages kunnen opleveren over, ik noem maar wat, uitsluiting van Nederlanders met een Marokkaanse achtergrond, de ondergeschikte positie van vrouwen binnen de islam, het besnijden van minderjarigen, rituele slacht of het taboe op homoseksualiteit in de gemeenschap waarvan Tarik en zijn familie deel uitmaken.

Omar gaat evenmin direct in op Tariks levensvragen. Wel haalt hij herinneringen op aan het pension aan de Biltstraat waar hij met Tariks opa en andere gastarbeiders heeft gewoond:

‘We kwamen in een voor ons onbekende wereld terecht. Van mag niet, naar alles mag. Het was traditie om met nieuwe mannen vlak na aankomst Amsterdam te bezoeken, de rosse buurt. Dan zeiden we: “Welkom… dit is Nederland.”‘

Na een overnachting in Spanje nemen Omar en Tarik de boot naar Ceuta. Een van de Marokkaanse douaniers daar blijkt een oude strijdmakker van Omar. Hij nodigt de twee reizigers uit om bij hem thuis te komen eten en te overnachten.

’s Avonds gaat Tarik de stad in. Als hij in een nachtclub zit, duikt plotseling de dochter van zijn gastheer op, en vervolgens Halfje Wit die – wending op wending – ruzie krijgt met de ex van zijn Marokkaanse aanstaande. Halfje Wit belaagt de ex van zijn bruid met een glas, de man slaat terug met een fles waarna er een massale vechtpartij uitbreekt. De nacht eindigt op het politiebureau van Tétouan. Nadat Tarik zijn gedetineerde vriend heeft bezocht, rijdt hij met de dochter van zijn gastheer naar het strand van Marina Smir.

Geweld

Op zoek naar mijn voorhuid wil geen realistische roman zijn. Toevalligheden en onthullingen houden de vaart in een schelmenverhaal dat qua ongeloofwaardigheid niet onderdoet voor publieksfilms en televisieseries. Sommige anekdotes, observaties en bespiegelingen lijken louter bladvulling. Zoals de oplichterspraktijken van Halfje Wit, de sms’jes van vriend Mitrailleur en de dromen en dagdromen van Tarik.

Het boek is – in artistieke zin – niet persoonlijk, het ademt de populaire cultuur (soapseries, comedy, actiefilms, commercials) waaruit het lijkt voortgekomen en waarbij het wil aansluiten. De tekst is te weinig gestileerd of gecomponeerd om literair te kunnen heten.

Hoe spijtig ook voor Utrecht-Overvecht, je kunt Op zoek naar mijn voorhuid niet vergelijken met de boeken die bijvoorbeeld Zadie Smith schreef over Noord-West Londen, Walter van den Berg over Amsterdam Nieuw-West, Elena Ferrante over de Rione Luzzatti in de westelijke periferie van Napels of A.F.Th. van der Heijden over het Geldropse Braakhuizen-Noord. Het voordeel van dat nadeel is dat Anuars wereld ook toegankelijk is voor minder geoefende lezers.

Tariks zoektocht naar zijn voorhuid is vooral een reis naar zijn eigen afkomst en identiteit:

Ik ben in Nederland besneden, in de woonkamer van mijn opa en oma. Ik bleef bij ze slapen en mijn ouders wisten van niks. Een thuisknipper, een kennis van mijn grootouders, voerde de besnijdenis uit. Daarna was het feest. Ik kreeg een mooi hoedje op, een jurkje en slippers aan. De hele familie kwam op bezoek. Ik weet niet wat ze met mijn voorhuid hebben gedaan.

Geweld hoort voor Tarik en zijn vrienden bij het dagelijks leven. Thuis krijgt Halfje Wit klappen van zijn vader, in Marokko moet iedereen op zijn hoede zijn voor tikken van agenten en particuliere bewakers. Het boek stelt er zachte indrukken tegenover. Zo herinnert Tarik zich een oom die in een knaloranje busje, een Mercedes 207, naar Marokko reed. Hij had gordijntjes voor de ramen gehangen tegen de hitte en – een sprekend detail – hij gebruikte een plantenspuit als airco.

Verandering

Chris Kraus, wier epistolaire roman I love Dick (1997) onlangs in het Nederlands verscheen, stelde in een vraaggesprek met NRC Handelsblad: ‘Er is een groot diversiteitsprobleem in de kunsten en literatuur. Niet alleen wat etniciteit, maar ook wat klasse betreft.’ Ik denk dat Kraus gelijk heeft. Tegelijk ben ik er wel gerust op dat dat ‘diversiteitsprobleem’ vanzelf in het nauw wordt gedreven door het legitimiteitsprobleem dat ermee gepaard gaat: de nieuwsgierigheid die lezers en kunstliefhebbers drijft, of anders hun rechtvaardigheidsgevoel, schept steeds weer ruimte voor nieuwe verhalen. Zoals ‘Chris’, de protagoniste van I love Dick, tegen het einde van die roman schrijft: ‘If we want reality to change then why not change it?’ Het is een retorische vraag. Haar adstructie: ‘Oh, Dick, deep down I feel that you’re utopian too.’

Na een decennialang aanhoudende stroom romans en verhalen waarin Nederlandse auteurs een calvinistische, katholieke of communistische jeugd of achtergrond tot fictie verwerkten, is er in ons taalgebied ook een kleine canon ontstaan van teksten over personages die elders zijn geboren of in een veelkleurig Nederland zijn opgegroeid. Welke lezer kijkt nog op van de passage in Op zoek naar mijn voorhuid waarin Tarik zich herinnert hoe zijn broertje en hij vroeger met hun vader meegingen om bij de boer in Breukelen een schaap uit te zoeken?

Tarik die zich, zoals gezegd, specialiseert in ‘Cultuurverschillen’, vertelt niet alleen hoe het is om te leven tussen meerdere culturen, hij verstrekt ook inburgeringsadviezen voor wie niet thuis is in Nederlandse prachtwijken. Een paar punten van zijn lijstje:

Vier: in een zwarte buurt bel je niet zomaar bij iemand aan. Er zijn codes. Want het kan iemand zijn van het incassobureau of van de Belastingdienst.
Vijf: volg de buitenlandse voetbalcompetitie. Dan schrik je niet wanneer een groep jongens voor je neus schreeuwt dat Galatasaray heeft gewonnen van Fenerbahçe, of Maghrib Titouani van Raja Casablanca.
Zes: als je rondloopt, kijk omhoog! Er kan altijd iets uit het raam of van het balkon naar beneden komen.

Wijken als Overvecht gonzen van de verhalen. Het wachten is – als ik ook eens utopisch uit de hoek mag komen – op literaire buitenwijkromans die zijn geschreven vanuit het perspectief van een vrouwelijk personage. Of door een vrouwelijke auteur.

Uitgeverij Jurgen Maas, Amsterdam, 2015
ISBN 9789491921094
136p.

Geplaatst op 16/07/2016

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.