Filosofie, Recensies

Grensvervaging als redding

Een Cyborg Manifest

Wetenschap, technologie en socialistisch feminisme aan het einde van de twintigste eeuw

Donna Haraway (vert. Karin Spaink)

Een Cyborg Manifest. Wetenschap, technologie en socialistisch feminisme aan het eind van de twintigste eeuw van de Amerikaanse wetenschapshistorica, biologe en professor in de ideeëngeschiedenis Donna Haraway verscheen in 1985 en geldt sindsdien als een moderne klassieker. De Nederlandse auteur Karin Spaink (die als computerprogrammeur werkte) vertaalde het essay in 1994, en voorzag het van een inleiding die lijviger is dan Haraways essay zelf. In de heruitgave die dit jaar verscheen bij ISVW Uitgevers is deze inleiding in haar geheel overgenomen, met de mededeling dat ze ‘op bepaalde punten gedateerd kan overkomen’, maar nodig is om Haraways ideeën te verhelderen. Ik voel me als lezer bij voorbaat wat onderschat als een uitgever en vertaler er herhaaldelijk op hameren dat ik veel extra uitleg nodig heb om een tekst te kunnen begrijpen, maar enige duiding bleek toch welkom. Vooral het nieuw opgenomen nawoord, geschreven door Haraway-kenner Lydia Baan Hofman – dat Een Cyborg Manifest binnen het ruimere gedachtegoed en latere oeuvre van Haraway plaatst – hielp me mijn aantekeningen bij het lezen van Een Cyborg Manifest te ordenen.

 

Een nostalgische laag

Het lange inleidende essay van Karin Spaink levert in 2022 een soms wat bevreemdende leeservaring op. Zij geeft de ideeën van Haraway een concrete invulling in haar eigen leven en tijd van toen (1994), en hoewel veel daarvan overeind blijft, zorgen verwijzingen naar zaken als floppydisks, piepers, tekstverwerkers, videorecorders, Minitel en ‘bitneukers’ ervoor dat je er als lezer bijna dertig jaar later een onbedoeld nostalgische laag bovenop krijgt. Althans, als je net als ik de jaren negentig bewust hebt meegemaakt; ik ben benieuwd of de tieners of twintigers van vandaag weten waarnaar deze woorden verwijzen.

Spaink benadrukt meteen dat de cyborgs (cybernetic organisms) van Haraway geen mensachtige robots zijn. Wij mensen zelf zijn intussen cyborgs geworden: we grijpen in op ons lichaam met allerlei apparaten, met medicijnen en operaties. Zowel bij het lezen van deze inleiding als bij Haraways essay moest ik mezelf er geregeld aan herinneren dat dit alles werd geschreven vóór de wereld door internet werd opgeslorpt en de meeste mensen uren per dag in smartphonetrance doorbrachten. (Spaink verwijst wel al naar internet: ‘een internationaal computernetwerk dat uitsluitend bedoeld is voor conversaties en documenten’ en waar ook ‘seksconversaties’ plaatsvinden.)

Spaink heeft veel sciencefiction gelezen en gekeken en wat ze daarvan bespreekt is vaak interessant (al is er na de jaren negentig dus nog wel wat verschenen en gebeurd). Ze staat stil bij onze behoefte machines te vermenselijken, misschien juist om onze angst te bezweren dat ‘ze’ het zullen overnemen. En het valt haar net als mij op dat bedenkers van sciencefiction niet zelden verzinnen dat robots – doorgaans in een dienende relatie gedwongen – eigenlijk graag mensen willen zijn.

In het tweede deel van haar essay bij het essay, staat Spaink gedetailleerder stil bij Een Cyborg Manifest. Het derde deel is een wat langdradige uitweiding over een persoonlijke en maatschappelijke bevrijding uit seksueel hokjesdenken. Spaink hanteert daarbij een nogal negatief en eng beeld van ‘feministen’, zonder te specificeren tegen welk soort feministen ze zich richt, en noemt homo’s consequent ‘flikkers’ (zelfs als dit vanuit een verondersteld bondgenootschap gebeurt, geeft het haar tekst toch ook iets erg gedateerds). Kortom, die inleiding heeft zijn merites, maar had geen honderd bladzijden lang hoeven te zijn, zeker niet in een herdruk van drie decennia later.

 

Visionaire blik

Het is geen wonder dat Een Cyborg Manifest de laatste jaren weer in de kijker staat. Haraway gebruikt de mythe van de cyborg om een wenselijke mogelijke mens te verzinnen, wars van essentialisme en als alternatief voor een patriarchale, competitieve en op het apocalyptische einde gerichte denktrant, die evengoed naar technologie wordt vertaald (‘de informatica van de overheersing’ noemt ze die). Haar beschrijving van de ‘thuiswerkeconomie’ of ‘gefeminiseerde’ kwetsbare arbeid biedt een visionaire blik op de situatie van uitbuiting en flexwerken op de arbeidsmarkt van vandaag – en ook de evoluties die ze voorspelt op het gebied van huis, markt, staat, school, zorg en kerk beschrijven opvallend accuraat de hedendaagse wereld.

De auteur ziet haar tekst als ‘een pleidooi voor het plezier dat een doelbewust verwarren van grenzen oplevert, en voor verantwoordelijkheid bij het construeren ervan’. Haar cyborg laat de grenzen tussen mens en dier, tussen dier en mens enerzijds en machine anderzijds, en tussen het materiële en het niet-materiële vervagen. De cyborg ‘is onverzettelijk verbonden met partijdigheid, met ironie, met intimiteit en perversie. De cyborg is oppositioneel, utopisch en volstrekt vrij van onschuld’. De cyborg verbindt zich bij voorkeur met anderen, maar telkens in andere (ook tegenstrijdige) collectieven, in andere constellaties: ‘coalities op basis van affiniteit, niet van identiteit’. Haraway wil liefst ‘cyborgclubs die zich wijden aan het bouwen van een politieke vorm die in staat is om zulke uiteenlopende creaturen als heksen, ingenieurs, ouderen, perverten, christenen, moeders en leninisten lang genoeg bijeen te houden om de staat te ontwapenen’. Lydia Baan Hofman wijst erop dat dit hypocrisie, relativisme noch cynisme is, maar de erkenning van reële verbondenheden én verschillen.

Haraway gaat dan ook in tegen invullingen van feminisme die uitgaan van een ‘onschuldige’ essentie van ‘vrouw-zijn’, die tegenover een essentialistisch idee van de man wordt geplaatst. Gender is bij haar een fluïde, non-binair gegeven. Ze kant zich tegen alle dichotomieën, omdat tweedelingen binnen heersende machtsverhoudingen kaderen, waarbij de dominante pool als de norm wordt beschouwd, als beter of sterker, en de andere gedwongen wordt zich daartoe vanuit een kwetsbare positie te verhouden. Wanneer vrouwenbewegingen een essentie van vrouw-zijn voorstaan, bevestigen zij de bestaande polen in plaats van ze te overstijgen.

Het zijn onderwerpen die ons vandaag nog steeds bezighouden. Ik kon Haraway tijdens het lezen wel vaak bijtreden, maar de vraag drong zich aan me op of en hoe we dan het best tijdelijke allianties aangaan met degenen die ontkennen dat er ongelijke verdelingen en discriminatie binnen heersende machtsverhoudingen bestaan (iets wat Haraway zeker niet ontkent) of die geen enkele behoefte voelen de dichotomieën achter zich te laten omdat ze die machtsverhoudingen graag willen bewaren. Zij worden door haar dan wellicht beschouwd als vertegenwoordigers van ‘de informatica van de overheersing’, maar tijdelijke allianties wil Haraway tegelijk met iedereen. Ik zie mezelf als iemand die lange tijd goed was in het aangaan van allianties met de meest uiteenlopende mensen, die ik (nog steeds terecht, vind ik) allen zag als bestaande uit veel verschillende componenten, waarvan ik er sommige deel. Toch heb ik ervaren dat er een bovenmenselijke energie nodig is om dit vol te houden, wanneer andere partijen vaak uit blijken op het opzoeken van de verschillen en zwakke plekken en manieren om iemand te onderwerpen – en dus kortom niet naar allianties op zoek zijn. Ook ben ik uitgeput geraakt van de veel voorkomende hardnekkige ontkenning van het bestaan van structurele ongelijkheid. Hoe komen cyborgs aan hun onverminderde energie en nooit aflatende speelsheid? Blijven ze eeuwig jong? Een Cyborg Manifest is geen zelfhulpboek.

 

Geen Paradijs, geen oorsprong

In verband met die afwezigheid van onschuld bij cyborgs – en daarmee een verminderde aandacht voor slachtofferschap – vond ik het prikkelend dat Haraway er meermaals op terugkomt dat de cyborg geen ontstaansmythe kent. Er is geen Paradijs – en zo verdwijnt ook de gedachte aan een totale ondergang van de mensheid, die via een cyclische beweging weer met een terugkeer naar een originele staat verbonden is. De laatste jaren werd ik betoverd door het werk van de eerste ons bekende literair auteur: de Soemerische Hogepriesteres Enheduanna, die 4300 jaar geleden leefde en schreef in de stad Ur in het huidige Irak en vijfhonderd jaar lang van groot cultureel belang bleef in Mesopotamië. Enheduanna verhief de godin Inanna boven de andere goden. Zij zag Inanna als een androgyne (!) godin en vereenzelvigde zich in haar oeuvre (dat ze in kleitabletten en in de zuilen van haar tempel kerfde) steeds meer met haar. Haar eerste lange gedicht ‘Inanna en Ebih’ (in-nin-me-hus-a) getuigt van een ruzie tussen de berg Ebih en de godin Inanna. Ebih wil een Paradijs oprichten, Inanna wil dat niet. In haar studie over Enheduanna (Inanna. Lady of Largest Heart, Texas University Press, 2000) schrijft Betty De Shong Meador: ‘Behind the story lies a conflict between the most basic components of human desire, and need. Enheduanna has built this poem around the fundamental struggle in the psyche between the backward pull of the idealized world of paradisiacal bliss and the forward impetus towards states of competence, autonomy, and independence.’ Enheduanna gelooft niet in een oorspronkelijke onschuld of een Paradijs, maar aanvaardt het bestaan van pijn en zoekt verantwoordelijk en zelfstandig naar een weg. Enheduanna was een cyborg.

De laatste regels van Enheduanna’s 4300-jaar oude gedicht ontroeren me enorm: ‘en hulde aan Nisaba / godin van het schrijven’. Voor Donna Haraway is schrijven bij uitstek de technologie van de cyborg: ‘Cyborgs schrijven over het vermogen om te overleven, niet op basis van een oorspronkelijke onschuld, maar door de instrumenten te veroveren om de wereld te beschrijven die hen als ‘ander’ beschreef.’

De cyborg kent geen Paradijs, geen einde en dus ook geen wedergeboorte. In plaats van die catharsis is er de regeneratie. Het viel me op dat Haraway hier aandacht voor heeft: ze ziet de cyborg als een beschadigd, gebroken wezen, dat die beschadiging niet tracht te verdoezelen, maar ze erkent, en er weet mee te leven. Dit deed me denken aan enkele kunstuitingen die mijn blik op ‘herstel’ veranderden. Vrij bekend is inmiddels het Japanse ‘kitsugi’: de kunst om gebroken aardewerk met goud te repareren. En in 2017 zag ik in het S.M.A.K. in Gent de tentoonstelling Réflechir la Mémoire / Reflecting Memory van Kader Attia, waarop een gelijknamige documentaire te zien was en zijn verzameling herstelde stoffen uit Congo en West-Afrika. In sommige Afrikaanse landen kent men dus van oudsher dezelfde behoefte om de herstelling te laten zien. Bij het aanschouwen van een stuk stof dat ‘slordig’ hersteld is met een ander stuk stof dat totaal verschilt van print en kleur, zou een westers-geconditioneerde blik ervan uit kunnen gaan dat er gewoon geen andere stof voorradig was om de herstelling uit te voeren. Nee dus. Het gaat erom de herstelling te erkennen als zijnde een herstelling. Herstellen hoeft niet te betekenen: terugkeren naar de oorspronkelijke staat, de wonde ontkennen; zij moet niet onzichtbaar zijn. De reparaties die de West-Afrikaanse of Congolese stoffen of de Japanse kitsugi ons laten zien tonen dat de beschadiging werd behandeld, en dat de stof nu ‘geregenereerd’ verder kan leven. Een Cyborg Manifest sluit dus niet enkel aan bij een heden dat Haraway adequaat bleek te kunnen voorzien, maar ook bij millennia-oude manieren van denken, waar we in het Westen gewoon weinig over wisten.

 

Antwoorden op de ecologische crisis

Ik was tijdens het lezen van Haraways manifest aan het wachten op het woord ‘intersectionaliteit’, tot ik besefte dat dit begrip pas in 1989 werd geïntroduceerd door Kimberlé Crenshaw. Crenshaw deed dat toen om uit te leggen dat de positie van vrouwen van kleur niet erkend werd door de anti-discriminatiewetgeving. Zij behoren niet tot twee aparte categorieën, maar tot de kruising van beide identiteiten, die eigen ervaringen met zich meebrengt. Haraway werd recentelijk wel verweten dat zij vrouwen van kleur in haar essay meermaals inzet als ultieme cyborg zonder daarbij voldoende rekening te houden met de mate waarin zij binnen het feminisme werden gemarginaliseerd. Dat er in 2019 in Nederland protest kwam toen op twee evenementen omtrent Een Cyborg Manifest enkel witte vrouwen werden uitgenodigd om over Haraways gedachtegoed te praten, is volkomen terecht. Haraway zelf heeft in haar essay overigens veel aandacht voor de ideeën van Audrey Lorde in Sister Outsider (1984) en voor het werk van Octavia E.  Butler.

In haar nawoord wijst Baan Hofman erop dat Haraway in later werk de mythe van de cyborg min of meer achter zich liet om dieper in te gaan op de band tussen mens en dier of het – in haar meest recente werk Staying with the Trouble. Making Kin in the Chthulucene (2016)te hebben over de meer abstracte ‘multispecies’. Daarbij gaat het eveneens om het zoeken naar een ‘antwoord-elijke’ en speelse omgang met menselijke en niet-menselijke wezens waarmee men is verknoopt, zonder de mogelijkheid in eeuwige paradijselijke vrede met elkaar te kunnen samenleven. Ook waarom we in al onze gebrokenheid verantwoordelijke allianties aan moeten gaan wordt concreter: om te overleven moeten we de ecologische crisis samen afwenden. Dat bedoelt Haraway met antwoord-elijk (response-able): komen tot een nieuwe manier van denken om verantwoordelijke en hoogstnodige acties te kunnen ondernemen in het antropoceen.

Een hedendaagse singer-songwriter en actrice die me door haar politiek bewuste en queer futurisme tijdens het lezen van Haraways essay geregeld door het hoofd schoot is Janelle Monáe. Jaren heeft zij een dystopisch universum uitgebouwd in haar veelzijdige werk, dat ze vervolgens weer, in telkens nieuwe allianties, bevraagt. Met haar The Memory Librarian And Other Stories of Dirty Computer schreef ze haar eerste verhalenbundel, waarvoor ze samenwerkingen aanging met andere auteurs. Met haar ‘antwoord-elijke’ grensvervagingen is Janelle Monáe wellicht de ideale cyborg zoals die in Haraways boek wordt geschetst.

Leusden, ISVW Uitgevers
Vertaald door: Karin Spaink
ISBN 978-90-831215-1-2
200p.

Geplaatst op 01/09/2022

Tags: Arbeidsmarkt, Een Cyborg Manifest, Enheduanna, Feminisme, Gender, Intersectionaliteit, Janelle Monae, Kader Attia, Karin Spaink, Kitsugi, Lydia Baan Hofman, Socialisme

Categorie: Filosofie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.