bloemlezing, Poëzie, Signalement

Wat is er aan de nacht?

Handenvol donker

Gedichten over de nacht

Wim Huijser

Sinds de jaren negentig werkt Wim Huijser op het kruispunt van natuur en literatuur. Die combinatie levert verhalen, essaybundels, wandelgidsen en bloemlezingen op. Zo publiceerde hij in 2015 Dichter bij Dordt, een biografie van de Nederlandse dichter en vertaler Kees Buddingh’ (1918-1985) en in 2022 verscheen Aan de wandel, een verzameling verhalen waarin hij de protagonisten in het werk van de Nederlandse auteur J.J. Voskuil (1926-2008) drieëndertig jaar na dato tot leven wekt en wandelend op pad laat gaan in deze tijd.

Eind 2022 verscheen de bloemlezing Handenvol donker, vernoemd naar een vers van Bert Voeten: ‘En altijd komt de nacht met / handenvol donker’. De spelregels? De gedichten moeten Nederlandstalig zijn, moeten gaan over de nacht en per dichter mag maar één gedicht worden geselecteerd. Deze afbakeningen zorgen voor schakeringen van poëzie – vaste vorm, prozaïsch, komisch, intrigerend – en die diversiteit siert de samensteller. Vooral het overkoepelende thema vormt echter de meerwaarde van het werk. Je raakt geïntrigeerd door de manieren waarop over de nacht wordt geschreven. Hebben de dichters het wel over hetzelfde? De indeling van de bloemlezing versterkt die vraag. De honderdvijftig gedichten zijn gebundeld in drie delen: late avond, donkere nacht en vroege morgen. Die structuur nodigt uit om verbanden te leggen tussen gedichten die in ieder geval de late tijd gemeen hebben.

Vergeleken met een eerdere bloemlezing over de nacht – Nachtlicht (2003), samengesteld door Jaap Zijlstra – is Handenvol donker gevarieerder en vrijer. Zijlstra was naast bloemlezer en dichter ook predikant en dat komt in zijn bloemlezing sterk naar voren: hij selecteerde bijvoorbeeld ook nachtelijke gebeden en liederen. In die context worden de gedichten gepresenteerd als troost voor in de nacht. Tijdens het lezen roept dat de vraag op of elk gedicht een functie moet hebben en dat kan afleidend werken. In Handenvol donker worden de gedichten daarentegen niet gepresenteerd als gereedschappen. Ze worden bovendien op een vrijere manier aangeboden aan de lezer: niet in strikt afgebakende hoofdstukken met titels als ‘Slapeloosheid’, ‘Vriendschap’ en ‘Licht’, zoals bij Zijlstra, maar als een diverse selectie teksten waarin de nacht het enige is wat de gedichten verbindt. De lezer is in Huijsers uitgave daardoor vrijer om na te denken over welke andere thema’s opvallen.

De kindertijd

Die thema’s worden zichtbaar als overeenkomsten tussen de door Huijser geselecteerde gedichten. Vaak zijn dat beelden die herhaaldelijk terugkeren, zoals de sterren, het licht en de maan, maar ook de kindertijd. In het gedicht ‘Decembernacht’ van Casper Markesteijn ziet het lyrisch ik bijvoorbeeld diens vader in een hallucinatie:

Wat doe je jongen? Het is zo laat. Ga naar bed.
Ik heb alleen de haard nog laag gezet.
Ja. Nee. Ik weet het. En toch, hij was zo echt.

En in het gedicht ‘Nachtlied’ van Ad Zuiderent denkt de spreker terug aan het voorgelezen worden als kind:

hoe ooit de slaap
begon met een verhaal, een gouden
appel in het westen, een ouder
met een liedje en een trouwe wacht
en nu alleen maar nachtgedachten

In hetzelfde rijtje past Victor Vroomkonings gedicht ‘Wachten op de nacht’ dat opent met: ‘Vanmorgen was hij nog een spelend kind / […] maar met de avond viel hij uit zijn luchtig leven’. Na het lezen van dit soort verzen krijgen de gedichten die volgen vaak een nieuwe context of bijklank. In het gedicht ‘Refleks’ van Gaston Burssens lijken de regels ‘En in een mildheid hangt om hem die weet / dit is die niet meer weet / en alles weet te gissen’ bijvoorbeeld te gaan over ouder worden: mildheid klinkt dan plots als een gulheid die je met de tijd krijgt, waardoor je jezelf niet afmeet aan de ander.

De focus op de kindertijd in de bloemlezing deed me realiseren dat van alle momenten in de dag, de positie van de late avond misschien wel het meest verandert gedurende een leven. De peuterzaal en school waar je als kind overdag was, worden vervangen door studie en werk. Maar ’s avonds vroeg slapen wordt nachten doorhalen, wordt met liefde opblijven, of wakker gehuild worden. Waar je als kind maar zelden de late uren meemaakte, worden die op latere leeftijd juist een deel van de dag waarin je veel te kiezen hebt. De avond en nacht bestaan uit momenten waarop ik voel dat mijn leven een leven vol keuzes is en dat besef daalde neer na het lezen van de variatie aan poëzie die Huijser gebundeld heeft.

Wie je ziet in de nacht

In tegenstelling tot de ouders en verzorgers die vaak in de kindertijd als enige aanwezig zijn in de nacht, gaan andere gedichten in Handenvol donker over de late uren als volwassene. Die nacht is privé. Wie laat je toe en ziet je wanneer niemand je verder ziet? Kan iemand je zien en begrijpen? Die vragen spelen een rol in het gedicht ‘’s Nachts rusten alle dieren’ van Ivo de Wijs:

Je slaapt, je droomt, je ziet niet
Wat er gebeurt vlakbij
Je hoort mijn late lied niet,
Je snapt niet, schat van mij
Dat ik tot mijn verdriet niet
Kan slapen zoals jij

Slapen en dromen interpreteer ik hier als dagdromen en afgeleid zijn. Ze zorgen voor een verdriet dat niet gezien wordt. Misschien staat het mooiste antwoord op de vraag wat er gebeurt als iemand je echt ziet elders in Handenvol donker, namelijk in een gedicht van Roelof ten Napel:

waarom is de liefde blind? omdat ik je aankijk en jij me
      aankijkt
en er geen einde komt aan deze weerkaatsing, er geen
      licht komt
tussen onze blikken

De aandacht in die verzen klinkt onafwendbaar. Elders in de bloemlezing is het te herkennen in het gedicht ‘Nachtzien I’ van Leonard Nolens. Hoewel in dat gedicht – zoals passend is in het donker – de ogen gesloten zijn. ‘Met mijn ogen gesloten / Mijn binnenste blik die zich langzaam verslikt / Van herkenning […] Van aandacht verzink ik’.

Oneindigheid 

Het is moeilijk om tijdens het lezen van de bloemlezing niet te denken aan films en verhalen waarin de nacht een grote rol speelt. Ik dacht bijvoorbeeld aan Peter Pan (1904), origineel een theatervoorstelling, waarin drie kinderen bezocht worden door een jongen die nooit ouder wordt. Wanneer de ouders van de kinderen weg zijn naar een feest, gaan ze met hem mee in de nacht. Ook moest ik denken aan The Night at the Museum (1993), een kinderboek van Milan Trenc, waarin een nachtbewaker opgezette museumstukken tot leven ziet komen, en aan de film Midnight in Paris (2011), waarin een scenarioschrijver ronddwaalt in de nacht en teruggaat naar de tijd waarin zijn lievelingsschrijvers uit de vorige generaties leefden. Het zijn verhalen waarin verbeelding een belangrijke rol speelt en waarin een gevoel van vrijheid en oneindige mogelijkheid centraal staat. De nacht als iets eeuwigs komt in de bloemlezing onder andere terug in de ‘De Krekels’ van M. Vasalis:

boven: de lege lucht met sterren.
‘t Begin, duizenden eeuwen her,
heeft nimmer zo nabij geschenen.
Dan, wat ik niet had moeten horen:
der krekels hese stroeve stemmen,
miljarden uiterst kleine remmen
schrammend de nacht… die gaat verloren.
– Er is geen rust. Er is geen nacht
oneindig en geen stilte stil.

In die verzen geeft de nacht een gevoel van eeuwigheid die daarna verloren gaat. Een tegengesteld gevoel is er één van benauwdheid. Ook dat kan bij uitstek in de nacht voelbaar worden. Het is goed te zien in neo-noir films zoals Taxi Driver (1976), waarin de stad in het donker evident kil lijkt te zijn: de felle stoplichten, de regen die van het asfalt een spiegel maakt waarin alles wat een stad tot stad maakt nog zichtbaarder wordt. In de bloemlezing beschrijft Wim Brands taxi’s als ‘schemerige huurkamers’ waarin schaduwen in de nacht praten ‘[t]egen de ruggen die / nooit antwoord geven / […] Tegen de ruggen die nooit // een vraag stellen, onze verhalen / om het even door de nacht vervoeren’. Het treffende vind ik ‘om het even’. In tegenstelling tot een gevoel van oneindigheid waarin je alles kunt doen of zijn, heerst in die woorden een bedrukte inwisselbaarheid.

De bloemlezing Handenvol donker zette me niet alleen aan het denken over de nacht, mijn kindertijd en wie er nu zijn, het werk deed me ook teruggrijpen naar gedichten die ik eerder elders gelezen had. Het leidde me naar de poëzie van Rainer Maria Rilke (1875-1926). De immensiteit van de nacht speelt namelijk een belangrijke rol in een reeks gedichten die de Duitstalige Tsjechische auteur eind 1916 aan een vriend gaf in een notitieboekje: tweeëntwintig gedichten die hij schreef aan de nacht. Kortgeleden kwamen ze voor het eerst gebundeld en vertaald uit in Poems to Night (2020) van Will Stone. Daarvoor waren ze, her en der, los gepubliceerd en vertaald. De nacht is in Rilkes gedichten vaak iets oneindigs en onkenbaars waartegen de eindigheid van de mens wordt afgezet. Dat komt het sterkst naar voren in de laatste verzen van zijn gedicht ‘Nocturnal Walk’:

And whoever knows too
much
the eternal will slip away from. Sometimes
on such great nights we are as if
out of danger, shared out in equitably lit
parts of the stars.

Hier komen de hoofdelementen van de bloemlezing samen: de sterren en werelddelen die er alleen ’s nachts zijn, de wetenschap die komt bij het ouder worden, en je geborgen voelen in een oneindigheid. De nacht doet iets met ons, daar word je constant aan herinnerd in Handenvol donker.

Een signalement door Sahra Mohamed over Handenvol donker. Gedichten over de nacht van Wim Huijser.

Rainbow, Amsterdam, 2022
ISBN 9789041741226
224p.

Geplaatst op 20/09/2023

Tags: 'Literatuur', 'Poëzie', Bloemlezing, J. J Voskuil, Jaap Zilstra, Kees Buddingh, Nacht, Natuur

Categorie: bloemlezing, Poëzie, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.