Herinneren in een wankel huis

Was

Jilt Jorritsma

Jilt Jorritsma’s romandebuut Was (2021) is in verschillende opzichten een opvolger van het essay waarmee hij in 2018 de Joost Zwagerman Essayprijs won. Dat essay richtte zich op een atypisch soort geschiedschrijving, op de ogenschijnlijk onbelangrijke details die niet zomaar passen in de reguliere ‘en toen, en toen’ opeenvolging van gebeurtenissen. Jorritsma reflecteert in die prijswinnende tekst op een tijdsbegrip dat aan het lineaire ontsnapt, want als de kwantumtheorie heeft bewezen dat deeltjes in de ruimte elkaar op onverwachte, ‘onlogische’ manieren beïnvloeden, waarom zou hetzelfde dan niet kunnen gelden voor punten in de tijd?

 

Aan de hand van verschillende anekdotes geeft hij zelf het goede voorbeeld, om te beginnen bij de brokstukken van enkele Auguste Rodin-beelden, gevonden in het puin van de Twin Towers na de aanslagen op 11 september 2001. Daarna volgt Johannes de Doper, wiens afgehakte hoofd op 11 september, zo’n dertig jaar voor de komst van Jezus, op een zilveren schaal werd opgediend. Ook dichter Rainer Maria Rilke komt aan het woord, die het atelier van Rodin beschrijft als bezaaid met ‘naakten ter grootte van mijn  hand en groter […] maar alleen stukken, nauwelijks één compleet’. En waarom hebben wij de neiging om de onthoofdingen van IS als anachronistisch te bestempelen? Ze spelen zich toch af in het hier en nu, parallel aan onze beschaving die torst onder het gewicht van een blind vooruitgangsdenken. 

 

Alhoewel de geschiedenisfilosofie in de roman Was heeft plaatsgemaakt voor een meer individuele beleving, namelijk ons geheugen, is Jorritsma ook in dit werk geïnteresseerd in hoe het verleden op een andere manier benaderd kan worden. Hij vraagt zich af of er in de verbrokkeling misschien een significantere betekenis verscholen ligt dan in het gemiddelde oorzaak-en-gevolgverhaal, of we die nu vertellen over een land, een oorlog, of over onszelf. 

 

Voordat ik bespreek hoe hij deze versplintering vormgeeft, vat ik het plot eerst even lineair samen. Dit doet geen recht aan de leeservaring, maar is wel belangrijk om het overzicht te bewaren. Het begint allemaal met Wyrd, die op een of andere manier een kies midden in zijn gehemelte heeft zitten. Hier is een abces omheen gegroeid, hij moet geopereerd worden en de enige persoon op wie hij kan terugvallen is zijn ex-vriendin Ige. Hun relatie is gestrand in de nasleep van een abortus die Ige is ondergaan. Zijn vader heeft hij nooit gekend en zijn moeder is vroeg-dement en komt te overlijden tijdens Wyrds herstelproces. Zij heeft hem maar weinig verteld over het verleden en hij besluit na zijn genezing op eigen houtje te gaan graven. Hier eindigt deel één van het boek. In deel twee komt hij terecht op ‘De Boarn’, een afgelegen boerderij in het noorden van het land, waar zijn ouders ooit een tijdje leefden. Aerte, de man met wie zij toen woonden, is hier nog steeds werkzaam en weet hem enige schimmige details over hun toenmalig verblijf te vertellen. Wyrd blijft een tijdje, helpt mee op het land, en beetje bij beetje vormt zich een beeld van het leven dat zijn ouders daar leidden. Het wordt hem ook duidelijk dat hij op een bijzondere plek is; Aerte leeft op honing en aardappelen, de zolder is bezaaid met wassen ledematen (zo ongeveer zoals in Rodins atelier), en telefoonbereik is er maar heel sporadisch. De buitenwereld is erg ver weg en na een aantal vreemde gebeurtenissen is het duidelijk dat Wyrd niet meer in de wereld is waar vanuit hij ooit is vertrokken. 

 

Zeker in het eerste deel lopen de verschillende tijdlijnen constant door elkaar en de relatie tussen Ige en Wyrd, en ook die met zijn moeder, krijgt vorm door een constant heen-en-weer-bewegen door de tijd. Jorritsma gebruikt het begin ook om vrij expliciet zijn thema’s op te zetten. Hij is vooral geïnteresseerd in de manieren waarop onze herinneringen ons in het heden vormen, en hoe we kunnen proberen ons geheugen naar eigen hand te zetten. Wyrd werkt namelijk als een expert in kunstmatige intelligentie en is onder andere betrokken bij het bouwen van digitale geheugenpaleizen. Dit betekent dat hij de huizen van demente patiënten online nabouwt om deze vervolgens vol te hangen met privéfoto’s en filmpjes. De patiënten ‘lopen’ met een virtual reality-bril door deze ruimtes om zo een extra effectief geheugensteuntje op te bouwen. Want, zoals later ook wordt uitgelegd in een van de notities, is het al sinds de oude Griek Simonides bekend dat men meer onthoudt als een herinnering gekoppeld wordt aan een specifieke plek. Met zijn eigen moeder is Wyrd naar een zogenaamde Time-Slip-sessie geweest, een therapeutische behandeling waarbij mensen met hersenletsel en herinnerings- of geheugenproblemen aangemoedigd worden om nieuwe verhalen te verzinnen aan de hand van willekeurige foto’s. De automatische associaties en herinneringen die hier spontaan bij opkomen zouden een mogelijke, zijdelingse manier zijn om toch nog iets van zichzelf terug te vinden. En alhoewel Ige als radioloog in opleiding voor de fysiologische kant gekozen lijkt te hebben, is zij net zo goed bezig om glibberige, inwendige sensaties – pijn in dit geval – toonbaar te maken, om op deze manier hopelijk een herstelproces te beginnen of minstens wat verlichting te bieden. 

 

Naast het verhaal van Wyrd, zijn gekke kies, Ige, de verloren baby en de overleden moeder, is Jorritsma ook bezig met het opbouwen van een referentiekader. Het verhaal wordt namelijk regelmatig onderbroken door van datum voorziene, essayistische fragmenten die recht uit het notitieboekje van het hoofdpersoon lijken te komen. Hierin citeert hij onder andere (klassieke) schrijvers en filosofen, verschaft wat etymologische toelichting, of bespreekt hij nieuwe ontwikkelingen op het gebied van psychologische manipulatie en de neurowetenschappen. De notities zijn altijd interessant – Jorritsma weet alles zo samen te vatten dat de meest relevante inzichten telkens aan het oppervlakte liggen te glinsteren – maar ik vraag me af of enkele niet beter aantekeningen hadden kunnen blijven. Het leek soms alsof hij constant zijn bronnen wilde verantwoorden, zo te laten zien waar zijn inspiratie vandaan kwam, terwijl in zijn hoofdverhaal veel van deze ideeën en inzichten het proza al zijn ingesijpeld zonder daarvoor op een referentie te moeten leunen. Het werkt het best als de historische anekdote als vanzelf uit Wyrds leven lijkt voor te vloeien. Zo loopt hij tegen ’s werelds eerste kunstnier aan, gebouwd in 1938 door de Nederlander Willem Kolff, terwijl Ige en hij in het ziekenhuis zijn voor een eerste echo. De geschiedenis van dit apparaat wordt vervolgens door de loop van het boek heen verteld en wordt ingezet als analogie om het abstractere, herinneringenexperiment vatbaarder te maken: ‘Wat Kolff heeft gedaan voor het lichaam, kan zoiets ook voor het geheugen? […] een wasmachine voor het geheugen, een geheugenpaleis waarin ongewenste herinneringen worden afgevoerd en worden gewassen.’ 

 

Want dat is wat deel twee van Was is: een experimenteel geheugenpaleis. Zonder heel het plot weg te geven, blijkt het dat Wyrd op een Eternal Sunshine of the Spotless Mind-achtige manier van zijn slechte herinneringen probeert af te komen. Hij vat het uiteindelijk zelf het beste samen: ‘Steeds als ik terug zou denken aan ons ongeboren kind, hoe Ige en ik nog samen hadden kunnen zijn, dan zou ik die herinnering van mezelf moeten vervreemden.’ Dit klinkt misschien ietwat schematisch, wat het in de praktijk gelukkig niet is. Jorritsma schrijft beeldend en de wereld die hij schept voelt dan wel niet realistisch maar wel écht aan. Het heeft veel weg van een droom: opgebouwd uit dezelfde elementen als waar ons wakkere leven uit bestaat maar met een eigen interne logica. De bouwstenen zijn in dit geval niet alleen Wyrds pijnlijke herinneringen, maar ook de enkele flarden die hij over het leven van zijn geheimzinnige moeder heeft kunnen verzamelen. Dit omvat onder andere een handjevol foto’s, waar in de tekst naar verwezen wordt maar die ook daadwerkelijk worden afgedrukt op de pagina’s. Uit deze brij ontstaat een nieuwe constellatie waarop, zo is te hopen, genezing of verlichting zal volgen. Want zoals al tijdens de Time-Slip-cursus wordt vermeld: ‘Door het gebrek aan logica te accepteren en mee te gaan in een nieuwe manier van spreken en contact leggen, leren de deelnemers nieuwe dingen over zichzelf en over anderen.’ 

 

De droomwereld moet dus inzicht verschaffen en een bepaalde afstand tot zijn pijn creëren, en is op deze manier vergelijkbaar met het werken aan een (dag)boek of een ander artistiek project. Want als iets buiten je eigen bewustzijn om bestaat, in je slaap of als kunstobject, treedt vaak de eerste vervreemding al in. Wyrd verlangt echter naar meer; om echt van zijn pijn af te komen moet hij vergeten dat hij deze wereld ooit heeft geschapen, dat hij degene is die op deze manier zijn pijn probeert te ontlopen. Zijn geheugenpaleis heeft als doel een kunstwerk te worden dat zich vrijmaakt van zijn eigen maker, een volledig autonome, zelfvoorzienende entiteit. Of het Wyrd lukt, wordt nooit helemaal duidelijk en uiteindelijk is dat niet heel belangrijk. Het is namelijk het streven naar dit soort perfectie dat in het verhaal onder de loep wordt genomen. Zo belicht Jorritsma niet alleen het najagen van een meer betekenisvolle constellatie van herinneringen (of van historische referenties, zoals hij in zijn essay poogde te doen), maar ook de hoop om zo’n poging los te weken van het subject, van de mens. Makkelijk is het in ieder geval niet en het lijkt het erop dat het geheugenpaleis toch altijd onderhevig zal blijven aan de grillen van het ‘echte leven’. 

 

In Was worden dus ideeën uitgewerkt  en dit leidt soms tot zinnen die gecontroleerd en cerebraal aandoen. Je hoort de schrijver dan wel heel nadrukkelijk tussen de regels door denken.  Het helpt dat zijn gedachtespinsels  van een grote verfijndheid zijn en gelukkig is hij daarnaast ook vaak beeldend in zijn beschrijvingen. Hij blinkt vooral uit in het lichamelijke; rivieren van pus, koortsaanvallen en andere vleselijke ongemakken werken zich geniepig het lichaam van de lezer in, en ook de opgekropte zielenpijn van Wyrd doordesemt het verhaal. 

 

Uiteindelijk is Was echter geen boek over hoe het voelt om je moeder te verliezen of een abortus mee te maken. De pijn wordt niet ontleed, maar is eerder een gegeven waar weinig over te zeggen valt. Pijn is pijn. In plaats daarvan ligt de focus op wat we allemaal ondernemen om er vanaf te komen, wat we ervan kunnen leren als we dit creatief aanpakken maar ook wat de risico’s zijn. Of je nu paleizen bouwt of kunst maakt, winnen doe je nooit.Verloren ben je ook niet.

Lebowski, 2021
ISBN 9789048860630
240p.
Meer info: lebowskipublishers.nl/boek/88/jilt-jorritsma-was.html p.

Geplaatst op 29/12/2021

Tags: roman, Was

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.