Interviews

Elke zin heeft een snelheid – een interview met László Krasznahorkai

László Krasznahorkai is een Hongaarse schrijver, bekend van boeken zoals Satanstango (2012) en De melancholie van het verzet (2016). Zijn romans worden gekenmerkt door modderige landwegen, afgebladderde huizen in ingeslapen provinciale stadjes, en het gevoel dat de geschiedenis aan de mensen op deze plekken voorbij is gegaan. Hoop arriveert in de vorm van zwendelaars en circussen. De Hongaarse regisseur Béla Tarr verfilmde meerdere van zijn werken.

 

In november bezocht Krasznahorkai Amsterdam. Hij was uitgenodigd door het Nexus Instituut en ik sprak hem in hotel De L’Europe. De volgende dag was hij onderdeel van een rondetafelbijeenkomst over de (on)ontkoombaarheid van oorlog, op het podium van het Nationale Opera & Ballet. De andere deelnemers waren onder andere de voormalige Singaporese topdiplomaat Kishore Mahbubani, de hooggeplaatste CIA-spion Mary Beth Long en de Amerikaanse viersterrenadmiraal William Fallon. Tijdens het gesprek vlogen de strategische en geopolitieke overwegingen over de oorlog in Oekraïne je om de oren. Het geloof in een bepaalde maakbaarheid, waar deze beschouwingen uit voortkwamen, leek Krasznahorkai te verbazen en licht te amuseren. Hij was een vreemde maar welkome eend in de bijt, die eenmaal aan het woord de nadruk legde op de eeuwige terugkeer van conflict in de menselijke geschiedenis. Hij had bijna iets profetisch. Een scherp oog voor het tragische lot van de mensheid kwam ook terug in ons gesprek van de vorige dag, afgewisseld met zijn kenmerkende humor en een voorliefde voor de zin als monoloog, meanderend en pogend alomvattend te zijn.

 

In al uw werk, zo ook in Baron Wenckheim keert terug (2019), is herhaling van enorm belang. Zaken keren constant terug: zinssneden of zelfs hele zinnen, maar ook de menselijke geschiedenis wordt vaak beschreven als een herhaling van zetten. Wat betekent deze herhaling voor u, en relateert u dit aan ritme, een soort betekenisvolle vorm van herhaling?

 

Krasznahorkai: Dit is erg belangrijk. Ik houd niet van taal zonder ritme, alledaagste taal. Het is ondraaglijk. Ik kan mij mijn teksten niet zonder ritme voorstellen. Ik werk niet op de reguliere manier. Ik ga niet zitten aan een tafel, achter mijn laptop, staar niet uit het raam en ik heb geen speciale omstandigheden nodig, geen zonneschijn of een bepaalde binnentemperatuur. Ik heb niks nodig, want mijn brein is aan het werk, constant. Ik luister naar een stem in mijn hoofd. Ik word door een zin gevonden en dan volg ik hem. En deze zin, of zinnen, hebben een ritme, een melodie én een snelheid. Dit is het belangrijkste: de juiste snelheid vinden. Dat is de moeilijkste beslissing: het juiste begin te vinden, het moment te vinden om de zin te gaan volgen. Het is trouwens misschien niet volgen, maar gevangen worden. En ik ben daar gevoelig voor. Ik weet niet waarom, dat vraag ik mijzelf wel eens af.

Daarom heb ik ook geen ‘verteller’ nodig. Taal is de verteller. Ik ben geen schrijver, ik ben een scriptor. De zin wordt klaargezet, door mijn brein. En wanneer de zin perfect staat opgesteld, pas dan schrijf ik hem op.

Achter mij bestaat er een wereld die niet behoort tot deze werkelijkheid, tot het dagelijkse leven. Maar hij bestaat. Hij wil op een of andere manier deelnemen aan onze wereld, en ik ben zijn boodschapper, zijn bemiddelaar. Het zijn de personages die zich opdringen. Mijn taak is om de juiste woorden, de juiste snelheid en het juiste ritme te vinden. Dat is mijn gereedschap. De personages zijn zeer sterk aanwezig. Soms dient zo iemand zich aan in een bar, of in een treinstation, in een elegant hotel, als ik een glimp opvang van de mensen die in de keuken werken. Soms zit ik ergens alleen en raak ik in gesprek met een vreemde en wordt het ineens duidelijk dat hij een onvoorstelbaar verhaal aan het vertellen is. De vreemde is een generaal die diende in Vietnam of Irak. Het lot van de vreemde maakt een enorme indruk en dat is nog licht uitgedrukt. Ik ben eerder een gevangene.

In mijn dagelijkse taalgebruik word ik trouwens ook vaak gevangen. Dit is erg vervelend voor mijn familie, mijn vrienden en buren. Ik spreek praktisch alleen in monologen. Een gesprek voeren is lastig voor mij en dat is een persoonlijk falen. In mijn jeugd had ik vaak maar één vriend. De ene avond was ik aan het woord en luisterde hij. De andere avond was ik stil en luisterde ik naar hem.

 

Een van mijn favoriete fragmenten in De melancholie van het verzet (2016) raakt aan ons gesprek over ritme, over het verschil tussen een zin bedenken en door een zin meegesleept worden. Het is het moment dat de voormalige componist meneer Eszter terugkomt van zijn wandeling door het gehavende, chaotische stadje en besluit zijn ramen met planken dicht te timmeren om zich te beschermen tegen de buitenwereld. Eerst probeert hij te bedenken hoe hij met de hamer de spijker moet raken. Dit werkt niet. Pas als hij zijn intuïtie vertrouwt, en de rede even opgeeft, gaat het hameren als vanzelf. Hij voelt weer een ritme, ook al is hij zijn geloof in de muziek verloren.

 

Krasznahorkai: Het juist gekozen ritme is van groot belang. Voor een simpel mens is dit niet moeilijk: oké, ik moet de spijker op deze manier in het hout slaan met de hamer. Je hoeft er niet voor naar de universiteit te gaan. Maar soms is dit helemaal niet simpel. Geleefde ervaring en het intellect drijven soms uit elkaar. Dit gebeurt vaak in een zogenaamde Hoge Beschaving. Uiteindelijk is het de dienstmeid die tegen meneer Eszter zegt: ‘het moet niet van binnen komen, meneer Eszter, maar van buiten’. Hij vindt pas de oplossing als hij zich door iets buiten zichzelf laat overnemen, pas dan krijgt hij de spijker in het hout geslagen.

Dit is erg typisch voor De Intellectueel. Meneer Eszter is wat melodramatisch: ‘ik heb de wereld niet nodig’. Totdat hij zoiets simpels moet doen als het inhameren van een spijker, en dan, AUW, slaat hij op zijn vinger. Het is bijna een Tsjechoviaans moment. Hij wordt teruggeworpen op zijn lichaam, hij is ook maar een man. Opeens begrijpt hij het, we zitten in hetzelfde bootje. De verhaallijn van meneer Eszter is een komedie.

 

Veel van uw werken hebben een dergelijk tragikomische kant. Dit kwam ook erg sterk terug in twee van uw boeken waarin wordt gezocht, met een randje ironie en een randje oprecht verlangen, naar een klassieke, literaire canon. De novelle Spadework for a Palace gaat over de bibliothecaris Herman Melville die de straten van New York afstruint op zoek naar sporen van zijn naamgenoot. En in Destruction and Sorrow Beneath the Heavens reist een licht gefictionaliseerde versie van uzelf naar het hedendaagse China op zoek naar overblijfselen van de klassieke Chinese beschaving. Beide hoofdpersonen proberen een verbinding met illustere voorgangers in stand te houden, maar hun pogingen worden bedreigd door een gevoel dat er iets onherstelbaar verloren is. Ze schipperen tussen hoop en een besef van hun eigen absurde onderneming.

 

Krasznahorkai: Dit is erg belangrijk. Maar het woord heeft veel verschillende betekenissen. Als ik denk aan hoe politici een beroep doen op traditie in Hongarije, dan gooi ik mijn handen in de lucht. Nationalisten misbruiken het om te verwijzen naar een verleden dat nooit heeft bestaan.

Voor mij is traditie een filosofisch probleem, een verwijzing naar al het waardevolle dat de menselijke geschiedenis heeft voortgebracht. Deze ‘waardes’ zijn, in andere woorden, een cultuur, een manier om tot uitdrukking te komen en zo een verbinding te leggen met de kern van het universum. We weten dat het universum bestaat, we maken er onderdeel van uit, want we hebben een brein, een intellect, onze verbeelding en de mogelijkheid tot dromen. We kunnen geen definitieve uitspraken doen over het geheel, maar met kunst doen we pogingen. En we hebben het nodig om ons tot het Al te verhouden. De moderne wetenschap is fantastisch, maar weet nog geen overtuigende uitspraken te doen over het geheel.

De mensheid heeft altijd de neiging gehad antwoord te geven op deze vraag. Elke stam had zijn eigen god en andere mystieke figuren. Het monotheïsme bracht daar verandering in, en in deze eeuw dachten we zulke sprookjes, zulke kinderdromen helemaal niet meer nodig te hebben. Nu moeten we op zoek naar een nieuwe vorm, want we blijken het toch wel nodig te hebben.

En misschien is er wel geen enkele manier om dichterbij te komen. Er is in het heden sprake van een leegheid. We gaan steeds sneller, maar misschien moeten we een keer stoppen. Stilstaan heeft zijn eigen snelheid. In plaats daarvan gaan we steeds sneller, met het idee dat we zo iets zullen bereiken. Ik denk dat we fout zitten. Graag zou ik willen weten wat de Buddha daadwerkelijk heeft gezegd en gedacht. Maar dat weten we niet. De uitspraken van de Buddha zijn 200 jaar na zijn dood opgeschreven, in een taal die hij niet sprak. In het noordoosten van India en in Nepal ben ik op zoek gegaan naar de Buddha, maar dat is absoluut onmogelijk.

 

Deze golfbeweging – van een zoektocht naar waarheid, de daaropvolgende teleurstelling, en dan de terugkeer van een glimp van hoop enzovoort – is een patroon dat vaak terugkomt in uw werk, lijkt me.

 

Krasznahorkai: Misschien is dit wel de enige beweging die mogelijk is voor ons. We proberen iets en concluderen dan dat het anders moet. We gaan het anders doen, we proberen het. Het experiment is het belangrijkst.

Onze beschaving is een bubbel, en hij is belangrijk en groot, maar we moeten niet vergeten dat we een onderdeel zijn van de natuur. De natuur kent geen vrede. De beschaving kan ons beschermen. Vele critici spreken voor dovemansoren, tegen hen die zijn vergeten wat beschaving betekent.

Als je gestrand bent in de woestijn, in Death Valley bijvoorbeeld, en je hebt geen benzine meer en je verblijft daar enige tijd en keert dan terug naar de bewoonde wereld. Dat is een fantastisch, overweldigend gevoel! Weet je wat Gagarin, de eerste man in de ruimte, zei toen hij de aarde kon zien vanuit de Vostok 1? Hij zei: ‘oh wat is onze aarde prachtig, laat alsjeblieft alles uit je handen vallen en bedenk je hoe prachtig onze aarde is’. Dit bewijst dat we enige afstand nodig hebben om over ons lot te kunnen nadenken, en over het lot van onze familie, ons land, onze wereld. Als je te dichtbij blijft, blijf je bij het onmiddellijke: eten, drinken, seks. Om na te denken is afstand nodig. Dit is wat ons mens maakt. Er zijn veel slimme dieren. Ik heb een slimme hond, maar afstand nemen zoals een mens kan ze niet.

 

Zowel de dreiging van geweld als de daadwerkelijke uitoefening ervan keren regelmatig terug in uw werk. Wel lijkt hier een evolutie in te zitten. In De melancholie van het verzet, voor het eerste gepubliceerd in 1989, heeft het geweld iets chaotisch. Iemand zet het in gang, maar het wordt gepleegd door een oncontroleerbare meute. In Baron Wenckheim keert terug, uitgekomen in 2016, is een biker gang de gewelddadige factor. Zij zijn juist zeer goed georganiseerd.

 

Krasznahorkai: De wereld in Baron Wenckheim keer terug lijkt veel meer op onze dagelijkse realiteit. De melancholie van het verzet speelt zich op veel hoger niveau af, hoger in de wolken. De meute bestaat uit de mensen uit de allerlaagste regionen van de samenleving, zij die amper geregistreerd worden. Hun dreiging is abstracter. De bende in Baron Wenckheim keert terug is een soort schaduwbestuur van het provinciestadje, en dus veel geïnstitutionaliseerder. Zij zijn, simpelweg, nazi’s. En dat is onze samenlevingen ook steeds meer een probleem, zeker in Centraal-Europa, maar ook in Scandinavië en in Frankrijk.

In Hongarije is het praktisch een traditie geworden, het koketteren met antisemitisme, racisme en andere nazi-ideologieën. In Servië is iets soortgelijks aan de hand. Het is ondraaglijk. Misschien zou het helpen als er wat ouderwetse, onmodieuze termen terugkeerde in ons dagelijks taalgebruik: humanisme, beschaving en het idee van hogere, menselijke waarden. Ik zie mezelf niet als conservatief en ik verbaas me over wat ik zeg, maar ik denk dat we dit wel degelijk nodig hebben.

In mijn jeugd waren de jongeren radicaal. Ze waren rebellen, hunkerden naar revoluties, ze waren communisten. Wat is er met 68 gebeurd? ‘Ik geloof erin omdat het onmogelijk is,’ was het motto van die tijd. Nu lijkt niemand meer een poging te doen om zich tegen het geheel te verzetten, tegen alles. Doe dit! Je bent een lafaard als je je niet verzet als je jong bent, en een idioot als je dit probeert als je al oud bent. Ik denk dat er zo misschien een balans hersteld kan worden. En vergeet alsjeblieft het idee van menselijke waardigheid niet.

 

Dit interview is tot stand gekomen in samenwerking met het Nexus Instituut

 

'© 2022 Jan Reinier van der Vliet / Nexus Instituut

© 2022 Jan Reinier van der Vliet / Nexus Instituut

 

 

Geplaatst op 14/03/2023

Categorie: Interviews

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.