Recensies, roman

Memoires van over het graf

Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost

Donald Niedekker

Donald Niedekkers Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost opent met een ode aan de overeenkomstigheid. Niet die tussen mensen, of tussen mensen en andere dieren, maar die tussen verhaalonderwerpen. Twee pagina’s lang komen vele eerste aanzetten van mogelijke vertellingen langs: mythes, religieuze parabelen, natuurbeschrijvingen, avonturen in verre landen, gevolgd door de locaties waar deze zich zouden kunnen afspelen, waaronder een Pruisische vallei of een met wijnranken en kamperfoelie overwoekerd tuinhuis. Een soort wonderkabinet gevuld met glinsterende stenen die liggen te wachten om gebruikt te worden, als ze al ergens goed voor zijn. Echo’s van andere schrijvers weerklinken, met verwijzingen naar sanatoria op Zwitserse bergen recht uit De Toverberg, Tsjechoviaanse zomers, en ‘dertig witgekielde Egyptische matrozen’, die mij deden denken aan de opening van Couperus’ Antiek toerisme (1911). Hier bleek echter sprake te zijn van driehonderd roeiers en een onbekend aantal matrozen, wier zang klonk ‘onbezorgd en vòl klank van diepe, donkere, bassige mannenstemmen’.

Uiteindelijk vloeit de wijdlopige opsomming samen in een punt: Nova Zembla, ook wel Novaja Zemlja, ook wel Nieuw Land of Nieuwe Aarde genoemd. Hier, bevroren in een ijsgraf, ligt de verteller, een dichter die onderdeel uitmaakte van de mislukte ontdekkingsreis van Willem Barentsz, 1597. In de rest van het boek doet hij verslag van de Nederlandse expeditie op zoek naar een alternatieve route naar het Oosten. Ook zijn eigen jeugd komt aan bod, met een vader die als houthandelaar naar de Baltische bossen trok en daar verdween, als wel het Amsterdam van de laat zestiende eeuw, een stad die bol stond van door winst bezeten koopmannen, gevluchte Sefardisch-Joodse intellectuelen, en andere markante figuren. Maar waarom zouden ook de eerdergenoemde verhaalaanzetten vanaf dit ijsgraf kunnen vertrekken? Omdat de verteller een dichter is, die zich bewust is van het particuliere van zijn situatie maar zich ook kan voorstellen een ander verhaal te vertellen. Zo zet Niedekker vanaf het begin zijn eigen verhaal op losse schroeven.

Het werk van Niedekker staat vol met dit soort ‘meta-kunstgrepen’ en het verbaast me niet dat hij in 2021 de Luc Bucquoye Prijs voor eigenzinnige literatuur heeft mogen ontvangen. Zes van zijn werken zijn sinds 2014 bij uitgeverij Koppernik verschenen en hij heeft zo in een korte tijd een uniek oeuvre in het Nederlandse taalgebied opgebouwd. Hier ontvangt hij de laatste paar jaar ook steeds meer erkenning voor. Zijn vorige boek Zo zie je alles (2019) stond op de longlist voor de Boekenbon Literatuurprijs (destijds de BookSpot Literatuurprijs) en met het huidige werk is hij doorgedrongen tot de shortlist. Voor De Reactor besprak Huub Beurskens eerder zijn roman Oksana (2016).

Van een grote aandachtigheid

Wat maakt Niedekkers werk bijzonder? Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost is ten eerste het verhaal van de Nova Zembla-expeditie en de historische context die een dergelijke onderneming mogelijk maakte. De hoofdpersoon struint de straten van Amsterdam af, haalt jeugdherinneringen op, en is getuige én onderdeel van de langzame teloorgang van de expeditie. Het is het verhaal van een ontluikend Europees kolonialisme, dat met behulp van schepen, kaarten en handelsbelangen de wereld voor zichzelf opeist. Ook klimaatverandering komt zijdelings aan bod – de stem van de verteller weet ons immers te bereiken omdat het ijs waarin hij eeuwen bevroren lag langzaam aan het smelten is. ‘Kom Grote Dooi, kom… laat mijn woorden stromen’, fluistert hij ons toe, blij dat hij bevrijd is maar onzeker over de toekomst.

Al deze onderdelen behandelt Niedekker met een grote verfijndheid, in barokke zinnen die klinken als een klok, maar zijn stijl is uiteindelijk niet wat me het meest is bijgebleven. Het bekoort me vooral dat literatuur in zijn handen niet overeenkomt met het schrijven van het boek, en al helemaal niet met het tastbare eindproduct, met de kaft, pagina’s, ISBN-nummers, of de mogelijkheid besproken te worden in een praatprogramma. Het verhaal is een net zo’n opzienbarende samenloop van omstandigheden als elk ander fenomeen dat wij als mens, met de juiste aandacht, zouden kunnen waarnemen. Of in ieder geval niet meer dan het bewijsstuk van een manier van kijken en redeneren die ook in het alledaags leven zijn plaats heeft: vol verwondering maar niet naïef. Lezen en schrijven is geen ontsnapping maar een vorm van wijsbegeerte.

Dit blijkt, onder andere, uit zijn oog voor detail. Zijn Amsterdam handelt in ‘sandelhout en koraal en ook Afghaans kristal en zeep uit Tripoli… zoethout en salmiak’, en het platteland eromheen is bezaaid met ‘wipwatermolentjes’ die drooghouden door over te hevelen naar ‘boezemwater’, en door populieren ritselend met hun ‘zilvergeld’. Er spreekt een plezier in het precies benoemen uit, dat zich bovendien niet beperkt tot objecten maar ook oog heeft voor vormen. Zo zijn Groenlandse walvissen te herkennen ‘aan hun dubbele spuit en v-vormige waaiers van waterdamp’. Constant wijst Niedekker op de bogen, krullen en andere lijnen die ons blikveld doorkruisen.

In Zes memo’s voor het volgende millennium (Sei proposte per il prossimo millennio, postuum verschenen in 1988) legt de Italiaanse schrijver Italo Calvino uit waarom ‘precisie’ voor hem één van de grondslagen van de literatuur is. Aan de hand van schrijvers als Leopardo, Musil en Valéry beschrijft hij hoe door het oproepen van scherpe, gedenkwaardige beelden, precies woordgebruik, en aandacht voor alle schakeringen van een fenomeen, de taal het dichtst bij haar potentieel komt. Dat wat eerst onbestemd of vaag was, wordt de mist uitgetrokken door het te benoemen. Het is alsof elk object en elk moment vragen om een nieuw soort wetenschap, een eigen aanpak, zoals de Franse filosoof Roland Barthes (ook geciteerd door Calvino) beschrijft in La chambre claire (1980): ‘Waarom zou elk object niet met zijn eigen, nieuwe wetenschap kunnen komen? Een Mathesis singularis (in plaats van universalis)?’

Met een beetje verbeelding kan je een object niet alleen scherp zien, maar het ook volgen door tijd en ruimte, zoals de verteller doet met een van de balken van het Behouden Huys, de hut waar de gestrande bemanning voor de kou schuilde. In dit stuk hout heeft de verteller twee dichtregels gekerfd, die de geschiedenis hebben gehaald omdat de balk uiteindelijk in Alaska is aangespoeld, waar die voor het bouwen van een blokhut werd gebruikt, waarna een Nederlandse Canadees de woorden jaren later las en ze noteerde, totdat ze bij een bevriende dichter terechtkwamen die er een beroerd episch gedicht omheen schreef. Maar, benadrukt de verteller, het zou net zo goed kunnen dat de balk in Portugal is aangespoeld, waar een pottenbakker een wasafdruk maakt van de regels, die door de kleinzoon uiteindelijk op een vaas worden bedrukt, waarna de inscriptie ‘een beslissende mnemotechnische rol speelt in het poëtisch ontwaken van een handelscorrespondent’ (in wiens beschrijving Pessoa te herkennen is). Zo had het kunnen gaan, stel je voor!

Calvino benadrukt dat in de inspanning tot precisie ook het tegengestelde besloten ligt: het onbestemde, het arbitraire en het oneindige. Want als je eenmaal oplet, merk je dat veel juist vaagjes op ons overkomt, dat er altijd meer is om op te letten, en dat je je net zo goed op iets anders had kunnen richten. Precisie is dus een tactiek om de onstuimigheid van de wereld in te dammen, terwijl die tegelijkertijd leidt tot een hernieuwde confrontatie met de doodlopende (want eindeloze) kant van willen vatten, willen begrijpen. Het is de literaire verbeelding die deze twee neigingen verenigt en zo snel tussen de twee polen heen en weer schuttert dat er een bewegend beeld ontstaat.

Een pleidooi voor verbeelding is trouwens geen automatische omarming van absurdisme. Niedekker richt zich op het mogelijke en het kleine, op dat wat op het eerste gezicht niet opvalt, maar er wel is. Op dat wat misschien niet gebeurd is maar wel had kunnen gebeuren. Niet rationaliteit an sich wordt verworpen, als in een vermogen om structuren te herkennen en te redeneren, maar wel een rationaliteit die zich uitsluitend in dienst stelt van de winst of de kleingeestigheid. Als belichaming van deze neiging wordt Petrus Plancius (1552-1622) opgevoerd, een donderpredikant en cartograaf die na de val van Antwerpen naar Amsterdam is uitgeweken en het brein achter de Nova Zembla-expeditie vormt. Hij is het hermetische, ogenschijnlijk gesloten systeem, en Niedekker maakt van hem een naar mannetje. Over zijn intelligentie schrijft hij: ‘Onfeilbaar, een glashelder, kloppend bouwwerk van verwijzingen, toespelingen, allegorieën die elkaar in elkaar spiegelen. Geen speld tussen te krijgen.’ Omdat hij kritiekloos staat tegenover zijn eigen begrenzing, en deze grenzen moet verdedigen tegen dreigingen van buitenaf, wordt Plancius star, en dat is een doodzonde in Niedekkers universum. Want elk moment vraagt om aandacht, herbergt zijn eigen kennis. Het water stroomt en glinstert steeds een beetje anders.

Het oeuvre

Door het expliciet benoemen van de ideeën die ten grondslag liggen aan Niedekkers werk, loop ik het risico het boek te infecteren met het relatief droge proza van de boekbespreking. In de praktijk is Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost net zo goed een vertelling als een ideeënroman, een directe toepassing van wat hij predikt. De verteller heeft hier en daar ook daadwerkelijk wat weg van een prediker, die zijn zondagspubliek met hernieuwde moed en enkele richtlijnen de nieuwe week wil insturen. Al in de opening drukt hij ons op het hart dat ‘wat je ook zoekt… met wie je ook zoekt… waar je ook bent gekluisterd’ je met deze stem kunt gáán waar je wil. Het ‘literair programma’ van Niedekker draait om de verbeelding als een vorm van kennis en vrijheid en dit valt des te meer op als je meer van zijn werk leest.

Zo speelt de verteller van Als een tijger, als een slak (2014) ook constant met het risico om in zijn focus juist verloren te raken: ‘Om het verhaal van het Ene te vertellen, is het eigenlijk nodig om Alles erbij te halen.’ De verteller is trouwens een gedicht, dat probeert te achterhalen waarom het door Martin Frigg, een 34-jarige gesjeesde schrijver en reclamestrateeg, juist op dat moment, tijdens een treinreis tussen Amsterdam en Berlijn, wordt geschreven. Het gedicht spreekt Frigg halverwege het verhaal ook aan, om hem (en ons) eraan te herinneren dat het leven niet zit in ‘het zijn en niet-zijn’ of andere filosofische concepten, maar in advocaattoffees, koetjesrepen, bladgoud, wolkenluchten, tapkasten, muggenbeten, regen, versnellingsbakken, visitekaartjes, veenbessen, en vele andere zaken. Daar is de opsomming weer, en de beelden die zich sterk aftekenen. En als Martin op een gegeven moment terugdenkt aan zijn jeugd, herinnert hij zich onder andere een geschiedenisles over de overwintering op Nova Zembla. De hoofdpersoon van Zo zie je alles (2019), die de potloden bij Ikea verzorgt, bouwt in zijn vrije tijd maquettes van Luthers Slotkerk in Wittenberg, de drooglegging van de Beemster, en… Het Behouden Huys. Deze verwijzingen zijn de meest gimmicky getuigenissen van een samenhang in zijn oeuvre die ook uit de stijl en intentie spreken.

Delicaat verwoorde jeugdherinneringen, natuurbeschrijvingen, zijpaadjes met zijpaadjes met zijpaadjes, en schetsen van een poëtica zijn een vast onderdeel van Niedekkers repertoire. Door zichzelf deze keer echter te binden aan een historische gebeurtenis, met dus enkele verantwoordelijkheden tegenover de feitelijke geschiedschrijving, heeft zijn laatste boek meer dan ooit een duidelijke vorm waarbinnen hij helemaal los kan gaan. Of zoals Calvino het beschrijft: een vlam, met zijn constante verschijningsvorm ondanks de inwendige onrust. Ook kan hij zijn ontdooiende verteller op deze manier in een historische ontwikkeling plaatsen. Hij leefde in de tijd dat kennis exponentieel toenam en nog een belofte inhield. Maar, zo aanschouwde hij vanuit zijn ijsgraf, ‘de mens ging verder, verder, almaar verder tot het verdergaan een gebod werd, een dictaat, en hij begon terug te verlangen naar een kleinere wereld’. En wat moeten we nu met al die kennis, als een 21e-eeuwer met een bevlekt geweten?

Niedekker voorziet in een mogelijke methode. De literatuur is in zijn handen geen verdieping of verbreding van een kennis die we ook in de psychologie, de geschiedenis of een andere wetenschappelijke discipline zouden kunnen vinden, maar eist een eigen manier van denken op: associatief, aandachtig en particulier, maar niet zweverig, altijd gebonden aan dat wat eerst niet opviel en dat wat waar zou kunnen zijn. Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost is het bewijs dat het werkt, althans tijdens het lezen. Wat ervan overblijft met het boek dichtgeslagen op het nachtkastje, is ons eigen probleem.

 

Een recensie over Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost van Donald Niedekker door Willem Pije.

Koppernik, Amsterdam, 2022
ISBN 9789083174402
211p.

Geplaatst op 27/12/2022

Tags: Amsterdam, Donald Niedekker, memoires, Nova Zembla

Categorie: Recensies, roman

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.