Proza, Recensies

Het boek van de stijl en de waarneming

Vergeten meesters

Daniël Rovers

Al jaren droom ik van een Great Dutch Novel, het alomvattende boek dat heden en verleden, alle geledingen en generaties van een maatschappij, alle plaatsen – van het bezemhok tot het museumtoilet – zou overspannen. Zo’n boek wil de 480 pagina’s dikke roman Vergeten meesters van Daniël Rovers zijn. In 2003 verwoordde Rovers al de ambitie om een roman te schrijven ‘die alle lagen van de bevolking representeert, een roman die onversaagd een greep naar de familiale, economische en politieke werkelijkheid doet’. De vraag is nu of zijn boek inderdaad de hele bevolking behelst en zowel de privé- als politiek-economische werkelijkheid vat.

Starten we met het tweede deel van de vraag. Vergeten meesters speelt zich niet af in het bedrijfsleven of in de onderbuik van de Nederlandse samenleving. De titel lijkt naar kunst te verwijzen en het boek gaat inderdaad over een intellectueel en geprivilegieerd milieu in 2018: het museumwereldje. Door het Rijksmuseum als onderwerp te nemen lijkt het in te zoomen op het meest iconische van alle Nederlandse fenomenen: de verzameling meesterwerken die het oer-Hollandse leven in beeld brengen, ook al is dat verloren gegaan, zeker in het door toerisme verzwolgen Amsterdam. De roman lijkt alle clichés over Nederland (tot en met de tulpen en molens) ter sprake te brengen en belicht een aantal onhebbelijkheden van de natiestaat die niet nationalistisch beweert te zijn: de manie bijvoorbeeld om alles kapot te restaureren en kinderen perfect op te willen voeden.

Daniël Rovers is echter een meester in de schijnbeweging. Zo wordt het museum pas in het derde van de vier door tekeningen aangegeven delen het toneel van de handeling. Wat het boek in beeld brengt, zijn de vele vergeten, nauwelijks in acht genomen segmenten van het leven van gewone mensen, hun verdrietigheden en genoegens. Zoals in vorige boeken (Elf, De waren) is er niet één hoofdpersoon maar is het bewustzijn verdeeld over meerdere personages. Vergeten meesters heeft er vijf van wie we afwisselend de gedachten en ervaringen leren kennen. Alle vijf hebben ze te maken met de rondleidingen in het Dumas, het Museum van de Dutch Masters, een nieuwe naam voor het Rijksmuseum die door Rovers beslist ingang zal weten te vinden. Drie vrouwen en twee mannen vormen de personages, vaker onzeker dan zeker van aard. Eerst komt de jonge Pina aan bod, die van thuis uit teksten voor audiotours inspreekt. Zij volgde een theateropleiding, maar heeft vooral angsten. Dan volgt Wallerand, ‘een achtenveertigjarige tekenleraar met een probleemhuid en uitstaande oren’. Hij aarzelt om het vaderschap op zich te nemen dat zijn beste vriendin hem voorstelt. Rehab is vrij nieuw als rondleidster, heeft al één kind, maar is uitgekeken op haar perfecte, saaie man Hent. Zij wacht op verlossing. De twee anderen zijn Margreet, senior rondleidster, een geslaagde moeder, genotzuchtig en zelfzeker, en Heribert, een oudere, eenzame alcoholistische homo met een moedercomplex.

Vergeten meesters vangt aan met een langer hoofdstuk over een zesde personage, en bezit dus net zoals Elf (dat eigenlijk twaalf levens omvatte) een ‘valse negen’. In die virtuoos geschreven – bijna gefilmde – proloog en ook nog in een latere anale seksscène leren we de verhollandste Vlaming Raf De Kesel kennen, de weinig geliefde museumpromotor van het Dumas. Hij doet via een opname de plannen uit de doeken voor een vernieuwde, virtuele museumervaring met een helm van de firma Claudioguide. De rest van het boek beslaat – zoals andere grote, vrijwel plotloze romans uit de wereldliteratuur – één dag uit het leven van de hoofdfiguren, van bij het ontwaken tot de terugkeer van het werk. Die terugkeer komt er vroeger dan gepland door een calamiteit in het Dumas, die zich zowat na drie vierden van het boek voordoet. Dat gebeuren zet voor het eerst een evolutie bij sommige personages in gang. Wanneer het voorval in het museum zich afspeelt, krijgen we te lezen welke gedachten allerlei bezoekers voor een schilderij hebben. Dat is een fascinerend, caleidoscopisch deeltje – misschien zoals de roman in zijn geheel wat te zeer uitgesponnen –, aan de hand waarvan we het Rijksmuseum leren kennen, maar vooral verschillende soorten mensen van allerlei nationaliteiten. Een wrang voorbeeldje: ‘Lionel Mestinger (1967), door zijn vrienden Big Messi genoemd, tuurde naar de pluizige hazenpels op Jan Weenix’ Stilleven met haas en andere jachtbuit. Hij moest aan het bontje van zijn moeder denken. Op het dieptepunt van zijn verslaving had hij haar durven vragen wanneer ze eindelijk eens doodging.’

Alle als de zalen van een museum genummerde en subtiel met elkaar verbonden hoofdstukken dragen namen van schilderijen. Slechts één werk wordt twee keer genoemd en de naam behoort toe aan het enige verzonnen werk, ‘Vijftal ontkleed aan een tafel’, van een anonieme en dus vergeten zeventiende-eeuwse meester, en wordt uitvoerig tijdens de rondleiding door Margreet behandeld. Zij toont haar toehoorders hoe schilders vroeger nog ‘een wereld schiepen uit het niets’. Een actie die Rovers hier herhaalt! Van dergelijke amusante spielereien bulkt het boek. Lezers vangen de talrijke knipoogjes (onder meer naar Claus, Ditlevsen, Zeuxis of de medevertaler van David Foster Wallace, Iannis Goerlandt) op en genieten van de fantasie en humor die in dit boek zitten. Ze gaan nadenken over wat bijvoorbeeld de betekenis van beeldende kunst is, ook al is dit geen intellectuele roman over kunst. Hij gaat over wat men met zijn of haar leven moet doen, over gemiste kansen en de mogelijkheden in de toekomst, over de kindertijd en de huidige impasses. Natuurlijk brengt het boek ook wel een groteske visie op het vermarkte, op bezoekers beluste museumwezen. Maar het gaat eigenlijk over de vergeten meesters: dat zijn een kapster, een masseur, dat zijn de anonieme schilders, dat zijn al de personages die tekenen.

Om te kunnen tekenen moet je kunnen kijken. Het boek wemelt van details, die vaak met precies gekozen adjectieven worden vastgelegd: ‘Wallerand merkte een cirkel van trillend licht op tegen het plafond. Als je er langer naar keek, werd het een kwal in glashelder water, een organisme dat zo weinig substantie bezit dat je er dwars doorheen kon kijken.’ Bovenal is dit een roman over intens waarnemen (visueel maar ook auditief en olfactief) en hoe je de verlamming die daarvan uitgaat kunt doorbreken. ‘Hoelang kun je doorgaan met leven door louter indrukken te verzamelen?’, staat er ergens. Het boek glanst van dergelijke zinnen als de koperen knoppen aan de trapleuning in een museumhal. Oneliners en aforismen scheppen kleine stillevens in de intieme zalen van de hoofdstukken. Beelden vormen als het ware de portretten erin: ‘Ze haatte de sportbeha die ze had aangeschaft, waarin ze in het brugklasjaar nog platter leek dan een makreel.’

In een onlangs in de reeks ‘Privédomein’ verschenen boek met autobiografische stukken van Danilo Kiš leest men: ‘Het onderwerp van mijn boeken, om Nabokov te citeren, is stijl. Of omgekeerd: de stijl van mijn boeken is hun onderwerp.’ Rovers slaagt erin om aan elk van zijn personages een denkstijl mee te geven. Heribert denkt erudiet en associatief, soms delirerend als hij een glaasje op heeft. Pina pent een angstdagboek neer. Margreet gaat steeds in dialoog. Rehab en Wallerand – misschien de meest typische Roverspersonages – kijken haarscherp naar zichzelf en de wereld. Zij en hij besluiten het boek, waardoor de beste Daniël Rovers aan het eind weer boven komt drijven, de melancholicus.

Je kunt Vergeten meesters dus op veel manieren lezen: als een roman over kijken en kijken naar kunst, als een satire op moderne musea, als een boek over levens en over het leven in de grote stad, als een boek over existentiële twijfels en onzekerheden. Het is een roman voor wie wil weten hoe mandarijntjes in mei smaken, hoe je je kleren kunt strijken terwijl je ze aanhebt, waarom L.O. het best ‘Lichamelijke Ontmoediging’ zou heten, hoeveel soorten fietsen er in Amsterdam zijn,  wat de wet van Fennelien is, en zo meer; het is een boek voor wie prachtige zinnen met de vinger wil spellen en vergelijkingen of nieuwe woorden als ‘speelpleinvenijn’ in de mond wil proeven. En nog: voor wie bereid is zich te vereenzelvigen met onzekeren of zekeren; voor wie een gedurfde, veelvormige opbouw aankan en van stijl weet te genieten.

Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2022
ISBN 978 90 284 2754 9
480p.

Geplaatst op 07/03/2022

Tags: Daniël Rovers, Kunst, Musea, Rijksmuseum, Vergeten meesters

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.