Recensies, roman

Het patroon zal blijven herrijzen

Het personeel

Olga Ravn (vert. Michal van Zelm)

Het duurde niet lang voordat Het personeel van Olga Ravn mijn fascinatie gewekt had. De uiterst compacte roman begint met een inleiding in bureaucratische taal die uiteenzet waarom een commissie een aantal getuigenverklaringen bij elkaar gebracht heeft. Daarna volgt een selectie uit de getuigenverklaringen, die genummerd aan de lezer voorgelegd worden, waarbij aangetekend moet worden dat er verklaringen ontbreken en dat ze niet altijd in de ‘juiste’ volgorde in het boek staan.

De premisse van de roman is ongeveer als volgt: een ruimteschip is op een missie bij een planeet. Op deze planeet worden in een vallei objecten gevonden. Deze objecten worden bewaard (of: verzorgd?) op het ruimteschip, door menselijke en mensachtige personeelsleden. Om bureaucratische redenen worden deze personeelsleden ondervraagd door een commissie, en het verslag van de commissie is de roman.

Vanaf de eerste getuigenverklaring (nummer 004) was ik ervan overtuigd dat ik een bijzonder boek in handen had. Een personeelslid dat in twee ruimtes de taak heeft om (levende?) voorwerpen schoon te maken, vertelt over ‘die grote [die] soms een beetje neuriet’ en die een ei had gelegd.

Als ik zo vrij mag zijn: ik denk dat het beter is om haar niet de hele tijd zo te laten hangen. Het ei was kapotgevallen. De slijmerige massa lag op de vloer en het rafelige uiteinde van haar uitloper hing erin. Uiteindelijk heb ik het maar opgeruimd. Ik vertel het nu voor het eerst.

Wat er in die eerste getuigenverklaring gebeurt (en in het vervolg van de roman telkens opnieuw) is dat de informatie die je als lezer aangereikt krijgt, steeds net niet aan je verwachtingen voldoet. We zien een piepklein deel van het ruimteschip – door de ogen van een schoonmaker nota bene. Het is een vieze, maar intieme, bijna tedere scène, waarin allerlei ethische dilemma’s vlak onder de oppervlakte doorschemeren. Leeft het voorwerp, omdat het een ei legt? Is het gevangen op het ruimteschip? Rouwt het om het verlies van het ei? Is het de schuld van iemand dat het ei valt en breekt? Het is glashelder wat er in de scène zelf gebeurt, maar de context, waarom het plaatsvindt en wie het overkomt, blijft onduidelijk. En misschien heb ik iets over het hoofd gezien, maar ik geloof niet dat we in de rest van de roman veel meer te weten komen over deze situatie.

Mede doordat de getuigenverklaringen anoniem zijn en niet gedateerd, blijft het gedurende de roman regelmatig gissen naar wie er aan het woord komt: een mens of een mensachtige, een schoonmaker of de kapitein van het ruimteschip, een tevreden personeelslid of een gefrustreerde onruststoker. Ook blijft onduidelijk wat het doel van de ruimtereis  is, zowel in de zin van de bestemming van de reis als van de reden waarom de reis ondernomen wordt.

Het conflict dat zich aan boord afspeelt en de dramatische ontknoping ervan, worden zowel door de structuur van het boek als door de personages gebagatelliseerd. Het conflict tussen biologisch leven (mensen) en kunstmatig leven (mensachtigen) is een klassieke troop in sciencefictionverhalen en de afloop ervan is voorspelbaar. Mijn indruk is dat het niet echt van belang is in deze roman, dat de betekenis en de waarde van Het personeel er juist in zit dat we onder andere mee mogen kijken met een schoonmaker die een ei moet opruimen dat uit een wezen gevallen is dat aan het plafond hangt; in de verschillende invalshoeken, de points of view die de roman je dwingt in te nemen. In de rest van deze bespreking probeer ik om een paar van mijn manieren om deze roman beter te begrijpen, te reconstrueren.

 

De bekentenis

‘Ik vertel het nu voor het eerst’, zegt de schoonmaker tegen de commissieleden en het is zeker niet voor het laatst in Het personeel dat de getuige in haar of zijn verklaring reflecteert op de daad van het getuigen zelf. Hoewel we zelden met zekerheid kunnen zeggen wie er aan het woord is, laten de personages veel los over de reden van hun verschijnen voor de commissie. Soms proberen ze iets teweeg te brengen door hun getuigenis. Opvallend vaak willen ze vragen delen die bij hen leven, of lijken ze op zoek naar bevestiging van hun waarde. In dat opzicht verschillen mensen en mensachtigen niet van elkaar in deze roman. Ze worstelen met hun verlangens, strijden met hun aard en zoeken naar begrip.

De getuigenverklaringen zijn intiem en ongemakkelijk, omdat je als lezer steeds uitgenodigd wordt om op de stoel van de commissie te gaan zitten. De personages vragen aan jou om hun handelen te beoordelen, of het normaal is dat ze terugverlangen naar de aarde, om getermineerd te worden. Tegelijkertijd word je medeplichtig aan de dramatische gebeurtenissen op het zesduizendste schip . Immers, in het nawoord van de commissie stelt deze dat ‘de commissie niet kan uitsluiten dat de gesprekken tussen de commissie en de bemanning ertoe hebben bijgedragen dat de genoemde symptomen [reukhallucinaties, gewelddadige dromen, huiduitslag en verhoogde gedachteactiviteit] toe zijn genomen ’.

In de term getuigenverklaring zit de schuldigverklaring al besloten. Immers, zonder misdaad geen getuigen. Nochtans verklaart de commissie aan het begin van het onderzoek dat het er slechts om gaat ‘een beeld te vormen van het arbeidsproces’. Is het nu een neutraal onderzoek of een pervers spel waarin het hele personeel schuldig wordt gemaakt aan een misdaad die nog gepleegd moet worden? Hoe het ook zij, Het personeel dwingt je ertoe je tot deze vragen te verhouden.

 

De voorwerpen

Het personeel is geschreven als een opdracht bij de tentoonstelling Consumed Future Spewed Up as Present van de Deense kunstenares Lea Guldditte Hestelund. Misschien vind je het de moeite waard om te bekijken welke voorwerpen Guldditte Hestelund laat zien.

In Het personeel wordt vaak gesproken over de voorwerpen, die door bepaalde bemanningsleden gevonden zijn in het dal op de planeet. De ontologische status van de voorwerpen blijft een mysterie. Het is bijvoorbeeld onbekend of de voorwerpen leven. Ook lijkt niemand in de roman het voor elkaar te krijgen om een functie voor de voorwerpen te bedenken.

Gulddite Hestelunds voorwerpen zijn makkelijk van levend materiaal te onderscheiden. Toch trekken ze door hun vormen de strikte scheiding tussen levend en dood in twijfel. Bovendien wekken ze zowel vertedering als afschuw op. Het hielp mij om me een beeld te vormen van de voorwerpen uit de roman.

 

Het interview

Tijdens het lezen van Het personeel gingen mijn gedachten regelmatig naar Roadside Picnic van Arkady en Boris Strugatsky en naar Solaris van Stanislaw Lem, twee canonieke romans uit de klassieke periode van de speculatieve fictie. De voorwerpen uit Het personeel deden me denken aan de objecten die de stalkers in Roadside Picnic uit  halen: dingen die niet gehoorzamen aan de (natuur)wetten en die daardoor de menselijke verhoudingen op scherp zetten. De manier waarop de onkenbaarheid van de diepe ruimte de mens een spiegel voorhoudt is een centraal thema in Solaris en speelt op de achtergrond in Het personeel ook een belangrijke rol.

Eerder schreef ik al over het conflict tussen biologische mensen en kunstmatige mensachtigen. Ook hierin verwijst de roman duidelijk naar de rijke traditie van speculatieve fictie. Toch wringt deze ruimtelaars. Het lijkt of de roman zich telkens net niet wenst te schikken naar zijn voorbeelden.

Dit interview met Olga Ravn was daarom voor mij een kleine openbaring. Het wees me op een simpel feit dat zo aan de oppervlakte van de roman ligt dat ik er haast overheen gelezen had: de hele roman gaat over werk.  De manier waarop de stress van het (repetitieve) werk zijn tol eist van het geestelijke welzijn van het personeel. De bureaucratie. Het onderlinge wantrouwen. De manier waarop deze twee aspecten elkaar versterken. De zinledigheid.

Misschien is Snail on the Slope van de broers Strugatsky een beter referentiepunt. Of misschien zijn bij nader inzien de verschillen tussen de klassieken en Het personeel betekenisvoller dan de overeenkomsten. Bijvoorbeeld: in Snail on the Slope heeft het verhaal eerder de bureaucratie van de staat als onderwerp, terwijl Het personeel veel meer de structuren van een laat-kapitalistische multinational reproduceert.

 

Het programma

Thomas Heerma van Voss en Maarten Goethals lezen Het personeel vooral als een (literair-filosofische) verhandeling rondom de vraag: wat is een mens? Hierin zou ik een stapje verder willen gaan: ik denk dat Het personeel de deconstructie van die vraag is.

Het personeel van het zesduizendste schip geeft er in hun verklaringen blijk van onderdeel te zijn van het programma. Het is niet duidelijk wat dit programma inhoudt, maar niets lijkt eraan te ontsnappen. Getuigenverklaring 165: ‘Ben ik in het programma gegoten als een roos in glas?’

In een eerdere verklaring overdenkt een personeelslid het verschil tussen mensen en mensachtigen.

Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om te verklaren dat ik levend ben. […] We zien elkaar gewoon weer op een ander schip. Jullie zijn immers menselijk, net als ik. Mensachtig, knipperend tussen 1 en 0. Ook jullie zijn onderdeel van een patroon dat niet kan worden vernietigd en dat zal blijven herrijzen.

In deze passage zitten verschillende lagen ironie. De eerste is dat de commissie zich voordoet als mensen, maar in werkelijkheid bestaat uit mensachtigen. Een tweede laag heeft hier ook mee te maken. Omdat ze niet menselijk zijn, kunnen de lichamen van de commissieleden zonder probleem met de rest van het leven aan boord van het schip vernietigd worden. Hun data worden steeds opgeslagen, dus hun bewustzijn is niet van hun lichaam afhankelijk. Ze kunnen met een nieuw lichaam gewoon verder leven.

De derde ironische laag is dat twee mogelijke betekenissen voor termen als het programma en het patroon gesuggereerd worden: de programmatuur die kunstmatige intelligentie aanstuurt enerzijds en het dna dat het leven programmeert anderzijds. Getuigenverklaring 179, de laatste voor de terminatie van het leven op het schip, blijft maar herhalen hoe iedereen aan boord van het schip slechts een kortstondig vehikel’ voor het programma is. Beide patronen, het kunstmatige en het levende, zullen blijven herrijzen en zijn dus in zekere zin hetzelfde. Op die manier beantwoordt Het personeel de vraag wat een mens is dus op een heel andere manier dan wanneer we alleen kijken naar het plot, waarin mens en machine met elkaar in conflict raken.

 

De draagtas

Het essay ‘The Carrier Bag Theory of Fiction’ van Ursula K. Le Guin uit 1986 is, net als Het personeel, een relatief korte tekst die veel overhoophaalt. Le Guin gaat met grote sprongen door de verhalende traditie heen. Ze brengt het grote verhaal over de mythische held, dat we steeds maar blijven hervertellen, in verband met de jacht, de jacht met technologische ontwikkeling, en stelt dat dit narratief over held zijn en overwinnen, domineren en doden, alle andere narratieven aan de kant heeft gedrukt.

De mythe van de held zorgt ervoor dat we de andere verhalen die niet over strijd maar over transformatie of groei gaan, die niet als een pijl van a naar b gaan, maar onderweg oppikken wat ze tegenkomen en het verband onderzoeken, minder belangrijk zijn gaan vinden. Terwijl juist die verhalen, de verhalen die Le Guin in verband brengt met het verzamelen, nodig zijn in de wereld, omdat de andere mythe de apocalyps veroorzaakt: ‘The fiction embodying this myth will be, and has been, triumphant (Man conquers earth, space, aliens, death, the future, etc.) and tragic (apocalypse, holocaust, then or now).’

Het personeel heeft veel kenmerken van een goede draagtas. De roman draagt enorm veel inhoud. Er is ruimte voor onverwachte vondsten en tegenstrijdigheden. De waarde van de inhoud hangt sterk samen met hoe de verschillende ingrediënten met elkaar te combineren zijn. Het aantal mogelijke combinaties is groot.

Le Guins carrier bag is onder meer een feministisch-ecologische kritiek op het idee dat een held onontbeerlijk is voor een goede afloop. Het personeel is een roman zonder helden, zonder antihelden zelfs. Sterker nog, ik ken weinig romans die zo rigoureus afbreuk doen aan het traditionele idee van het personage. En toch heeft het boek een goede afloop, in een even komische als aandoenlijke epiloog, na de terminatie van het zesduizendste schip .

Das Mag, Amsterdam, 2021
Vertaald door: Michal van Zelm
ISBN 9789493248137
136p.

Geplaatst op 04/04/2022

Tags: Arbeid, Het personeel, Olga Ravn, The Carrier Bag Theory of Fiction, Ursula K. Le Guin

Categorie: Recensies, roman

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.