Proza, Recensies

Het recht om te vertellen

Een klein detail (vert. Djûke Poppinga)

Adania Shibli

Welke herinneringen aan geweld krijgen de status van geschiedenis? Welke vormen van onrecht worden vergeten, onzichtbaar gemaakt, of uitgewist? Hoe kunnen uitgewiste schendingen uit de vergeethoek van de geschiedenis worden gehaald? Het zijn vragen waar veel slachtoffers van onrecht mee worstelen. Voorop hierbij staat het recht om je eigen verhaal te vertellen. Dit zou vanzelfsprekend moeten zijn, maar is het uiteraard niet. Slachtoffers van geweld krijgen al te vaak geen platform, omdat ze macht ontberen of niet geloofd worden. Denk maar aan het oprukkende fenomeen van narratieve oorlogsvoering, waarbij daders opzettelijk hun misdrijven verdoezelen en de ervaringen van slachtoffers in diskrediet brengen.

Deze fenomenen zijn de Palestijnen niet vreemd. Het Israëlisch-Palestijns conflict is immers niet louter territoriaal, het raakt ook aan narratieven en de politieke verbeelding. Israëls narratieve overmacht brengt Palestijnen verder in de verdrukking, en legt ook het vermogen in het Westen aan banden om Palestina te verbeelden. In Becoming Palestine: Toward an Archival Imagination of the Future toont Gil Hochberg hoe we de geschiedenis te veel bekijken als een narratief waarin we ons vinden omdat het wordt weergegeven in politiek herkenbare termen (staat, rijk, natie, volk enz). Beter zou zijn mochten we meer nadenken in termen van het potentieel van ‘worden’, van het becoming, voorbij de grenzen van bestaande (politieke) termen. Dit soort denken voorbij de grenzen van het reeds bestaande, zou ook repercussies hebben voor Palestina. Enerzijds moet het nog moet worden, anderzijds werd het met de oprichting van Israël al eens uitgewist. Hochberg pleit er niet voor om Israël ongedaan te maken. ‘Palestina worden is niet opnieuw (historisch) Palestina worden. Het gaat niet om een breuk met het verleden of het heden. Waar het om gaat is een terugkeer naar het heden, en de erkenning dat de Nakba geen traumatische gebeurtenis uit het verleden is, maar een aanhoudend fenomeen dat nog steeds vluchtelingen creëert.’ Palestijnen hebben het recht om tegenwicht te bieden aan dominante narratieven, om de politieke verbeelding op te schudden.

 

Fictieve waarheidsvinding

Dat recht opeisen en uitoefenen is echter niet zou eenvoudig, stelde de Palestijns-Amerikaanse schrijver Edward Said in ‘Permission to Narrate’ (1984). Palestijnen krijgen al te weinig de ruimte om hun verhaal te vertellen. Ze worden volgens Said vaak ook geacht om mee te stappen in dominante narratieven. Een daarvan is dat over de onafhankelijkheidsverklaring van Israël op 15 mei 1948 en de daaropvolgende oorlog van de Arabische landen om Israël. Vaak worden daarbij de feitelijke burgeroorlog die sinds november 1947 woedde en de Palestijnse Nakba (of ‘ramp’, de vernieling van meer dan 440 dorpen en de massale Palestijnse exodus) vergeten. Zoals de Palestijnse schrijver Mourid Baghouti treffend betoogt in Weerzien met Ramallah (2002), is niets zo eenvoudig dan een verhaal te beginnen met ‘ten tweede’. Begin de geschiedenis van Amerika met ten tweede en de pijlen van de native Americans zijn de schuldigen. Palestijnen eigenen zich steeds meer het recht toe om te vertellen, en die uitwissing tegen te gaan. Kunst leent zich hier uitermate goed toe, omdat ze geen claims van absolute, forensische waarheid maakt, maar wel twijfel kan veroorzaken en vastgeroeste denkbeelden kan bestrijden.

Een klein detail, de derde roman van de Palestijnse schrijfster Adania Shibli, past binnen deze trend van waarheidsvinding waarbij historische feiten op fictieve wijze worden weergegeven. Een ander recent voorbeeld hiervan is de veelbesproken fictiefilm Farha (2021). Die brengt het relaas van de deportatie van een (fictief) Palestijns dorp in 1948, verteld vanuit het perspectief van een tienermeisje. De film veroorzaakte veel ophef in Israël: hij zou niet accuraat zijn. Ook Israëlische schrijvers wagen zich aan waarheidsvinding via fictie. In 1949 reeds bracht Yizhar Smilansky Khirbet Khizeh uit, het verhaal van de deportatie van een fictief Palestijns dorp door de ogen van een dader. Het boek stond lange tijd op leeslijsten in scholen, ook al lokte het veel controverse uit en is het bijzonder kritisch. ‘Alles is voor de vluchtelingen, hun welzijn, hun redding, … onze vluchtelingen uiteraard. Degenen die we verdreven, dat was een volstrekt andere materie.’

 

Plot en perspectief

Ook de roman van Adania Shibli draait om geweld van Israëlische soldaten. Centraal staat een groepsverkrachting en de moord op een Palestijns bedoeïenenmeisje in 1949 door een Israëlisch bataljon. Het is een roman, in twee luiken, zonder hoofdpersonage. Of liever, het hoofdpersonage is stemloos. Eerst verschijnt ze totaal ontmenselijkt in een verhaal gebracht vanuit het perspectief van de rechtstreekse dader, een Israëlische commandant. Ze wordt afgeschilderd als een wilde, stinkend en in lompen gehuld. De tweede verteller is een indirecte getuige die in eerste persoon vertelt over haar zoektocht naar de details achter de moord. Het is een hedendaagse Palestijnse journaliste of onderzoekster die deze wrede geschiedenis uit de vergetelheid wil halen. Ook deze protagonisten krijgen geen naam. Shibli wilde hun geen naam geven, dat is een macht die ze zich niet wil toe-eigenen. Overigens doet hun identiteit er niet toe. Ze staan voor hun opdracht: respectievelijk het uitwissen en het in herinnering brengen van misdaden.

Het Israëlische bataljon is gelegerd in een kamp in de Negevwoestijn, vlakbij de grens met Egypte. Hun taak bestaat erin de woestijn te helpen ‘vrijmaken van Arabieren’. Die taak staat voorop voor de commandant, een onverschillig en sadistisch persoon. Op 12 augustus 1949 moorden zijn soldaten tijdens een verkenningspatrouille een groep bedoeïenen uit, ook al vormen ze geen militaire dreiging. Na de moordpartij neemt de officier de enige overlevende, een jong meisje, mee naar het legerkamp. Ze is smerig en bevuilt zichzelf uit angst en hij laat haar schoonmaken met een waterslang. Hij brengt haar onder in zijn tent, waar hij haar misbruikt en zij hem bijt. Dan laat hij haar over aan zijn soldaten, met een groepsverkrachting tot gevolg. Uiteindelijk brengt hij haar naar de woestijn om haar te vermoorden. Emoties komen er niet aan te pas. De commandant is geobsedeerd door de pijnlijke spinnenbeet die hij in zijn tent opliep. Doordrongen van de zionistische ideologie – die geënt is op het nationalisme en het kolonialisme van de 19de eeuw – en het belang van zijn missie, is het meisje hem zelfs geen gedachte waard.

Het tweede deel van de roman speelt zich af in het heden. De protagonist is een Palestijnse vrouw die werkzaam is in Ramallah. Toevallig stuit ze de ochtend van een Israëlische militaire raid op een ultrakort, oud krantenbericht over de moord op het meisje. Het raakt haar midscheeps, ook omdat de datum van de moord samenvalt met haar verjaardag, een ogenschijnlijk detail:

En zo kwam het dat ik dat bewuste artikel las. Mijn aandacht werd vooral getrokken door een detail dat te maken had met de datum van de gebeurtenis die werd beschreven. Het incident had plaatsgevonden op een ochtend die een kwart eeuw later, precies zou samenvallen met de ochtend waarop ik ben geboren. Het kan narcistisch overkomen dat ik werd geprikkeld door zo’n onbelangrijk detail, temeer daar de andere details van het voorval ronduit tragisch genoemd kunnen worden.

Het artikel legt volgens haar de volledige waarheid niet bloot, omdat het verhaal van het meisje achterwege gelaten wordt. Vastbesloten om de waarheid over de moord te achterhalen contacteert ze de Israëlische journalist, die haar niet verder kan/wil helpen. Ze besluit dan maar zelf op onderzoek te gaan in Israël. Dit is een vrijwel onmogelijke missie omdat Palestijnen de – felbegeerde en schaarse – toestemming nodig hebben om Israël te betreden. Met de identiteitskaart van een collega steekt ze de controlepost bij Ramallah over. Het is een nachtmerrie, ze is bloednerveus om gepakt te worden en stuit constant op nieuwe hindernissen. Een eerste probleem is de geografie die haar vreemd is, ze kan geen touw vastknopen aan de kaarten die ze moet raadplegen. Eerst belandt ze in Tel Aviv en gaat ze naar het Israëlische legermuseum, maar dat brengt haar geen stap verder. Uiteindelijk bereikt ze de kibboets Nirim vlakbij de grens met de Gazastrook. Daar slaagt ze erin om opzoekingswerk te doen in een plaatselijk heemkundig museum waar de oprichter haar trefzeker te woord staat. Het contrast met haar eigen onzekerheid en gestamel kan niet groter zijn. Al bereikte ze haar doel, de waarheid over het meisje en de omstandigheden van haar dood komt ze niet te weten. Te laat beseft ze dat ze de waarheid door haar vingers liet glippen. Toen ze een lift gaf aan een oude vrouw, een inwoonster van een van de niet-erkende Palestijnse bedoeïenendorpen, liet ze na haar over het incident te vragen. Als iemand meer details had geweten, dan was zij het geweest.

 

Relaas van een toponomycide

Een van de opvallendste aspecten van de roman is de manier waarop (historische) feiten (de moord op het meisje, de beschrijving van de geografische bezetting en de opdeling van de Palestijnse gebieden in verschillende zones) en fictie vermengd worden. Door het wisselende vertelperspectief en de ingenieuze vertelling doorprikt hij het dominante Israëlische narratief. Zo hekelt Shibli, in overeenstemming met het werk van onder anderen Walid Khalidi, Nur Masalha, Ilan Pappé, Meron Benvenisti en Dominique Vidal, de ontstaansmythe van Israël, dat zogenaamd werd opgericht voor ‘een volk zonder land in een land zonder volk.’ Historisch Palestina was wel degelijk bevolkt, en het werd ontvolkt en getransformeerd door de oprichters van Israël. Tijdens de oorlog van 1948-1949 bekwam Israël 78 percent van historisch Palestina. Het voerde een etnische zuivering uit om de jonge staat zoveel mogelijk te ontdoen van zijn historische inwoners. Het doel was een nieuwe, Hebreeuwse kaart te creëren en van de woestijn een oase te maken. In overeenstemming met het werk van de net genoemde auteurs onderschrijft deze roman de visie dat Israël een koloniaal project is:

We kunnen al die uitgestrekte vlakten die ruimte kunnen bieden aan duizenden kinderen van ons verbannen volk, niet laten verkommeren. We kunnen niet toekijken hoe onze mensen de mogelijkheid wordt ontnomen naar hun vaderland terug te keren. Duizenden jaren geleden zijn onze voorvaderen door dit land getrokken dat nu onvruchtbaar lijkt en waar je niets anders aantreft dan een paar indringers en bedoeïenen met hun kamelen. En als de Arabieren zich er op grond van hun rechtlijnige nationalistische gevoelens niet bij kunnen neerleggen dat wij ons hier vestigen, als ze zich blijven verzetten omdat ze liever hebben dat het land net zo dor en onvruchtbaar blijft als het nu is, dan zullen we ons moeten gaan gedragen als een echt leger. Niemand heeft immers meer recht op dit gebied dan wij, nadat het eeuwenlang zo is verwaarloosd, dat er alleen nog maar bedoeïenen leven met hun kuddes. Het is onze plicht om hen voorgoed te verjagen en hen te beletten om hier nog te komen.

Shibli wil niet specifiek over Palestina schrijven, maar haar werk ontspruit eraan. Zonder historische details te geven, toont de tekst de transformatie van historisch Palestina, een ‘toponymicide’ volgens de Palestijnse historicus Nur Masalha. Ook de hedendaagse gebiedsuitbreiding wordt briljant weergegeven in het boek, op een manier die schommelt tussen mimesis en fictie. Accuraat beschrijft de roman de opdeling van de Westelijke Jordaanoever in zone A, B en C, waardoor de Palestijnen opgesloten zitten op kleine eilandjes (zone A en B) in een zee van Israëlische controle (zone C, 60 percent van het gebied). Ook de weergave van de controleposten Qalandiya, met de Muur, en Beit Il strookt met de werkelijkheid. Maar dan is er de verzonnen geografische zone D, die Israël moet weergeven. Is het om de term ‘Israël’ te vermijden, zoals veel Palestijnen doen, die het liever hebben over ‘achtenveertig’? Niet alleen de ontheemding van Palestijnen weet Shibli weergaloos te vatten, maar ook hun vervreemding. Ze zijn vreemden in Israël, en zelfs in de Palestijnse gebieden die fysiek van elkaar zijn gescheiden (de Westoever, Gazastrook en Oost-Jeruzalem) en waar Palestijnen geen enkele vorm van zelfbeschikking, laat staan soevereiniteit hebben:

Door alle veranderingen geeft het landschap me, nadat ik er zo lang niet ben geweest, het gevoel dat ik een vreemdeling ben. Het bevestigt de complete afwezigheid van alles wat ooit Palestijns was: de namen van de steden en dorpen op de borden, de in het Hebreeuws geschreven reclameborden, de nieuwe gebouwen en zelfs de uitgestrekte velden, die links en rechts de horizon omzomen.

 

Aanhoudend trauma

Een ander markant aspect aan deze roman is zijn focus op trauma. Een klein detail is een staaltje van traumaliteratuur, een genre dat minder gekend is in de Arabische dan in de westerse literatuur. Door het spel met het vertelperspectief schept de roman een afstand. Hij beoogt geen gemakkelijke empathische reactie van de lezer. De kille, afstandelijke beschrijving van het lot van het meisje maakt het je bewust moeilijker om medeleven voelen. Toch word je gegrepen door het relaas, en voel je je vanaf een afstand getuige van het onrecht. Dit is wat expert traumaliteratuur Dominic LaCapra empathic unsetllement noemt, een ervaring waardoor de lezer zich verplaatst in het lot van de ander terwijl hij zich bewust is van de afstand. Een andere beproefde techniek uit de traumaliteratuur die wordt aangewend om vervreemding op te roepen is het gebrek aan closure, waarbij de emotionele en psychologische gevolgen van een traumatische ervaring afgesloten worden. De vrouw wordt gedood door soldaten als ze zich op een militair terrein begeeft.

In spaarzaam proza roept Shibli het collectieve Palestijnse trauma op. Dat is geen zaak uit het verleden. Het trauma duurt voort tot op heden. Het lot van beide vrouwen in de roman is verweven, net als dat van vele generaties Palestijnen. Dat intergenerationele trauma naar voren schuiven is niet zozeer heilzaam, een manier om te genezen, als wel een vorm van verzet. Het onrecht zelf kan niet ongedaan worden gemaakt. De stem van het meisje blijft voorgoed verloren. Om de herinnering uit de vergetelheid te redden, moeten we oog blijven hebben voor kleine details.

Koppernik, Amsterdam, 2023
Vertaald door: Djûke Poppinga
ISBN 9789083274355
128p.

Geplaatst op 27/04/2023

Tags: Adania Shibli, Dominic LaCapra, Edward Said, Een klein detail, Farha, Gil Hochberg, Israël, Israëlisch-Palestijns conflict, Mourid Baghouti, Nakba, Palestina, trauma, Yizhar Smilansky

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

  1. Coppens Jean-Pierre

    Ik had “een klein detail” Uitgelezen de dag dat het laatste conflict losbrak.Ik durfde een bespreking niet te plaatsen uit vrees dat het zou afgemaakt worden als pro Palestijns, zelfs anti zionistisch.”Een klein detail” is beklemd omdat men zo voelt hoe waardeloos het leven een Palestijn is en hoe genadeloos een ganse bevolking wordt verdreven uit gebieden waar ze reeds eeuwen wonen en werken.

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.