Non-fictie, Recensies

Somalië zoals het alleen op papier bestaat

Er is een onoverkomelijke spanning in boeken van immigranten en hun nakomelingen die terugkeren naar hun land van herkomst, een spanning die des te controversiëler is doordat ze het lot van deze immigranten bijna per definitie tragisch maakt: zijn deze schrijvers, opgegroeid en opgeleid in het Westen en aangewakkerd door het verlangen naar een plek die ze ‘thuis’ kunnen noemen, niet de onverhoopte nieuwe gezichten van westers imperialisme? Ayaan Abukars non-fictiedebuut Hotel Mogadishu, een verslag van haar terugkeer naar Somalië, bevindt zich in het hart van deze spanning.

 

De rijkdom van de diaspora

In een korte proloog vertelt Abukar hoe de herverkiezing van Hassan Sheikh Mohamed als president van Somalië in 2022 de herinnering aan haar tijd in Mogadishu oproept. Ze besluit haar ervaringen op te schrijven, om zo de complexe lagen van haar geboorteland in kaart te brengen. Haar verhaal leest als een chronologische reeks gebeurtenissen die een portret van Abukars Somalië moet geven. Het boek lijdt daardoor aan een hoog ‘en toen’-gehalte. Pieken en dalen van haar verhaal vervlakken doordat we na een climax gelijk in een volgend verhaal springen, zonder dat voorgaande gebeurtenissen sporen achterlaten. Desalniettemin valt er veel te halen uit Abukars debuut.

Hotel Mogadishu begint als vele andere uit het genre: een uitvoerig beschreven vliegreis met paspoortcontroles en al. Vanuit het vliegtuigraam beschrijft Abukar het ‘blauwe wilde water van de Indische Oceaan’, het oranje-geel van de droge vlaktes in het Noorden, de genadeloze ochtendzon en de zweterige hand van een Somaliër die haar welkom heet in Mogadishu. Het is 2013, een jaar na de eerste verkiezing van Hassan Sheikh Mohamed, HSM voor ingewijden, de eerste permanente president van Somalië sinds het begin van de burgeroorlog in 1991. Abukar is gekomen voor een conferentie over de wederopbouw van het land, waarvoor velen uit de diaspora zijn afgereisd.

Al gauw blijkt dat deze diasporaklasse een nieuwe elitelaag vormt in het door oorlog verscheurde Somalië. Velen zijn er geboren, maar vertrokken vanwege het geweld naar veiligere landen, zo ook Abukar. Nu keren ze terug met westerse diploma’s onder de hand of met aanzienlijk kapitaal om te investeren. In één vliegreis stijgen ze een paar sociale klassen. Ze worden hartelijk ontvangen en met luxe bussen voorbij militaire checkpoints naar bewaakte hotels gebracht. Deze plotselinge sociale stijging ontgaat Abukar niet. Vanuit de bus ziet zij medepassagiers van haar vlucht met zware koffers en onder de hete zon richting de hoofdweg lopen. Vrienden en familie wachten hen daar op omdat ze niet het vliegveld mogen benaderen. ‘Het voelt ongemakkelijk om vanuit de luxe bus de lopende massa te observeren’, schrijft ze, waarna haar bus achter de poorten van haar ivoren toren, Hotel Mogadishu, verdwijnt.

Hotel Mogadishu is de uitvalsbasis van het grootste deel van Abukars verblijf in Somalië. Het is een van de weinige plekken waar de terreurgroep Al-Shabaab nog geen aanslagen heeft gepleegd. Deze terreurgroep kwam op rond het begin van dit millenium met het expliciete doel Somalië te bevrijden van de Ethiopische bezettingsmacht die er sinds 2006 was, en er een islamitische staat te stichten. Al-Shabaab veroverde veel gebieden, zelfs delen van Mogadishu, en zaaide angst met zijn vele aanslagen in de hoofdstad.

Behalve in het zwaarbewaakte Hotel Mogadishu dus, dat om die reden toevluchtsoord was voor de rijkeren en de bestuurders van het land. Binnen de hekken van het hotel zijn de maaltijden heerlijk, de mensen beleefd en ontspannen, en lijkt iedereen begaan met de toekomst van het land. Daarbuiten zijn de wegen slecht onderhouden en bepalen aanslagen het gesprek van de dag. ‘Eigenlijk is dit Mogadishu niet’, zegt een vriendin over het hotel. De hoofdbeveiliger Massoud, zelf ook teruggekeerd uit de diaspora, beschrijft het beeldend: ‘Dit hotel bevindt zich in het oog van een tornado die hierbuiten iedereen met zich meesleurt. Wie erin stapt, komt er nauwelijks levend of heel uit.’

 

Een grote romance

Waarom komen die remigranten dan terug naar Somalië? Vaak zijn de beweegredenen eerder affectief van aard dan de vrucht van een weloverwogen beslissing. Abukar zegt verliefd te zijn geworden ‘op haar kust, op haar mooie luchten en haar veerkracht’. Ze kan er niks aan doen: ‘Mogadishu is het enige waarnaar ik verlang sinds mijn terugkeer’. Ze heeft ‘domweg de drang om terug te gaan’. Haar vriendin Zahra maakt de connectie nog sterker: het zijn de geuren, kleuren en muziek die de elementen van hun DNA vormen en waarnaar hun lichaam voor eeuwig naar zal terugverlangen als water naar de bron. Voeg daar het plichtsgevoel aan toe om je  moederland op te bouwen, en je komt uit bij een meeslepende romance tussen de remigrant en Somalië.

Het is deze liefde en intieme band die de remigranten onderscheiden van de 19e  en begin 20e-eeuwse Europese reizigers, de oude gezichten van het imperialisme. Hun verlangen naar avontuur leidde hen naar alle uithoeken van de planeet, vaak met het bijkomstige voordeel over de grenzen veel meer voor te stellen dan in eigen land. Denk bijvoorbeeld aan Victor Segalen, een Franse arts en schrijver die zo’n merkwaardige stijl en ideeën erop nahield dat hij nauwelijks in eigen land gelezen werd. Segalen schreef Essai sur l’exotisme, waarin hij zijn collega’s misplaatste arrogantie verweet in hun kennis over andere maatschappijen. Volgens Segalen zou een werkelijk exotisme – niet de oppervlakkige en stereotyperende betekenis die we doorgaans aan het woord verlenen – ontspruiten aan het ‘scherpe en onmiddellijke besef van een eeuwige onbegrijpelijkheid’. Voor Segalen schuilde het grote avontuur juist in de onmogelijkheid om de ander te begrijpen.

Maar voor een schrijver die een diepe intieme band voelt met het land van herkomst is dit onbegrip vaak onverteerbaar. Het is uiteindelijk jouw moederland. Vandaar misschien dat Hotel Mogadishu barst van de remigranten die Abukar uitleggen hoe het leven in de hoofdstad eraan toegaat. Ook Abukar zelf stapt regelmatig uit haar vertelling en achter de katheder om aan de lezer uit te leggen hoe het land en zijn bewoners in elkaar steken. In ‘mini-colleges’ vertelt ze over de Somalische vluchtelingenpolitiek, genderverhoudingen op de arbeidsmarkt, de opkomst van Al-Shabaab of het regime van Siad Barre. Ook culturele details passeren de revue, zoals het rode haar van ouderen, waarbij ze uitlegt dat ouderen hun grijze haar met henna verven.

Hiermee geeft Abukar ongetwijfeld houvast aan een lezer die niet bekend is met het land, maar ik vreesde tijdens het lezen wel dat dit boek hierdoor in de lange traditie zou vallen van diasporaschrijvers die hun land van herkomst uitleggen aan een doorsnee Nederlands publiek. De Indiaase filosoof Gayatri Spivak waarschuwde al eens dat literatuur uit het Mondiale Zuiden voornamelijk door twee typen publiek gelezen worden: studenten en NGO-medewerkers, twee groepen die voornamelijk erop uit zijn een snelle en toegankelijke indruk te krijgen van een land dat of cultuur die ze bestuderen. We zouden er een derde, kleinere groep aan toe kunnen voegen, namelijk lezers met een soortgelijke migratieachtergrond op zoek naar herkenning. Uitlegboeken verkopen goed, maar bevatten regelmatig tamelijk platte tegenstellingen in de trant van ‘wij doen zus, jullie zo’. Gemeenplaatsen liggen op de loer. Zulke verhalen houden identiteit en verschil eerder in stand dan ze te bevragen.

 

De Somalische kustwacht

In 2014 keert Abukar nogmaals terug om als adviseur voor de admiraal van de kustwacht te werken. De autoriteiten zochten een diasporaexpert uit Nederland, en Abukar past met haar achtergrond in recht, politicologie en internationale betrekkingen precies in het plaatje. Ze krijgt een aanstelling als liaison voor de internationale gemeenschap. Een prestigieuze baan, waarbij ze al op haar eerste werkdag moet constateren dat het prestige vooral in de titel zit.

Nog voordat ze op haar werk aankomt, bereikt haar een gerucht dat Al-Shabaab met een vermist schip een aanslag wil plegen op de regering. Abukar krijgt de opdracht onmiddellijk het schip te vinden. Ze antwoordt instemmend, om vlak daarna te ontdekken dat de kustwacht geeneens een radar heeft om schepen mee op te sporen. Ze spoedt zich naar de militaire basis van de kustwacht, die er in een armoedige staat bijligt, en ontmoet daar de admiraal. Hij roept op zijn beurt twee mannen bij zich en draagt ze op het schip te vinden. Op zijn bevel rennen de twee naar de oceaan, met slippers nog aan hun voeten en hemden die ze in alle haast slecht hebben dichtgeknoopt, om luttele seconden later terug te lopen en met piepende stem te vragen: ‘maar… hoe dan?’

Het is een grappig moment, dat je bijna vergeet door het hoge ‘en toen’-gehalte van het boek. Absurde situaties en aangrijpende verhalen over aanslagen vervlakken doordat Abukar abrupt het verhaal afsluit en aan een nieuwe anekdote begint. Misschien ligt het aan de nuchterheid die ermee gepaard gaat. Abukar doet er zo kalm over dat je haast niet beseft wat ze beschrijft. Na een aanslag in haar hotel – op dat moment nog niet Hotel Mogadishu – stelt ze haar familie koeltjes gerust: ‘Het goede nieuws is dat de stad kan ademhalen. De volgende aanslag is pas over een paar weken.’ Vervolgens gaat het verhaal verder alsof deze aanslag nauwelijks een impact op haar heeft gemaakt.

 

Papieren werkelijkheid

De kustwacht blijkt voornamelijk op papier te bestaan, tot grote frustratie van andere overheden die in een sterke Somalische kustwacht de oplossing zien voor het indammen van piraterij in de Golf van Aden. De watermassa is namelijk een knelpunt op een van de belangrijkste routes van het internationale handelsverkeer. Abukar spreekt af met de contactpersoon van de Europese missie, die aanbiedt een twintigtal soldaten te trainen in Djibouti. Ze doet haar uiterste best om het personeel van de kustwacht in kaart te brengen, maar wanneer puntje bij paaltje komt stemt de president niet in met het plan. ‘Onze vijand is op het land, Ayaan, niet op zee’, zegt de admiraal, vermoedelijk bij monde van de president. Voor Europa is piraterij de grootste dreiging, voor Somalië Al-Shabaab. Abukar lijkt even een geweldige illustratie van de diaspora-elite die Europese hulp als vanzelfsprekend verwelkomt.

Aan die vanzelfsprekendheid komt een einde op een internationale top tegen piraterij die Abukar en de admiraal bijwonen in Dubai. Er zijn plannen uitgestippeld om piraterij te bestrijden door andere landen, zonder dat de Somalische autoriteiten ook maar een pagina ervan konden doorbladeren. ‘Ontdaan denk ik aan hoe Somalië zonder enige zeggenschap op tafel ligt’, vertelt ze. Wanneer Abukar zich uitspreekt over hun gebrek aan betrokkenheid in de totstandkoming van deze plannen, wordt de vergadering vroegtijdig geschorst. Over een half jaar leggen ze de plannen op de volgende top weer voor.

De VN is kennelijk niet zo transparant als gedacht. Ook op internationale schaal regeert de ondoorzichtigheid van procedures, belangen en geldstromen. Hotel Mogadishu schippert vaak tussen de twee polen van transparantie en ondoorzichtigheid. Aan de ene kant doet Abukar haar best de historische, politieke en maatschappelijke lagen van Somalië voor ons te pellen; aan de andere kant merken we dat er achter deze lagen iets schuilgaat dat aan ons zicht ontsnapt en waar ook Abukar naar gist zonder het echt te begrijpen.

Dat komt misschien wel het duidelijkst naar voren wanneer ze op sommige punten de genderverhoudingen in Somalië aanstipt. Vrouwenrechten in Islamitische landen zijn een netelige kwestie, niet alleen door verhitte politieke debatten over gesluierde vrouwen in Europa, maar ook doordat de VS Afghanistan onder andere binnenvielen onder het mom de vrouwen te ‘bevrijden’ van de Taliban. Wanneer Abukar voor het eerst terugkeert, stopt ze haar koffers vol met abaya’s en laat ze haar make-up achter in Nederland. Ze vermoedt dat het strenge Islamitische bewind van Al-Shabaab de geaccepteerde damesmode moet hebben aangepast. Maar in Mogadishu ontmoet ze meerdere vrouwen die zich op verschillende manieren kleden. Voor de lezer is het niet duidelijk waar die verschillende kledingkeuzes vandaan komen. Alleen Abukars eigen frustratie met de conservatieve kledingnorm komt duidelijk naar voren, maar verder blijft het gissen naar de situatie van Somalische vrouwen, zeker de vrouwen buiten het hotel.

Abukar vertelt in de proloog dat het haar doel is om de complexe lagen van het leven in Mogadishu in kaart te brengen. Dat doel is maar ten dele gelukt. In plaats daarvan krijgt de lezer vooral mee hoe weinig die eigenlijk van Somalië te weten kan komen uit kranten en boeken. En dat is misschien een grotere verdienste dan wat Abukar zich voor ogen stelde.

 

Recensie: Hotel Mogadishu van Ayaan Abukar door Esha Guy Hadjadj

Geplaatst op 29/06/2024

Categorie: Non-fictie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.