Recensies, Samenleving

In het hoofd van een geradicaliseerde intellectueel

De dwarsligger

Filip De Pillecyn in Pallieter 1922-1928

Rik Van Cauwelaert, Filip De Pillecyn

‘De koloniale roof, met min of meer geweld, is het lelijkste en onchristelijkste van de huidige wereldpolitiek.’ Aldus, in 1928, Filip De Pillecyn (1891-1962). Inderdaad, diezelfde De Pillecyn die tijdens de Tweede Wereldoorlog een boegbeeld werd van de culturele collaboratie met de fascistische bezetter en na de oorlog werd veroordeeld tot tien jaar hechtenis. Maar ook dezelfde De Pillecyn die zich dankzij de inspanningen van Tom Lanoye, Annick Lesage en uitgeverij TZARA voor de recente heruitgave van Monsieur Hawarden (1935) kon verheugen in de belangstelling van nieuwe generaties lezers, geïntrigeerd door dit subtiel vertelde verhaal over een vrouw die door het leven ging als een man. En het was diezelfde Tom Lanoye die, naar aanleiding van het intussen ook heruitgegeven Mensen achter de dijk (1949), De Pillecyn positioneerde ‘tussen mijn grote idolen Louis Paul Boon en Walschap’.

En dan verscheen eind vorig jaar ook De dwarsligger, een selectie van de vlijmscherpe stukken die De Pillecyn tussen 1922 en 1928 schreef voor het satirische weekblad Pallieter dat hij zelf had opgericht. Op de rug van het boek staat echter niet zijn naam vermeld, maar die van opiniemaker Rik Van Cauwelaert. Op het voorplat is Van Cauwelaerts naam groter afgedrukt dan die van De Pillecyn. Een teken des tijds? Wellicht. Ondanks de bescheiden revival die De Pillecyn dankzij vooral Monsieur Hawarden beleeft, is De dwarsligger een hardcore boek dat potentiële kopers misschien makkelijker overtuigt door de naam van de populaire grump Van Cauwelaert dan door die van zijn collega-columnist die de eigenlijke auteur is van dit boek.

De bijdrage van selfmade historicus Van Cauwelaert aan De dwarsligger is overigens niet gering. Hij selecteerde de teksten, schreef een informatieve inleiding en leverde, per column van De Pillecyn, een mini-essay waarin hij de context schetst en de belangrijkste namen en gebeurtenissen van uitleg voorziet. Bepaald geen overbodige luxe, die uitvoerige toelichtingen, want zelfs doorgewinterde historici zouden wel eens verloren kunnen lopen in de relletjes die De Pillecyn hier becommentarieert dan wel extra probeert op te poken. Geen genre immers dat zo snel veroudert als de actualiteitsbetrokken column. Bij de zoveelste uithaal naar een vergeten Kamerlid of een obscure journalist, zal menig lezer van De dwarsligger zich misschien afvragen: waarom lees ik dit eigenlijk?

 

Uithalen wat erin steekt

Het antwoord op die vraag zou kunnen zijn: om in het hoofd te kruipen van een intellectueel die geradicaliseerd uit de Eerste Wereldoorlog kwam en die zich in de jaren twintig opvattingen permitteerde die vandaag opmerkelijk actueel overkomen. Dat mes snijdt aan twee kanten. Over het kolonialisme is hij scherper dan welke Vlaamse intellectueel ook in die jaren: met beschaving heeft het project niks te maken, het draait louter om rubber en goud.

De interessantste tekst over dat onderwerp is de sarcastische open brief die De Pillecyn begin 1927 schreef aan Simon Kimbangu. Als Congolees proto-nationalist en predikant was die door de Belgische koloniale macht opgepakt en ter dood veroordeeld. Koning Albert I zette die doodstraf om in levenslang (en dat bleek het ook te zijn; Kimbangu stierf in 1951 in gevangenschap). ‘Gij wilt u losmaken van België, terwijl het nobelste dat België bezit, de haut commerce en de haute finance, u een grenzeloze waardering en liefde toedragen. Want de Kongolese producten worden hier dertig- en vijftigmaal zo duur verkocht,’ herinnerde hij de Congolese leider aan wat die natuurlijk zelf maar al te goed besefte.

Voor De Pillecyn liepen antikolonialisme, antikapitalisme en antimilitarisme in elkaar over: altijd was het de wereld van het grote geld dat de toon zette, altijd was het de zwakkere (in België de Vlaming, in de kolonie de zwarte) die werd uitgebuit, geplunderd of gedood. Met die gelijkstelling van Congolezen en Vlamingen volgde De Pillecyn de retoriek die al sinds ten laatste 1885 werd gehanteerd binnen de Vlaamse Beweging, maar die – ondanks de reële discriminatie van Vlamingen in België – wel erg gemakkelijk voorbijging aan het systematische en racistische geweld dat in Congo werd ingezet.

De Pillecyn zag dat geweld zelf overigens maar al te goed. Zo maakte hij korte metten met de propaganda die al sinds Leopold II had beweerd dat de kolonisatie van Congo gezien moest worden in de strijd tegen de slavernij: deze slaafgemaakten werden, vatte De Pillecyn de kwestie samen, door Arabieren ‘weggevoerd naar een streek waar zij voor de blanken niet langer konden werken. Uit was het met de slavernij. Van toen af heetten karwats, kettingen, brandewijn en dwangarbeid beschaving.’

Er alles uithalen wat erin steekt – dat was de enige ware betekenis van het kolonialisme, stelde hij in een ander stuk. Als oud-strijder van de Grote Oorlog en hoofdredacteur van de krant van de katholieke Arbeidersbeweging voelde De Pillecyn heel scherp hoe – ondanks alle gepraat over algemeen stemrecht en democratie – aloude hiërarchische verschillen bleven doorwerken in de naoorlogse samenleving. Hij zag ook al heel vroeg hoe ‘in een wereld waar petrol en ijzererts en kanonnen de naam van vaderland hebben gekregen’ de strijd om de exploitatie van schaarse grondstoffen de voedingsbodem van volgende oorlogen vormde.

 

Slachtvee en kiesvee

Dat was dus de ene kant.  Aan de andere kant stond De Pillecyns vehemente antiparlementarisme. Doorlopend maakte hij in zijn stukken Kamerleden belachelijk. Als ze ook nog eens kaal bleken te zijn was zijn spot al helemaal genadeloos. Mediocriteit en opportunisme, meer kon hij in het parlement niet aantreffen.

‘Het mensdom immers wisselt af tussen slachtvee en kiesvee. Het laatste is nog het beste,’ stelde De Pillecyn in juli 1924. Dat moeten zowat de vriendelijkste woorden zijn die hij in deze teksten wijdt aan de democratie. Gaan stemmen is net iets beter dan aan flarden geschoten worden in de loopgrachten.

Nu we dagelijks worden voorbereid op een militarisering van onze politiek en cultuur zijn de woorden van antimilitarist De Pillecyn plots akelig actueel. Als oud-strijder wist hij maar al te goed wat een militair conflict in mensen kon losmaken. En wie er de grootste slachtoffers van waren. Niet de generaals en politici met hun grote woorden, maar de gewone soldaat moest de gevolgen incasseren van retoriek en artillerie. Na die oorlog zag hij bevestigd wat ook al in de zomer van 1914 bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was gebleken: of je nu liberaal of socialist was, aan de klaroenstoot van de krijgsmacht kon blijkbeer geen politicus weerstaan. En zodra ze al dat mensenmateriaal in de strijd hadden geworpen, was er voor deze sabelslijpers geen weg terug. Geen offer was te veel, het was immers toch niet hun eigen offer. (Van Cauwelaert wijst er terecht op dat generaal Louis Bernheim in 1915 zelf ernstig gewond raakte – een feit dat De Pillecyn niet toevallig vergeet te vermelden in zijn genadeloze afrekening met deze fanatieke francofoon.) ‘Een generaal is geen slachtvee. Een generaal komt tot de jaren van de jicht en het pensioen,’ noteerde hij met kenmerkend venijn. En hij besloot met revelerende scherpte: ‘Nee, het zijn de piotten die de veldslagen verliezen, zelfs deze veldslagen welke door hun generaal worden gewonnen.’ Een gewone soldaat verliest immers altijd, indien al niet zijn leven of ledematen, dan allicht zijn idealen en zijn geloof in dat leven.

Het is een gedenkwaardige wijsheid, maar ook zij roept de vraag op hoe deze overtuigde pacifist en antimilitarist zich nauwelijks twintig jaar later willens en wetens inschakelde in de Nieuwe Orde, een door en door gemilitariseerd apparaat. Tot vandaag wordt De Pillecyns collaboratie vergoelijkt als Vlaams idealisme, maar hij droeg niet alleen in geschrifte bij aan de gewelddadige fascistische ideologie, hij ronselde ook soldaten voor het Oostfront. Hij die in september 1923 waarschuwde voor het fascisme (‘En de gevaarlijkste is Mussolini’) zou zich openlijk encanailleren met bruin- en zwarthemden.

 

Democratiekritiek

Ik beëindigde mijn lectuur van dit boek op 11 juli, de officiële Vlaamse feestdag – een institutionalisering van de macht van de Vlaamse Beweging waar De Pillecyn in de jaren twintig van vorige eeuw alleen maar van had kunnen dromen. Tegelijk lazen de allerlaatste alinea’s van De dwarsligger als een indirecte afwijzing van wat die Vlaamse Beweging onder de N-VA van Bart De Wever is geworden: een door economie geobsedeerde machtsmachine die met de culturele strijd van die beweging nauwelijks nog iets te maken heeft.

Een Vlaams opschrift op banken en dito is een achteruitgang als het betekenen moet dat hierin de ziel van ons volk ligt. […] Ontdekt Amerika en economiseer Vlaanderen.

En dan?

Dan zullen er zovele Vlamingen rijker en evenveel Vlamingen minder mens zijn geworden.

De Pillecyn voorzag scherp wat, in de woorden van historicus Olivier Boehme, de ‘greep naar de markt’ met de Vlaamse Beweging zou doen. Het tragische is echter dat hij niet zag dat zijn invulling van die culturele strijd tijdens de Tweede Wereldoorlog dat project voor altijd zou besmetten.

Dit boek leert ons dat dwarsligger zijn an sich geen verdienste is. Vanuit het systeem bekeken waren Himmler en Hitler in de jaren twintig even gepatenteerde dwarsliggers als W.E.B. du Bois, Marcus Garvey en Lamine Senghor. De Pillecyns levensloop en oeuvre tonen dat je gelijk kunt hebben in je antikoloniale denken en toch je pen in dienst kunt stellen van het meest racistische en autoritaire regime uit de Europese geschiedenis.

In 1928 hield Pallieter op te bestaan. Hoe De Pillecyn in de crisisjaren verder radicaliseerde en in fascistisch vaarwater terechtkwam, valt buiten het bestek van de teksten uit dit boek. Wel zien we hoe iemand die gedegouteerd de oorlog overleefde, alleen maar verder ontgoocheld raakte door een bestel waarin de verantwoordelijken voor die oorlog erebaantjes kregen en de democratie vooral de elite ten goede leek te komen. In De dwarsligger is De Pillecyns kritiek nog satirisch en polemisch. Gaandeweg is hij nadien allicht zijn gevoel voor humor verloren en bleven alleen woede en revanchisme over en de ijzeren overtuiging dat de democratie echte oplossingen in de weg stond. Het is een les die vandaag niet genoeg benadrukt kan worden: hoe terecht ze ook lijkt, zonder risico’s is democratiekritiek nooit.

Manteau, Antwerpen, 2024
ISBN 9789022341421
352p.

Geplaatst op 30/07/2025

Tags: Annick Lesage, antikapitalisme, antikolonialisme, Democratie, Filip De Pillecyn, Pallieter, Rik Van Cauwelaert, Tom Lanoye

Categorie: Recensies, Samenleving

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.