Proza, Signalement

Inventaris van een leven als oorlogsverslaggever

Verbruikt licht

Lara Pawson (vert. Lisette Graswinckel)

Wie de publicaties van uitgeverij Koppernik volgt, weet dat de uitgeverij zich niet laat vastpinnen op traditionele genres of conventionele vormen. Haar fonds staat bekend om literaire uitgaven die de grenzen van proza opzoeken. Met Verbruikt licht van de Britse auteur en voormalig BBC-journalist Lara Pawson (vertaald door Lisette Graswinckel) brengt ze opnieuw een bijzonder boek uit, dat laveert tussen essay, liefdesbrief, memoir en fictie. Het kost enige bladzijden om je over te geven aan Pawsons universum: het werk vraagt een zekere toewijding en als lezer moet je proberen jezelf een weg te banen in de stroom van associaties.

Al snel leert de lezer dat de verteller geen huisje-tuintje-boompje-leven heeft geleid. De vertelster is een speelse, onconventionele middelbare vrouw – ze vilt eekhoorns en eet hen op – en net als Pawson ook voormalig oorlogsverslaggever (Pawson was onder andere oorlogsverslaggever tijdens de burgeroorlog in Angola, en heeft een tijd in Zuid-Afrika gewoond). De hoofdpersoon lijkt amper haar huis te verlaten. Vanuit dat ogenschijnlijk besloten decor ontvouwt zich echter een complete wereld binnen een vertelling die nog het meest te lezen valt als een plakboek of een collage waarbij Pawson op uiterst scherpzinnige wijze een inventaris van de voorwerpen in haar huis maakt. Banale objecten worden aangrijpingspunten voor uitgebreide bespiegelingen die reiken van persoonlijke herinneringen tot collectieve wereldtrauma’s. Een oude appel wordt een stapel lijken. Slipjes worden het kapsel van Adolf Hitler. Moeiteloos verbindt Pawson de voorwerpen die haar omringen aan oorlogen, anekdotes en tedere verklaringen aan een ‘jij’, haar geliefde. Zo ontstaat een caleidoscopisch onderzoek naar herinneren en de menselijke relatie tot spullen.

Daarbij zijn gruwel en geweld nooit ver weg. Vroeg in het boek vraagt ze zich al af: ‘Wat had ik moeten meemaken om zo wreed te worden?’ Haar reflecties op het verleden bieden een unieke kijk op de levenloze dingen om haar heen. Bij de hand genomen door een razendsnelle vertelstijl beland je in een volstrekt onvoorspelbaar boek, waarbij je als lezer telkens op het verkeerde been wordt gezet en nooit weet waar de volgende paragraaf je brengt. We komen te weten waarom de nazi’s de gaskamers als moordmethode prefereerden: niet om de efficiëntie ervan, maar om de nazi’s te besparen dat ze hun slachtoffers zien neervallen. ‘De aantrekkelijkheid van de gaskamer was dat die de moordenaar spaarde.’

Wat later reflecteert de verteller op de vraag hoe ze ooit zin heeft kunnen geven aan alle foto’s/voorwerpen die ze in haar leven zag en die haar hoofd hebben gevuld met fragmenten. Zo schrijft Pawson bijvoorbeeld hoe haar verteller overweldigd wordt door een tegel die ze bezit waar ‘GAZA’ op er ligt stof uit Gaza in ons huis. Het ligt in de keuken, het ligt op de koelkast. Ik heb dit stof aangeraakt!’

Passages als deze krijgen door het verleden van de verteller een dubbele betekenis: is dit echt gebeurd of metaforisch? In elk geval toont Pawson hoe gebeurtenissen en trauma’s van veraf onze besloten leefwereld binnendringen.

Maar het zijn niet alleen genocides die Pawson in verband brengt met wreedheid. Ook de kleine zaken verbindt ze met het menselijke verlangen naar macht en bezit. Zo observeert ze bijvoorbeeld de door de buren aangeplante bloemenperken rond de bomen in de straat. ‘Burgerlijke arrogantie’, noemt ze het, en twee zinnen later:

(…) maar bij verhoogde bloembedden gaat het over grenzen. Ze gaan over eigenaarschap, over het weren van de wandelende passant. Ze lokken afgunst uit. Ze lokken competitie uit. Ze verlokken je om deze minituin te bewonderen, om deze keurig verzorgde straat te begeren.

Pawson oordeelt scherp, maar geenszins vermijdt de verteller de lens ook op zichzelf te richten. Zo fantaseert ze over het overhalen van de trekker, droomt ze ervan gewaterboard te worden of leest ze oud nieuws uit Teheran over twee mannen die na het verkrachten en beroven van vrouwen werden opgeknoopt. Daarover schrijft ze:

Als er hier openbare terechtstellingen zouden plaatsvinden, zou ik daar zeker weten bij aanwezig willen zijn. Ik zou getuige willen zijn van moord en staatswege. Ik zou de reactie van mijn lichaam willen ervaren.

Zulke passages zijn confronterend omdat Pawson de menselijke nieuwsgierigheid naar pijn en de dood blootlegt, maar ook omdat we als lezer heel helder voelen dat deze vrouw te veel heeft meegemaakt om zichzelf van haar trauma’s te verlossen.

De betekenis van spullen

Pawson schrijft zonder enige vorm van sentimentaliteit, maar wel barstend van de nervositeit en energie. Haar gedachten gaan alle kanten op en begeven zich langs vooral langs de levens van anderen in landen ver weg van het hare. Af en toe vertraagt de tekst en sijpelt er intimiteit doorheen. Ook daar vormen objecten weer de sleutel. Hun vertrouwde materialiteit biedt in veel gevallen troost. Zo spreekt ze over een miskraam en bejubelt ze de veilige, intieme ruimte die haar toilet haar toen bood:

Dankbaar ben ik voor zijn privacy toen ik in de fortuinlijke omstandigheden verkeerde thuis te kunnen bloeden en kreunen tijdens de uren die een embryo nodig had om los te laten en dood te gaan.

Wie is de verteller nu eigenlijk? Zonder dat je als lezer veel expliciete informatie over haar verlangens of karakter krijgt, kun je toch een trefzeker beeld van haar vormen via deze voorwerpen. Ik interpreteer dat als een suggestie dat het leven uiteindelijk een verzameling herinneringen is. En wat we bijhouden, vertelt ons misschien wat we de moeite waard vinden te onthouden.

De verteller lijkt immers houvast te zoeken bij de spullen die haar omringen. Ze gaat een bijna tastbare relatie met de voorwerpen aan. De objecten waaruit alle associaties vertrekken lijken haast te leven. In die zin biedt Pawson ons antwoord op de vraag waarom we zo graag verzamelen. Misschien zijn spullen manieren om ons bestaan niet enkel te aanschouwen, maar er ook vat op te krijgen. We maken er verhalen mee en verlenen er onze identiteit aan. Zo nam de verteller/de protagonist zwart zand mee uit Congo. Zoiets dient uiteraard geen esthetisch of praktisch doel. Ze bewaart het omdat het haar aan een periode doet denken, en aan een oude vriend. ‘Ik denk nog steeds aan senhõr Gime, maar de details van zijn gezicht heb ik niet meer scherp.’ Spullen zijn pogingen om niet te vergeten, om ons narratief te beheersen.

Tegelijkertijd blijkt constant dat spullen verre van onschuldig zijn, en ontdoet de verteller haar huisraad van al zijn neutraliteit. Ze uit kritiek op de smartphone en de praktijken die gepaard gaan met de ontginning van kobalt, op miljardairs die munt slaan uit fossiele energie. Daarbij vraagt ze zich af of de knoppen om de verwarming hoger te zetten niet zouden moeten bedekt zijn met het sperma van Donald Trump, Vladimir Poetin en Mohammad bin Salman al-Saoed, opdat we twee keer nadenken voordat we energie verbruiken die schadelijk is voor de planeet, én die deze miljardairs meer kapitaal oplevert. Het is door zulke speelse fantasieën en sprongen dat Pawson in haar boek een merkwaardige lichtheid weet te behouden.

Verbruikt licht vraagt ons onze spullen nauwkeurig uit te kiezen en daarbij niet onverschillig te blijven. Zo drukt Pawson ons met de neus op ons vermogen weg te kijken. ‘Laat de wereld binnenkomen,’ lijkt ze te willen zeggen. Met dit eigenaardige boek toont Pawson de eigen persoonlijke context overstijgt en erin slaagt zich te verhouden tot grote, vaak vreselijke verhalen uit onze collectieve geschiedenis.

Koppernik, Amsterdam, 2025
ISBN 978-9083535661
160p.

Geplaatst op 01/10/2025

Tags: 'Literatuur', oorlog, Proza, Vrouw

Categorie: Proza, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.