‘Kudos’ komt van het Oudgriekse kudos, wat roem betekende. Vandaag gebruik je de term als blijk van waardering, om iemand een virtueel applaus te geven. Hoewel de term enkelvoudig is, klinkt hij als een meervoud. Vaak zie je dat er een oneigenlijke ‘kudo’ wordt toegekend. Die verwarring met betrekking tot enkelvoud en meervoud, lezen we in Rachel Cusks roman Kudos, is te verklaren door het fenomeen ‘woordvorming in omgekeerde richting’. ‘Een kudo op zich had nooit bestaan’, verklaart een jongeman aan een schrijfster tijdens een literair festival,
maar in het hedendaagse taalgebruik was het collectief veranderd door die verwarrende meervoudsuitgang, zodat ‘kudos’ letterlijk ‘eerbewijzen’ was gaan betekenen, maar in de oorspronkelijke vorm stond het voor het bredere begrip erkenning of waardering.
De sprong van enkelvoud naar meervoud is niet het enige weerbarstige aan het woord. De jongeman wijst de schrijfster erop dat soms de verkeerde mensen de kudos opeisen, voor een prestatie die zij niet verwezenlijkt hebben. Zijn moeder, bijvoorbeeld, had eigenhandig het festival waar de schrijfster aan deelnam georganiseerd, maar zag de kudos naar het bestuur gaan. ‘[H]et individu was verdrongen door het collectief’, voegt hij er losjes aan toe, voor hij zijn eigenlijke gespreksonderwerp, het kwaad, weer opneemt.
Enkelvoud/meervoud
‘Kudos’ is een dankbare titel voor het sluitstuk van Cusks Contouren-trilogie, die de delen Contouren (2014), Transit (2017) en Kudos (2018) omvat, omdat de verhouding tussen enkelvoud (het individu) en meervoud (de maatschappij) de rode draad is en omdat haar boeken zich net zo oneigenlijk gedragen als het begrip. Het is autofictie waarin de ik-figuur ontsnapt. Cusk schrijft romans zonder verhaal, geeft haar lezers waarheden die te specifiek zijn om als waarheid te gelden, en spint terloopse anekdotes die lang blijven hangen. Dat klinkt allemaal als het grote postmodernistische cliché, maar Contouren is geen spielerei. Zoals Cusk met haar recent verschenen essaybundel Coventry (2019) bevestigt, is schrijven haar manier om recht te doen aan de ervaring van een uit elkaar vallende wereld. Dat kan ze niet door te toveren met scherven zoals de pomo’s dat plachten te doen, maar evenmin door in te zetten op een traditionele verteller die alles in goede banen leidt. In een recent interview met Christophe Van Gerrewey geeft ze aan dat ze haar eerdere boeken, waarin ze die vorm wel nog hanteerde, niet langer begrijpt: ‘Wat een raar idee om boeken zo te construeren!’ Traditionele fictie past niet meer bij onze gebroken levens en doen alsof dat wel zo is, staat gelijk aan de boel belazeren.
Wat Cusk wel doet, is kundig de korstjes lospeuteren van de individuele verwondingen veroorzaakt door de collectieve narratieve structuren die onze levens bepalen: het verhaal ‘gezin’, het verhaal ‘Europese Unie’, het verhaal ‘betere toekomst’, het verhaal ‘feminisme’. Hoe grappig en bedwelmend Cusk mag schrijven, ze schrijft niet om te charmeren. Hoe zwijgzaam haar verteller zich mag gedragen, haar boeken staan geen laat-maar-gebeuren-houding voor. Cusk laat haar personages verschillende rollen bekleden; functies die ontstaan in de maatschappij en waaraan een bepaalde levensloop en waardepatroon worden gekoppeld: de migrant, kapitalist, de succesauteur, de gescheiden vrouw. Sommige vult ze karikaturaal in, andere laat ze worstelen met hun rol. Het is in dat spanningsveld van personages, waarin collectieve identiteit en unieke ervaring schuren, dat lezers worden aangepord na te denken over wat zij aan individuele macht kunnen uitoefenen, als reactie op de collectieve waan.
Dicht en doornig kreupelhout
Met haar trilogie werkt Cusk aan een klassiek project dat ze aanpast aan een nieuwe wereld. De moderne literatuur kent behoorlijk wat trilogieën – van Tolkiens Lord of the Rings tot Astrid Roemers Onmogelijk moederland – maar we moeten de wortels ervan in de oudheid zoeken, toen tragedies tijdens festivals in drie delen werden opgevoerd. Aeschylus’ Oresteia is het enige overgeleverde voorbeeld daarvan. Hoewel de Oresteia in de tijd ver van ons staat en ook de interactie tussen goden en mensen die erin centraal staat ons vandaag weinig zegt, geldt het ingewikkelde in elkaar haken van het kleine, concrete en het grote, abstracte nog steeds, of misschien opnieuw, als het ontstekingsmechanisme van de literatuur.
Contouren, Transit en Kudos zijn opvallend klein qua opzet: Faye, een schrijfster, reist, verhuist en reist opnieuw. Ze ontmoet mensen en luistert naar hun verhalen. Af en toe is er in die verhalen ook ruimte voor haar eigen leven. Ze is gescheiden, ze heeft twee kinderen, ze wordt verliefd. De ideeën die in de romans aan bod komen zijn echter opvallend groot. Cusk heeft het in Kudos over gerechtigheid, eerlijkheid, het goede en het kwade, waarheid en leugen. De verteller Faye bemiddelt tussen die twee niveaus. Door haar aanwezigheid als intellectueel en, in Kudos, door korte tussenkomsten in gesprekken, nodigt ze haar gesprekspartners uit om hun bestaan en ambities te vatten in een complex narratief. Vaak zijn haar gesprekspartners op de een of andere manier afgeweken van ‘de rechte weg’ en is hun ontmoeting met Faye de aanleiding om hun levensloop te ontwarren, om abstractie te maken van wat Dante het ‘dicht en donker kreupelhout’ noemde. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die mij zijn of haar levensverhaal ontvouwt zoals Fayes gesprekspartners dat doen: de blik is te helder, de woorden te zorgvuldig gekozen, de opbouw te bewonderenswaardig en de ideeën te precies. Cusk weert de klassieke verteller, en maakt van Faye op het therapeutische af een luisteraar, maar ze stileert met verve.
Aan de ene kant hou je van Faye, niet alleen omdat ze je laat meeluisteren naar wat mensen haar toevertrouwen, maar ook omdat ze, subtiel, een positie inneemt. In Kudos laat ze je bijvoorbeeld kennismaken met Linda, over wie hun uitgever zegt dat haar debuut ‘heel bemoedigende recensies’ heeft ontvangen. In tegenstelling tot de uitgever betuttelt Faye Linda niet. Ze beschrijft haar als ‘lang en week’, met ‘mollige armen en benen’ en een ‘rond, kwabbig gezicht’. Die genadeloze beschrijving kondigt geen competitie aan tussen de twee schrijfsters. Cusk zet via Faye een sterke spot op Linda en toont aan de hand van Linda’s anekdotes over haar huiselijke leven en haar ontmoetingen met andere vrouwen hoe je als schrijfster kunt worstelen met je vrouwelijkheid. Linda doet zo weinig mogelijk in het huishouden omdat ze zich dan zo onbelangrijk voelt dat ze daarna niet meer kan schrijven. Linda vergelijkt het krijgen van een kind met het overleven van je eigen dood. ‘Daarna kun je nog maar één ding doen: erover praten.’
Het is natuurlijk niet zo dat huishoudelijk werk per definitie een rem zet op creativiteit – en de kracht van het personage Linda ligt in haar tragikomische ernst. Tegelijk is het ook niet waar dat je de greep van de traditionele vrouwelijkheid zomaar van je kunt afschudden en ergens in de kleine uurtjes bevrijd aan een literair oeuvre kunt bouwen. Linda is een belangrijk personage omdat ze gevangenzit in de tang ‘zorg en ambitie’ en omdat ze laconiek beseft dat haar vrouwelijke lichaam altijd als vrouwelijk lichaam zal worden getaxeerd. Bij Cusk krijg je gelukkig geen stappenplan naar de bevrijding. Faye laat Linda met zelfspot over haar eigen make-upkunsten vertellen en opmerken dat ze er meestal in slaagt haar zelfvernietigingsdrang te bedwingen door te schrijven: ‘als ze schreef was ze binnen noch buiten haar lichaam: ze negeerde het domweg.’
Aan de andere kant wil je Faye soms door elkaar schudden omdat ze niet uitgebreider een mening opbouwt. Vlak voor de ontmoeting met Linda is de uitgever aan het woord. Cusk voert een jonge ambitieuze man op die ervan overtuigd is dat het hele concept van literatuur in vlammen is opgegaan en teksten uitgeeft voor consumenten die boeken kopen uit een zelfpijnigend snobisme. Hij vindt het vermakelijk dat de Divina Commedia op het internet ‘waardeloze rotzooi’ wordt genoemd en weigert het stichtend vermogen van literatuur te verdedigen. Als weerwoord merkt Faye op dat zijn opmerkingen ‘voorbijgingen aan het denkbeeld gerechtigheid, dat voor ons weliswaar onbevattelijke geheimen inhield, maar waarvoor ontzag [haar] altijd raadzaam had geleken’. Ze vindt dat gerechtigheid iets is ‘dat je als idee diende te respecteren’ en dat de uitgever Dante ‘te allen tijde moest verdedigen’. Terwijl ze haar gesprekspartners meanderende monologen laat afsteken, komt Faye hier zelf niet verder dan een vage opmerking die het morele kompas van de uitgever in twijfel trekt. Waarom vertelt ze ons hier niet wat zij als schrijver van de literatuur verwacht? Waarom ontleedt ze het begrip gerechtigheid niet?
Cusks antwoord zou misschien zijn dat ze wil dat de lezer zelf het werk verricht. Zoiets zegt ze althans in het interview met Van Gerrewey: ‘het gaat om de discipline die ik van de lezer verwacht. Niemand mag zomaar wat zitten fantaseren over mijn leven – het moet over het leven van de lezer gaan. Dat is de bedoeling van mijn romantrilogie: verbieden dat een dergelijke verbeelding de overhand neemt.’ Cusk dicteert niet, Faye is niet de gids van ons levenspad.
Als we, als gedisciplineerde lezer, het idee gerechtigheid volgen dat een spoor trekt door de verschillende verhalen in Kudos, komen we bijvoorbeeld aan bij de figuur van de gladde succesauteur die zijn doorbraak te danken heeft aan de lucratieve samenwerking met zijn oud-leerling. Het boek dat hem rijk had gemaakt was eigenlijk het proefschrift van de leerling, vertrouwt hij Faye toe op een receptie. ‘Als haar promotor had hij haar alle waardevolle raad op commercieel gebied gegeven die hij zelf nooit helemaal had opgevolgd, dus het mede-eigenaarschap van het project voelde uiteindelijk als gerechtigheid.’ Hier is het maken van literatuur nog verder verwijderd van het idee gerechtigheid dan in het verhaal van de uitgever die geen kudos overheeft voor Dante. Het systeem dat onze wereld bepaalt – het kapitalisme – bewerkstelligt het verworden van het oude collectieve waardestelsel, dat vroeger door de kerk werd beheerd, tot een visceraal en louter individueel voelt-goed-legitimering. Dat wil niet zeggen dat het vroeger beter was en ook niet dat er vandaag geen hoop is voor het individu.
In het laatste verhaal van Kudos duikt het idee gerechtigheid opnieuw en dit keer beklijvend op, omdat Faye er persoonlijk bij betrokken is. Ze wordt gebeld door haar zoon die van streek is omdat hij onterecht beschuldigd wordt van vandalisme wanneer er brand ontstaat in een zwembad, dat zich in het souterrain van een appartement bevindt. Huilend vertelt hij aan zijn moeder dat hij de hele nacht op de politie – de belichaming van law and order – heeft gewacht, maar dat die niet is gekomen. Hij voelt zich helemaal alleen en begrijpt niet dat de boze bewoners van het appartement zijn verhaal niet als verhaal aanvaarden: ‘ze vragen me allerlei dingen […] maar ze leggen geen verband tussen die dingen. Ze brengen ze niet in verband met wat ik al eerder heb verteld.’ Om hem te troosten vertelt zijn moeder hem dat hij zijn verhaal niet aan iedereen kan doen: ‘Misschien kun je het maar aan één iemand vertellen.’ Faye richt zich tot haar zoon en zegt hem dat zij naar hem zal luisteren, dat hij van haar gerechtigheid zal krijgen. De appartementsbewoners zijn te zeer in de ban van hun collectieve boosheid om echt te luisteren. Maar Cusk richt zich hier ook tot de lezer en zegt hen dat oprechtheid zich buiten het groepsgebeuren bevindt.
Het idee dat je je verhaal maar één iemand kunt vertellen, betekent dat je het niet aan een hele groep kunt vertellen zonder dat het iets anders wordt. Faye, als alter ego van Cusk, vertelt ons bijzonder weinig over haar leven. Ze geeft het woord aan anderen. Als lezer voelt het soms alsof je luistervinkt, ook al zijn de monologen te gestileerd om deel uit te maken van een echt gesprek. Door intieme gesprekken als opzet te nemen, vraagt Cusk aan al haar duizenden lezers om zich als individu tot de ontboezemingen van haar personages te verhouden. Het gaat haar niet om het koopkrachtige individu dat op eigen merites van alles en nog wat denkt te bereiken, maar om het individu als product van specifieke omstandigheden, dat een afstand tracht in te bouwen tot de rollen die de maatschappij hem of haar toeschrijft – een individu als Linda, dat al schrijvend loskomt van haar al te werkelijke lichaam.
Wachtend op een vorm
Faye zelf lijkt op het einde van Kudos ook uit haar lichaam te stappen. Na het gesprek met haar zoon, trekt ze haar kleren uit en gaat ze zwemmen in de zee. Anders dan de zwempartij van haar zoon is die van haar niet ongezien. Er zijn mannen op het strand en hoewel de meesten hun blik afwenden, zijn er ook die naar haar kijken. Een van hen plast grijnzend in het water. Faye ‘keek in zijn wrede, wellustige ogen en wachtte tot hij ophield’. Voor de recensent van The Guardian is dit een teleurstellend einde omdat er geen belofte op transformatie in schuilt. Je hoeft Fayes wachten echter niet te lezen als een samenvatting van haar passieve houding in heel de trilogie. In de laatste scène bevindt ze zich niet op een literaire receptie of onderweg naar een festival. In het water maakt ze geen deel uit van de maatschappij, het water is ‘een zuchtend beest’. Nam ze net nog de zorgende moederrol op, hier is ze alleen en ongenaakbaar, in het onpeilbare diepe. De kracht van deze transformatie ligt er niet in dat Faye haar moederrol op het strand heeft achtergelaten, ze keert er vast naar terug, maar dat ze naast moeder en schrijver en vrouw-als-object-voor-male-gaze ook iets anders is – een paar ogen in de zee, wachtend op een vorm.
Het slot van Kudos is voor mij krachtiger dan Cusks beschouwingen over het moederschap, vrouwelijkheid en schrijven in Coventry. Cusk is ook als essayist sterk in het analyseren van de conflicterende narratieven die ons binden. In het hoofdstuk ‘Nasleep’, bijvoorbeeld, heeft ze het over haar scheiding. Nu haar huwelijk voorbij is, wil ze de kinderen, ook al heeft ze zich tijdens haar huwelijk nadrukkelijk niet als moeder laten definiëren. ‘In de sentimentaliteit en het narcisme van het moederschap zag ik een bedreiging van de objectiviteit waaraan ik als schrijver juist grote waarde hechtte.’ Ook ziet ze in dat haar feminisme haar weinig heeft opgeleverd. Wat ze als feminist in de praktijk bracht, duidt ze, waren de mannelijke waarden die haar ouders en leerkrachten ‘met de beste bedoelingen’ op haar hadden overgedragen. Cusks beschouwingen zijn knappe essays omdat ze haar persoonlijke ervaring met genadeloze precisie aftoetst aan de ideeën en metaforen die we gebruiken om onze wereld betekenis te geven. We leven in een letterlijk ingestelde samenleving, stelt ze in ‘Aangelijnde leeuwen’. Ze doet die uitspraak als antwoord op een regisseur die zijn visie op de Medea geeft. Volgens de regisseur moet de kindermoord letterlijk in de hedendaagse bewerking waaraan ze samen werken. Cusk ziet dat niet zo. Ze houdt vast aan de metafoor en staat erop de speelruimte tussen ‘is’ en ‘als’ te verkennen. Cusks antwoord op de vraag wat vrouwelijk schrijven inhoudt, kan me echter niet overtuigen, misschien wel omdat ik er geen speelruimte zie. In ‘De zussen van Shakespeare’ klaagt ze met Virginia Woolf ‘het totale gebrek aan tolerantie’ aan voor onderwerpen als het huishouden, moederschap en het gezinsleven. Vrouwelijk schrijven zou deze onderwerpen moeten claimen en de schrijver zou ervoor het privilege van haar eigen kamer moeten opgeven en, net als Jane Austen, ‘haar oude plaats achter de deur in de zitkamer weer innemen’. Geef mij dan maar Faye, die haar eigen oceaan claimt.
Recensie: Kudos van Rachel Cusk door Sarah Posman.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.