Poëzie, Recensies

Lediging

Het hier. Gedichtenboek 1962-2022

Roger de Neef

Het hier van Roger de Neef (1941) is een mooi en stijlvol uitgegeven boek met een omslag in Yves Klein-blauw. Op de kaft staat als ondertitel: ‘Gedichtenboek 1962-1922’. Zestig jaar poëzie. Bijna zeshonderd pagina’s. Dat moeten De Neefs verzamelde gedichten zijn. Alleen staat dat er niet. Er staat heel algemeen, neutraal én eenvoudig mooi: ‘Gedichtenboek’. In zijn inleiding maakt De Neef snel duidelijk dat ‘verzamelde gedichten’ inderdaad de verkeerde ondertitel zou zijn geweest:

Ik beschouw deze verzamelbundel […] als een echt oorspronkelijk werk. Het zoekt naast de al bekende richting, zijn eigen weg. / De eertijds door de auteur uit handen gegeven gedichten werden opnieuw gewikt en gewogen. Na verloop van decennia werden rotte plekken, het geërodeerde taalgebruik, overbodige constructies, taalvulsel, leegstaande woorden, uitweidingen, zelfs hele bouwlagen en strofen gesloopt en waar nodig, vervangen door tegenkrachten.

De lange opsomming van activiteiten die verwijzen naar slopen, breken en wegnemen, maakt duidelijk dat de dichter zijn vroegere bundels intens heeft herlezen en ingrijpend heeft herschreven. Meer nog: ‘Meedogenloos heb ik me, al schrijvend en herschrijvend, tijdens deze oefening geledigd en geopend voor wat ik niet weet, vermoed en waar ik me over verwonder.’ De Neef weigert daarom te spreken van een ‘herziene’ druk. ‘Herzien’ is een veel te klein woord voor wat de dichter met zijn vroegere werk heeft gedaan. In plaats daarvan gebruikt hij poëticale termen als ‘ledigen’, ‘openen’, ‘niet weten’ en ‘verwonderen’. Het zijn termen die niet verwijzen naar louter technische ingrepen maar naar het poëtische creatieproces zelf. De lezer doet er dus goed aan de diepe ernst van de inleiding – geschreven door een dichter die leven en werk overziet in het licht van de dood – tot zich te laten doordringen voordat hij de bundel leest. De inleiding maakt er immers integraal deel van uit.

Toch is daarmee het probleem van het lezen van Het hier niet opgelost. Wat moet de lezer doen? Het ‘gedichtenboek’ lezen – als een oorspronkelijk werk ? Of moet hij er de oorspronkelijke bundels bijhalen en beginnen te vergelijken? In het kader van een professionele bespreking is alleen de tweede optie een gerechtvaardigde keuze, terwijl de eerste wellicht de enig juiste is.

Vergelijken dus. Een voorbeeld van de radicale herschrijving – of beter ‘lediging’ – die De Neef in Het hier doorvoert, is het volgende gedicht uit Vertelkunst van de bloemen (1985). In de oorspronkelijke versie luidt het gedicht als volgt:

 

Jawoord:

Het ruisen van de duiven

Het vloeibaar maken van adem en ruimte.

 

En in dit weelderig teken,

Dag na dag,

Zo zullen wij veranderen en verblijven.

 

Met lichamen van licht

Zullen wij ieder landschap verklaren

Want gij zijt mij en ik ben u.

 

Van alle getijden dit eerste getij:

Het enige, eenzame woord.

Ja. Wij zullen onze ogen verwisselen

En de wereld zal ons bekijken.

 

Zijt gij een vogel

Het boek dat open op de wolken rust.

Uw stilte ontgrendelt mij als licht

 

Gij zijt nabij en toch zo ver

Ik ben de veder

Gij het vers.

 

 

In Het hier is dit gedicht ‘geledigd’ tot:

 

Ben jij een vogel

het boek dat open

op de wolken rust

 

Je bent me nabij

en toch ver

ik ben de veder

jij het vers

 

Je kan dit inderdaad geen herschreven gedicht noemen. Dit is een ander, een nieuw gedicht. Niet alleen is het hiëratische ‘gij’ vervangen door het alledaagse ‘jij’ en zijn veel hoofdletters en punten verdwenen. Daarnaast is meer dan twee derde van het gedicht geschrapt, waardoor het een andere betekenis krijgt: terwijl de tweede versie veel lichter en speelser van toon is, gebalder van zegging – de twee strofen zijn bijna twee haiku’s – en een liefdesrelatie beschrijven, heeft de oorspronkelijke versie naast een erotische ook een poëticale en zelfs mystieke dimensie: ‘ja’ zeggen niet alleen tegen de geliefde, maar ook tegen de taal (‘dit weelderig teken’) en tegen iets dat het fysieke overstijgt (‘met lichamen van licht’). Er spreekt uit het originele gedicht een verheven opvatting van het dichterschap. De aangesproken ‘Gij’ is veel groter dan de ‘jij’ in de herschreven versie. Zelfs het beeld van de vogel als een boek heeft in de tweede versie niet langer de betekenis van het ‘boek van de natuur’ dat het in de originele versie zeker heeft. De dichter is niet langer de eenzame ontcijferaar van het geheime schrift van de wereld, maar ook en vooral een speelse aardse minnaar.

Het zijn ingrepen van een dichter die door de jaren heen niet alleen een andere, meer open en toegankelijke schrijfstijl ontwikkeld heeft, maar ook een andere poëtica en communicatie met zijn lezers heeft gezocht. In de inleiding zegt De Neef dat hij sinds het midden van de jaren tachtig evolueerde van een ‘afstandelijke en expliciet sacrale zegging’ naar een ‘uitgepuurde, menigmaal herschreven parlandopoëzie die men al hoort terwijl men ze leest […] met de kracht van een jazzsolo recht uit een instrument dat zich nabij of verscholen tussen de lezers/toehoorders bevindt.’ De verwijzing naar jazz is geen toeval. Zoals voor vele dichters en schrijvers die in de jaren vijftig en zestig debuteerden waren jazz en jazzmusici als Charlie Parker, Miles Davis, Thelonious Monk en anderen een poëticale referentie en een model van uitpuring en kristallisatie, van het zoeken naar een absolute expressie, tegelijk lichamelijk en spiritueel. Ook de nabijheid van de jazz tot de menselijke stem was voor de dichters een voorbeeld om uit de klassieke poëtische frasering te breken.

Nog een voorbeeld van een ‘lediging’. De gedichtencyclus ‘De dagen van de goede week’ uit de bundel Gestorven getal (1977) bestaat uit zeven gedichten. In Het hier werden vier gedichten volledig geschrapt en bestaat deze cyclus nog slechts uit drie (genummerde) gedichten: het derde, het zesde en het zevende. Het derde en het zesde werden volledig overgenomen (op de Ge/Gij-vorm, de hoofdletters en de leestekens na), terwijl het zevende gedicht zeer ingrijpend werd herwerkt. In zijn eerste versie luidde dit gedicht:

 

Soms vertaal ik de bomen

De koorts van de wind

Een oudere stem die aan mijn lichaam proeft.

 

Maar kijkend naar je lippen

Gedenk ik de ruimte

De ruimte die rimpelt als een vader.

 

Ook het oor een oorsprong gelijk

Is mij dierbaar en in de eeuwen oud.

Telkens de wereld mij opent

Onhoudbaar en doof als graan

Ondervraag ik het licht en sneuvel.

 

Van de vermoeidheid de moeder

En even nadrukkelijk de mateloze nacht,

Zo draag ik

Met handen die mij nauwelijks hebben gekozen

De verwondering in u binnen

Niets.   Niet vermoedend

Hoe een vrouw zich vermengt met het bloed van een vogel.  

 

 

Dit is de tweede versie – de ‘lediging’ – van dit gedicht in Het hier:

 

Soms gebruik ik

het enkelvoud van bomen een boom

vertaal de koorts van de wind

de andere stem

die mijn lichaam proeft

 

Soms draag ik

de verwondering in u binnen

niet vermoedend

dat jij je vermengt

met het bloed van een vogel.

 

Ook hier zorgen dezelfde vormelijke en inhoudelijke ingrepen als bij het eerste voorbeeld ervoor dat er een nieuw gedicht ontstaat, een andere communicatie met de lezer. De Neef is geen dichter die veel lawaai maakt. Hij houdt zich ver van het literaire gewoel. Toch werd hij in 1986 ongewild de inzet van een scherpe discussie in de Vlaamse poëzie. Voor zijn hogervermelde bundel Vertelkunst van de bloemen (1985) kreeg hij De Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Poëzie. Dat lokte een negatieve reactie uit van onder anderen dichter Herman de Coninck en de Leuvense hoogleraar en poëzierecensent Hugo Brems – op dat ogenblik een verdediger van de neorealistische poëzie – die zich niet kon vinden in het hermetisme en de barokke schriftuur van de bundel. In de bekroning van De Neef zagen zij een bevestiging van de idee van poëzie als het werk van een dichter die vanuit een ivoren toren en in een even ivoren geheimtaal zijn gedichten voor een selecte groep van lezers schrijft.

Die bewust gewilde verhevenheid van de vroegere poëzie wordt langzaam afgebouwd tot een eenvoudigere, meer uitgezuiverde en meer spreektalige poëzie. Wat opmerkelijk is, is dat De Neef in Het hier (en ook al in de door Hans Vandevoorde samengestelde bloemlezing uit 2003) zijn vroegere werk vanuit de nieuw verworven poëtica is beginnen herschrijven, of beter: hercreëren. Hij schrijft niet alleen een andere poëzie, maar voelt ook de dwingende noodzaak om in de bloemlezingen zijn vroegere poëzie diepgaand te herwerken. Want zoals gezegd is Het hier voor De Neef een origineel werk. Het draagt niet toevallig de titel van de recentste bundel van de dichter, die meteen het sluitstuk van het ‘gedichtenboek’ is. Je moet als lezer de bundel in zijn geheel lezen als een recent geschreven boek. Die opdracht staat echter op gespannen voet met de aanduiding ‘1962-2022’, want die wijst heel duidelijk op een tijdsverloop en dus een ontwikkeling. De vraag blijft dus waarom een dichter deze keuze maakt en zijn eigen stilistische en retorische ontwikkeling (voor een groot deel) uit zijn gedichten schrijft. Is de dwang van ‘het hier’ (en nu) zo enorm dat iedere geschiedenis moet worden uitgewist? Hoe moet je dit beoordelen? Wordt een gedicht beter met minder leestekens, minder hoofdletters en met ’je’ en ‘jij’ in plaats van ‘u’ en ‘gij’? Wordt het beter met minder retoriek en minder barok, met minder beelden en minder woordenspel? In hun nieuwe versie komen de gedichten inderdaad minder hiëratisch, plechtig en hermetisch over. Maar betekent dat ook beter? Waarom zou een dichter zijn gedichten herschrijven en tot op zekere hoogte zijn geschiedenis, zijn ontwikkeling, zijn wordingsproces ontkennen? Misschien is jazz ook hier het antwoord, in de betekenis van een niet eindigend proces van uitkristallisatie, het optreden na optreden zoeken naar de perfecte noot.

Reeds uit bovenstaande gedichten blijkt dat de poëzie van De Neef cirkelt rond een beperkt aantal universele thema’s, motieven, beelden en woorden: de afstamming van de ouders (en alle ambiguïteit die daarmee gepaard gaat), het lichaam en zijn vergankelijkheid, de existentiële eenzaamheid, het absolute verlangen naar de geliefde, een intense natuurervaring.

Deze opsomming van thema’s zou kunnen suggereren dat hij vooral met zijn eigen kleine schrijf- en leefwereld bezig is geweest. Niets is minder waar. Het epische gedicht ‘Now’s the time’, dat de bundel en dus ook het ‘gedichtenboek’ afsluit, is een mooi voorbeeld van De Neefs betrokkenheid op de wereld, in dit geval via de confrontatie met het werk van andere kunstenaars. Jean-Michel Basquiat (1960-1988) was een Afro-Amerikaanse neo-expressionistische beeldend kunstenaar van Haïtiaans-Puerto Ricaanse afkomst. Basquiat liet zich inspireren door graffiti-technieken om iets te zeggen over de werkelijkheid waarin hij leefde, een werkelijkheid vol geweld, racisme, onderdrukking en uitsluiting. ‘Now’s the time’ is bij uitstek een gedicht over het hier en nu.

 

Nogmaals jij

ik roep je erbij Basquiat

ik zoek je schaamte

ieder spoor van traagheid naar geweld

jouw geschiedenis van iedere minuut

 

Ik bekijk en lees

de beknopte chirurgie

van uitgeklede ledematen

de door jou toegebrachte wonden

met naaigaren gehecht

ik ruik jouw slanke steriele verf van krijt en slijm

ik onderzoek

jouw doorgestreepte geluiden

versleten woorden telkens

onder hoofdletters omgekomen

 

Het is ongetwijfeld het sterkste gedicht van de bundel. De titel ervan verwijst naar een nummer van Charlie ‘Bird’ Parker: de compositie Now’s the time uit 1945. De retorische zwaarte van De Neefs werk is afgenomen en dat omwille, zo beweert de dichter zelf, van een ervaring van de blues. Jazz is voor hem het ontsnappen aan structuren, zowel maatschappelijke als artistieke. Jazz is voor De Neef een kuur van herbronning en een streven naar authenticiteit. Het hier. Het nu. En is het niet daar dat het in de jazz om gaat? Dat kristallen ogenblik? Die zuivere noot? Zoals dit gedicht uit de bundel Luchthaven voor vogels (2010) dat eenvoudigweg ‘Gedicht’ heet:

 

 

Stilte

en licht

 

van links naar rechts

lees ik de beweging van water.

 

 

Poëzie als het verlangen om in dat nu-moment te zijn, in het hier. Maar dat is geen punt buiten de wereld. Het vliedt met de tijd mee. Dat maakt het gedicht over Basquiat duidelijk: het hier is het nu van de geschiedenis, van haar schreeuw en van haar pijn, van haar hoop en haar bevrijding.

PoëzieCentrum, Gent, 2022
ISBN 978-90-5655-310-4
608p.

Geplaatst op 23/06/2023

Tags: Charlie Parker, Hans Vandevoorde, Herman De Coninck, Het hier, Hugo Brems, Jazz, Jean-Michel Basquiat, Miles Davis, Roger de Neef, Thelonious Monk

Categorie: Poëzie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.