Margot in Wonderland

Mazzel tov. Mijn leven als werkstudente in een orthodox-joodse familie

Margot Vanderstraeten

Het eerste wonder is de oprechte verwondering: je treedt in de joodse wijk in Antwerpen een deur binnen en je bevindt je, zoals Alice, in een volslagen andere wereld. Het tweede is het feit dat de niet-joodse Antwerpenaren na meer dan achthonderd jaar joodse aanwezigheid in de stad, na honderden lezingen, discussies, cursussen en talrijke boeken, artikels en tv-uitzendingen over hun joodse buren, nog steeds bitter weinig over hun godsdienst, cultuur en vaak dramatische geschiedenis lijken te weten.

Maar nu stapt de studente Vertalers en Tolken Margot, op zoek naar een bijverdienste, toch deze wereld binnen en werkt er zes jaar lang met de kinderen van het gezin Schneider. Ze doet dat met hoofd en hart, want waar het in het begin louter om bijlessen gaat, wordt al gauw duidelijk dat ze een cruciale rol begint te spelen in het leven van twee orthodox-joodse tieners, zodat ze van juf en ‘opvoedster’ langzamerhand een vriendin en vertrouwenspersoon wordt, een jonge volwassene op wie ze, ondanks de culturele en religieuze verschillen, volkomen kunnen rekenen.

Meer nog: omdat Margot zowat de enige intieme contactpersoon uit die andere wereld van de niet-joden is, kunnen die tieners ook een beetje inzicht krijgen in hun omgeving. Ze praten Frans en Ivriet (het moderne Hebreeuws), bezoeken een orthodox-joodse en zionistische school (Yavne), zijn lid van de uiteraard volgens sekse gescheiden joodse jeugdbeweging, brengen hun vakanties vaak door in Israël en leven in feite in een zuil in de strikte betekenis van die term. Wat voor hen vanzelfsprekend is, met name een door de ouders en geloofsgenoten streng toegepaste en, vooral, door de Allerhoogste uitgevaardigde manier van denken, voelen en handelen, blijkt in de niet-joodse buitenwereld op onwetendheid en zelfs afkeer te stoten. Zo voelen de kinderen het althans aan.

Ze vinden het bijvoorbeeld vreemd dat Margot haar katholieke verleden heeft opgegeven en atheïst is, als het ware zonder G-d (orthodoxe joden schrijven de naam van de Heer nooit voluit en spreken die niet uit) noch gebod, en toch zo’n warm, intelligent, geestig en betrouwbaar medemens geworden is.

Stap voor stap wordt deze niet-joodse lerares in de orthodoxe gebruiken en opvattingen ingewijd, en groeit deze roman uit tot een overtuigend verhaal van de invloed die deze ‘oudere zus’ uitoefent op de jonge Elzira, volgens iedereen de slimste van de vier kinderen, die echter met haar dyspraxia, zeg maar genetisch gegenereerde onhandigheid te kampen heeft. Margot leert haar bijvoorbeeld te fietsen en, over het algemeen, haar zwakke zelfvertrouwen op te bouwen en (bege)leidt haar met veel tact en inzicht tot aan de drempel van de volwassenheid.

De beschrijving van deze relatie behoort tot het beste wat deze erg leesbaar geschreven, soms geestige roman te bieden heeft. Maar ook de ietwat discretere relatie met haar oudere broer, met wie Margot, de vlotte pen, een niet zo koosjer handeltje in essays voor leerlingen van de middelbare school opzet, is boeiend, want hier speelt de ontluikende seksualiteit van de puber onvermijdelijk een rol, uitgerekend in een milieu waar de verhouding tussen de seksen bijzonder delicaat is.

‘Ge moogt nooit veralgemenen’

Wijlen Louis Davids, de hoofdredacteur van het Antwerpse Belgisch Israëlitisch Weekblad en kernlid van de Joods-Christelijke Contactgroep, reageerde op verhalen over incidenten met minder vriendelijke joden altijd met de uitroep: ‘Ge moogt nooit veralgemenen!’ Hij had uiteraard gelijk.

Het is dan ook een grote verdienste dat Margot Vanderstraeten (1967) altijd verder gekeken heeft dan haar onmiddellijke omgeving, zodat het duidelijk wordt dat men inderdaad nooit over ‘de joden’ en nog minder over ‘de joden van Antwerpen’ mag spreken, want het onderscheid tussen bijvoorbeeld de ultraorthodoxe Chassidim, de modern orthodoxen (zoals de Schneiders), de liberale en zelfs vrijzinnige joden is voor insiders zo groot en zo duidelijk dat ze deze veralgemening door outsiders gewoon niet begrijpen.

Daarom verbaast het me een beetje dat Vanderstraeten af en toe wél veralgemeent, bijvoorbeeld in verband met de katholieken, de Vlamingen en de pro-Palestijnse linkerzijde, alsof men daar niet ook moet onderscheiden. Natuurlijk bestaan er, zoals er onvriendelijke joden zijn, te veel vooringenomen, bekrompen, zelfs racistische en antisemitische niet-joden, maar ze plaatst die opmerkingen en incidenten niet in dezelfde context waarin ze bepaalde negatieve uitlatingen van haar joodse leerlingen over de anderen begrijpt en nuanceert.

Dat heeft wellicht ook te maken met de structuur van dit boek: Vanderstraeten citeert terecht de subjectieve uitspraken van de ouders en kinderen Schneider ongefilterd, maar daarop volgen dan uitvoerige passages met objectieve informatie over het orthodoxe jodendom, bijna alsof er twee boeken in elkaar zijn geschoven: een essay over de religieuze en culturele gebruiken van orthodoxe joden én het meeslepende en ontroerende verhaal van haar vriendschap met die ene familie.

Af en toe doorbreekt de auteur dit met kritische vragen over de geslotenheid van de gemeenschap, de rol van de vrouw en zelfs de behandeling van de Palestijnen door het door hen verheerlijkte Israël. Maar verder dan een ontkenning of een dooddoener als ‘daar begrijpen jullie [niet-joden] niets van’ raakt de discussie niet.

Tussen Jacques Gutwirth en Oscar Mandel

In 1970 publiceerde de Antwerps-joodse godsdienstsocioloog Jacques Gutwirth de magistrale studie Vie juive traditionelle. Dit boek was het resultaat van een maandenlang verblijf bij een ultraorthodoxe familie. Gutwirth beschrijft niet alleen de geloofspunten, rituelen, feesten, gebruiken, kledij en gewoonten van de Antwerpse Chassidim die we ook in het boek van Vanderstraeten terugvinden, maar plaatst die zowel in een historisch perspectief (waar komen al deze religieuze symbolen en tekens vandaan?) als binnen de Joodse mystieke traditie van de Kabbala. Nu kan noch mag je de Schneiders met deze Chassidim verwarren, maar ze zijn wel ontsproten aan dezelfde stam.

Waar Gutwirth een niet-gelovige jood kan worden genoemd, komt een andere Antwerpse jood, Oscar Mandel, auteur en literatuurcriticus aan de Caltech University in Californië, helemaal uit hetzelfde modern orthodoxe milieu als de Schneiders. Alleen heeft hij zich, in tegenstelling tot de Schneiders, al heel vroeg van het religieuze jodendom afgekeerd. Door gelovigen wordt hij als een afvallige beschouwd, maar voor iemand die zich, zoals Mandel, op de Verlichting beroept, hebben zulke termen geen enkele betekenis.

In Jood zijn of niet (2017) beschrijft Mandel zijn religieuze en levensbeschouwelijke ontwikkeling van zijn jeugd in het vooroorlogse Antwerpen tot aan de periode van zijn vlucht voor de binnenrukkende nazi’s.

Wanneer je het boek van Vanderstraeten binnen dit kader leest, dat wil zeggen tussen een wetenschappelijk historische studie en het autobiografisch essay van een gewezen modern orthodox, krijg je een beter inzicht in de complexiteit van de joodse identiteit en traditie aan het einde van de twintigste en het begin van de eenentwintigste eeuw.

Maar het blijft de verdienste van de auteur dat ze binnen een zo complexe materie nooit de focus op de menselijke aspecten van ons samenleven in een multiculturele, diverse maatschappij uit het oog verliest. ‘Mazzel tov’ (gefeliciteerd!) is niet alleen de titel van het boek, maar ook de correcte reactie op dit levensavontuur en het verhaal erover.

Links

Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2017
ISBN 9789045033853
335p.

Geplaatst op 10/08/2017

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.