Poëzie, Recensies

‘Nu speelt ze zichzelf in de reboot van de spin-off’

Slangen

Dominique De Groen

Het stond in de sterren geschreven. Na Offerlam waagt Dominique De Groen zich ditmaal aan de tegenhanger van de onschuld en verkent zij de gedaanten van het kwaad. Slangen voert overdadig de slang ten tonele, een dier dat in tal van mythologieën wordt geassocieerd met wijsheid maar ook met slinkse manipulatie. In onze christelijke traditie staat de slang specifiek symbool voor de verleiding, het kwaad en de verdrongen seksualiteit die onophoudelijk om de hoek schuilen en de mens uit zijn oorspronkelijke paradijs hebben verdreven.

Dat De Groen in haar jongste bundel dat beeld overneemt maar tegelijk ook doelbewust omkeert is niet zo verwonderlijk. Haar offerlam was al evenmin enkel een weerloos slachtoffer, maar evenzeer een masochistische creatuur vol dubbelzinnigheden; met de slangen in haar gedichten is het niet anders gesteld. Hoogst dubbelzinnig staat de slang voor de verleiding maar ook voor de angst, voor wat aantrekt en afstoot tegelijk. Het dier symboliseert bij uitstek het abjecte, datgene wat ons lichamelijk doet huiveren doordat het het veilige onderscheid tussen subject en object ondermijnt. Er is de angst voor de beet of de wurggreep, maar meer nog de huiver voor de glibberige huid, voor het vormloze lichaam dat zich eindeloos kronkelt, voor de vervelling en de reïncarnatie in een zoveelste nieuw wezen. Dat slangen frequent opduiken in horrorscènes en nachtmerries hangt met die permanente transformaties samen. In die zin verbeeldt de slang de mogelijkheid tot verrijzen en vernieuwen maar tegelijk ook de dreiging van desintegratie en verminking (de symbolische castratie uit de psychoanalyse). Daarenboven zijn reptielen wezens die veel ouder zijn dan de mens, nauw verbonden met de essentie van de aarde. Kortom, in het beeld van de slang komen erg uiteenlopende, zelfs tegenstrijdige beelden en voorstellingen samen, die zowel betrekking hebben op onze encyclopedische (biologische of mythologisch-religieuze) kennis als op onze fundamentele lichamelijke en emotionele reacties. Dat intrigerende netwerk van motieven vormt de motor achter deze reeks gedichten, en in die zin is de meervoudsvorm in de titel veelbetekenend. De bundel laat overigens ook typografisch tal van slangachtige figuren zien, van de Escher-achtige omslag tot de kleine typografische kronkels die de fragmenten van dit lange epos onderbreken.

Hoe dan ook fungeert de slang in deze bundel als een soort van symbolisch icoon, een beeld dat de sleutel vormt tot een omvattend wereldbeeld. De Groen creëert in haar bundel inderdaad een volstrekt uniek universum, dat associaties oproept met de reële wereld en haar persoonlijke leven, maar evenzeer met de wereld van de film, de sociale media, horror en fantasy, en dat ook nog eens combineert met de oneindige weetjes- en roddelmachine die het internet is. Vanaf de openingsbladzijde zien wij – want de beeldentaal is ontzettend visueel – een (naamloze) vrouw haar opwachting maken in een onwezenlijk tropisch landschap, dat zowel verwijst naar Vegas en Malibu (de Amerikaanse droom die voor zovelen een nachtmerrie is gebleken) als naar ‘nepdiamanten piramides’: het lijkt wel het artificiële decor van de een of andere Hollywoodproductie. Op die manier wordt de illusie van een herkenbare realiteit gewekt, maar tegelijk uitvergroot tot een wereld waarin diverse vormen van verbeelding een wezenlijke rol spelen. Het centrale personage incarneert op vergelijkbare wijze zowel een hedendaagse vrouw als een incarnatie van de legendarische Cleopatra of een dubieuze diva die is gemodelleerd op Britney Spears en soortgenoten. Niets is, met andere woorden, gewoon maar wat het lijkt. Elk niveau van de werkelijkheid verbergt een ander betekenisniveau, en al die virtuele realiteiten nemen uiteindelijk haast bodemloze proporties aan: ‘nu speelt ze zichzelf in de reboot van de spin-off van de / reality show / geïnspireerd door de fictiereeks die haar lang geleden tot / ster maakte’. Alles is beeld op beeld, uitwendigheid, fake. Tragisch genoeg gaat het lyrische ik net in dat cynische besef krampachtig op zoek naar een eigen profiel, naar sporen van wat men een ‘identiteit’ zou kunnen noemen. De zonet beschreven vrouw en de ik gaan naadloos in elkaar over, om meteen daarop weer te ontkoppelen tot ‘anderen’, vreemd voor elkaar. Het ik is geen vanzelfsprekend gegeven maar een entiteit die tot stand komt door het opnieuw ensceneren van scènes uit videoclips, van fragmenten uit popsongs en literaire teksten, van filmfragmenten en iconische beelden. Het zijn evenveel vormen van vervellen, zoals de slang haar versleten huid afwerpt om een nieuwe levensfase aan te vatten. Halverwege de bundel is overigens nadrukkelijk een fragment opgenomen met een haast eindeloze lijst van slangensoorten.

Dat lyrische ik krijgt in de loop van de bundel weliswaar steeds meer reliëf, maar dat gebeurt via een uitdijende stroom van telkens voorlopige en elkaar tegensprekende identificaties. Bovendien wordt de lezer er herhaaldelijk aan herinnerd dat hij eigenlijk het script van een soort van documentairefilm leest (met regieaanwijzingen). De Groen heeft haar verhaal inderdaad met grote zorg samengesteld, geknipt en gemonteerd. De fragmenten zijn stilistisch erg gevarieerd, van droge opsommingen tot barokke, breed uitwaaierende zinnen. Verhalende scènes worden afgewisseld met lyrische beschrijvingen, min of meer realistische gebeurtenissen met visionaire escapades. Vooral die bruuske botsing van registers en poëtische vormen maakt de lectuur van Slangen tot een onweerstaanbaar avontuur.

Vrijblijvende ontspanningsliteratuur is De Groen echter vreemd. Net zoals in haar eerdere bundels gebruikt zij haar personages om algemenere kwesties aan te kaarten. In dit geval is de tragiek zo mogelijk nog intenser dan voorheen. De vrouwen die ditmaal worden opgeroepen zitten hopeloos gevangen in een verregaande waanzin en depressie, ten prooi aan de bedreigende krachten buiten hen maar ook en vooral aan de inwendige spanningen. Dat uit zich in zelfverminking en in bijzonder gewelddadige fantasieën waarin seksualiteit en dood versmelten. Die psychische en lichamelijke gruwel wordt doelbewust opgeroepen in beelden die voor veel lezers ‘vies’ en ‘gruwelijk’ zullen aandoen. De horror en de overdrijving maken echter inherent deel uit van deze schriftuur, die net het excessieve in onze maatschappij wil blootleggen. Het fetisjkarakter van vrouwen in de media wordt zo uitgespeeld én aan de kaak gesteld, want zelfs het postfeministische activisme blijft worstelen met de dubbelzinnigheid van idolen als Spears. Kracht gaat blijkbaar onherroepelijk gepaard met exhibitionisme, verleiding met geweld, actieve uitstraling met een verlangen om bekeken en bewonderd te worden… De vrouwenfiguren in Slangen symboliseren zo tastbaar mogelijk de tragische held van onze tijd: tegelijk een slachtoffer en een dader, met een obsessionele drang naar theatraliteit maar tegelijk ook met een onvoorstelbare wil om uit de band te springen, om te ontsnappen aan de beelden die door anderen worden gecreëerd en uitgedragen. Dat existentiële pessimisme wordt, net als in Shop Girl, verbonden met een historische kijk op de vrouwenbeweging, met een kritische analyse van het laatkapitalistische denken en met de overtrokken pretenties van de mens in het universum.

Dat alles is uiteindelijk het achterliggende project van Slangen. Hoe een identiteit te denken en te beleven die verder reikt dan een opgelegd conformisme? Hoe een identiteit te construeren die het statische en verstenende weet te overwinnen? Hoe een persoonlijke identiteit te verzoenen met aandacht voor de wereld en de medemens? Het zijn bijzonder ambitieuze vragen die niet zomaar op te lossen vallen. Toch is de protagonist in de bundel gaandeweg minder pessimistisch en lijkt ze haar initiële depressie te overwinnen. Aan het einde van Slangen staat een reeks van ‘Zeven meditaties voor volle maan’, waarin de beklemmende atmosfeer gaandeweg overgaat in de belofte van een nieuwe maan, en waarin de slang resoluut haar traumatiserende vellen van zich afgooit. De slotbladzijden evoceren zelfs een soort van kosmisch visioen dat uitzicht lijkt te bieden op een fundamenteel ‘ander’ bestaan. Het blijft allemaal vaag en nogal esoterisch, maar de contouren van een alternatief zijn er blijkbaar wel.

 

Deze bespreking verscheen eerder in Poëziekrant, jaargang 47 (2023), nr. 1

het balanseer, Gent, 2022
ISBN 9789079202867
40p.

Geplaatst op 02/03/2023

Tags: Dominque De Groen, Feminisme, Kapitalisme, Seksualiteit, Slangen

Categorie: Poëzie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.