Recensies, Strip

Ontsnappen aan je klasse

Orwell

Eton-student, agent, proleet, dandy, militieman, journalist, rebel, romanschrijver, excentriekeling, socialist, patriot, tuinman, kluizenaar, visionair

Pierre Christin en Sébastien Verdier (vert. Peter de Raaf)

Een loot aan de duizendknoop van het beeldverhaal die de laatste jaren populairder begint te worden, is de graphic biography. Die werken zijn als graphic novel uitgegeven boeken, volumineus, prijzig en ze vertellen het levensverhaal van (in de regel) bekende mensen. Anne Frank, Vincent van Gogh, Johnny Cash, Egon Schiele, Andy Warhol, Charlie Parker, Rembrandt, Leonora Carrington, David Bowie, Fidel Castro, om er maar een paar te noemen. Het genre is een toegankelijke manier om kennis te maken met iemands leven en werk, kost minder tijd en inspanning dan een chique biografie van 600-plus-pagina’s-en-dan-moeten-de-noten-nog-komen. En de uitdaging om in beeld weer te geven wat iemand voor de muziek betekend heeft, om maar iets te noemen, levert soms heel inventieve werken op. Ander voorbeeld: de stijl van de tekenaar die worstelt en danst met de stijl van de beeldend kunstenaar kan een heel fraai duet opleveren.

The man to beat op het gebied van graphic biographies is de Duitser Reinhard Kleist. In een moordend tempo maakte hij boeken over Elvis, David Bowie en Nick Cave, maar ook schilders, sporters en Fidel Castro. Kleist maakt zijn werken van onderop: hij kijkt op naar zijn subject en vertelt een verhaal vanuit dat fandom. Hij bewondert en soms vereert hij zelfs. Het resultaat is best leerzaam en onderhoudend, maar de uitgaves overtuigen mij door die horigheid niet als opzichzelfstaande werken.

Het genre bevat ook graphic biographies die meer in de richting van een graphic novel gaan, een meer autonoom kunstwerk dat het leven van iemand als uitgangspunt neemt om er een eigen draai aan te geven. Denk bijvoorbeeld aan Breccia & Oesterhelds Che (1968), of Rembrandt van Typex (2014). Hoewel ik die werkwijze interessanter vind, kleeft daar ook weer een bezwaar aan: je verwacht een en ander te weten te komen over het leven van de titelheld, maar de auteur gaat zelf in je blikveld staan, ontneemt je zo het zicht.

Een terugkerend probleem is dat een graphic biography vaak in dienst staat van het levensverhaal van de geportretteerde. Nogal wiedes, kan je daarop zeggen, het is een biografie, maar dan zal ik proberen iets beter uit te leggen wat me dwarszit. De werken zijn toegankelijke en makkelijke toegangen tot het werk van de geportretteerde. Ze leren de lezer over leven en werk op een aansprekende en uitnodigende manier. Als je het boek uit hebt, ben je geprikkeld om meer van de geportretteerde te gaan lezen, kijken of luisteren, of je verder te verdiepen in diens leven door een meer uitputtende biografie te zoeken. De biografie zelf laat echter nauwelijks indruk achter, die is dienstbaar en verdwijnt achter het indrukwekkende postuur van de geportretteerde.

Dat is een gemiste kans, omdat er niets op tegen is om het genre, de biografie dus, op eigen benen te laten staan. Dan moet het werk wel op zijn merites als biografie beoordeeld kunnen worden. De lat ligt dus hoog: pas wanneer zowel de biografie als de graphic novel overtuigt, kunnen we spreken van een geslaagde graphic biography.

 

George Orwell

Toen de graphic novel Orwell verscheen, was ik aanvankelijk sceptisch. Orwell beleeft de laatste jaren een soort revival (en dat zegt helaas veel over deze jaren). Er zijn mooie verstrippingen gemaakt van 1984 (door bijvoorbeeld Fido Nesti en vooral Xavier Coste) en Animal Farm, en ook buiten de boekenwereld is hij ruim aanwezig. Zowel door links als door rechts wordt Orwell met instemming aangehaald, als criticaster van totalitaire systemen of van woke taalgebruik. Orwell leidde een uitzonderlijk leven waar elke biograaf zijn vingers bij af zou likken. Die biografieën zijn er gelukkig ook en Orwell zelf schreef geweldige dagboeken en reisverslagen. Wat kan daar in stripvorm nog aan toegevoegd worden?

Orwells avontuurlijke en veelzijdige leven wordt bondig weergegeven in de ondertitel, die luidt: Eton-student, agent, proleet, dandy, militieman, journalist, rebel, romanschrijver, excentriekeling, socialist, patriot, tuinman, kluizenaar, visionair. Een kleine kanttekening hierbij is dat ‘proleet’ als vertaling van ‘prolo’ weliswaar ook een verkorting is van prolétaire/proletariër, maar dat er in het Nederlands een veel zwaardere negatieve connotatie aan hangt. Een ‘proleet’ is eerder iemand zonder beschaving dan iemand zonder bezit. Als vertaling ware ‘proletaar’ beter geweest, een woord dat nog uit de dagen van Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst stamt – of desnoods ‘proletariër’.

In een bespreking van een graphic biography moet je het leven van het subject niet helemaal gaan navertellen, maar ik wil toch even aangeven waarom Orwells leven zo de moeite waard is. Geboren in 1903, werd hij een slimme jongen, die met ondersteuning naar de chique middelbare school Eton kon. Hij kiest daarna niet voor de geijkte weg, met name de universiteit, maar wordt politieagent in de Britse kolonie Birma. Vervolgens duikt hij in de zogenaamde lagere milieus, door in Parijs tussen de krottenwijkbewoners te leven, in London tussen de zwervers, en in Noord-Engeland bij de mijnwerkers. Daar raakt hij meer en meer overtuigd van de noodzaak van sociale hervormingen en trouwt hij met Eileen O’Shaughnessy. In 1937 vertrekt hij naar Spanje, waar de Burgeroorlog was uitgebarsten: ‘Ik ga niet naar Barcelona om te schrijven, maar om te vechten. Er zijn al genoeg journalisten die onzin vertellen,’ staat in dit boek. Hij komt min of meer toevallig terecht in een militie van de POUM, een niet-communistische maar eerder trotskistische groepering, en denkt dat iedereen in republikeins Spanje eensgezind tegen de opstandelingen vecht, maar vergist zich daarin. Hij krijgt  in de loopgraven een kogel in zijn keel en het wordt hem na zijn herstel duidelijk dat hij als vermeend trotskist nog meer gevaar loopt. Hij verlaat Spanje weer en schrijft met Homage to Catalonia het beste, meest lucide boek over de burgeroorlog. Daarna probeert hij in de Tweede Wereldoorlog dienst te nemen, maar zijn gezondheid speelt hem parten, dus doet hij andere klussen en voltooit zijn satire Animal Farm, een antistalinistisch pamflet dat hem bekend maakt. Hij krijgt een afkeer van politiek, loopt warm voor tuinieren (rozen kweken), krijgt een hekel aan grote steden en lawaai en verlaat tegen het eind van de oorlog Londen met zijn geadopteerde zoon. Zijn vrouw overlijdt en de laatste vijf jaar leeft Orwell met zijn zus, op het eiland Jura, voor de Schotse kust, en schrijft verder. Zijn meesterstuk 1984 voltooit hij vlak voor zijn overlijden aan tbc in 1950.

 

Laatste boek van een oude rot

Wie bedenkt nou dat het een goed idee is om Orwells leven in stripvorm te gieten? De scenarioschrijver is Pierre Christin, een (heel) oude rot in het vak. Geboren in 1938, van opleiding politicoloog en werkzaam als hoogleraar journalistiek in Bordeaux, schrijver van romans, essays, toneel en meer, die via jeugdvriend Jean-Claude Mézières scenarist van strips werd. Hun gezamenlijke reeks over tijd-ruimteagent Ravian werd een wereldwijde hit. Hij werkte ook voor tekenaars als Jacques Tardi, Boucq en vooral Enki Bilal. Voor hem schreef hij De jacht (1983), over reactionaire sovjet-kopstukken op hun retour, en De falangisten van de Zwarte Orde (1979), over twee groepen bejaarde veteranen van de Spaanse Burgeroorlog die in de jaren na Franco’s overlijden de strijd voortzetten. Vlak voor de publicatie van de Nederlandse vertaling van dit boek, in oktober 2024, overlijdt Christin op 86-jarige leeftijd (het Franse origineel werd in 2019 gepubliceerd). De Engelse vertaling is van eind mei 2021. Heel fijn is dat deze Nederlandstalige uitgave op iets groter formaat is uitgebracht dan de Engelse versie.

Tekenaar Sébastien Verdier (1972) is een mij onbekende, autodidactische striptekenaar, die met dit boek de oude meester Christin een grote dienst heeft bewezen. Hij tekent immers geweldig, op een heel realistische en toch soepele manier. Hij heeft oog voor technische details (hoewel hij op p. 72 volgens mij een trein op het verkeerde spoor laat rijden), maar ik vind het vooral zo mooi dat hij zijn personages op gelijke, waarheidsgetrouwe wijze tekent. In veel strips kan het gebeuren dat de hoofdpersonages redelijk figuratief of karikaturaal getekend zijn, maar als zij een ‘echt’ iemand tegenkomen, wordt dat personage opeens heel realistisch en statisch getekend, om maar vooral aan de lezer duidelijk te maken dat dit een bestaand iemand is. Dat doorbreekt voor mij vaak op een heel hinderlijke manier de vierde wand, omdat de echte wereld en de stripwereld kennelijk niet vloeiend in elkaar over kunnen gaan. En zo zijn we natuurlijk niet getrouwd, de fictie en de lezer. Je kan niet zomaar gaan doen alsof er tussen de strip, de fictie dus, en de werkelijkheid van de lezer nog een laag zit, die van een soort getekende werkelijkheid, die afsteekt tegen de stripwereld èn de werkelijkheid. Nou, het kan natuurlijk wel, maar het is vrij specifiek. Als je geen idee hebt waar ik het over heb: als Willy Vandersteen zichzelf in Suske en Wiske-verhalen schrijft, tekent hij zichzelf altijd heel serieus, maar wel precies in die hoedanigheid: als laag tussen de wereld van Wiske en de wereld van de lezer zit dus nog de tekenaar. In veel strips, en zeker historische, zie je een duidelijk verschil tussen fictionele en werkelijke karakters. In dit boek is dat niet zo; het lijkt wel of alle karakters met evenveel precisie getekend zijn, dus ook de passanten en de bladvullingpersonages hebben karakter en ‘smoel’.

Door het gebruik van kleur en door samenwerking vergroten Christin en Verdier het bereik van hun beeld. Zo zijn er de tamelijk realistisch getekende passages, in zwart-wit, die het levensverhaal van Orwell getrouw volgen. Dit zwart-wit wordt op momenten aangevuld door details in een enkele steunkleur, die vaak een thematische betekenis of een emotionele lading biedt. Als er gebruik wordt gemaakt van vuurwapens, worden zowel de onomatopeeën als het bloed in rood afgedrukt. En de stukken waarin delen van Orwells boeken worden verbeeld, zijn geheel in kleur. Een heel opvallend onderdeel van dit boek is dat er gastbijdragen in zijn opgenomen. Passages die niet door Verdier zijn getekend, maar door andere tekenaars die Christin nog in zijn adresboekje had staan.

Deze samenwerkingen hebben volgens mij een andere functie. Grote namen Blutch, Enki Bilal, Juanjo Guarnido en Manu Larcenet, en André Juillard droegen bij aan dit boek door één tot vier pagina’s te tekenen in hun eigen stijl (die dus opvallend afwijkt van de stijl die Verdier voor de rest van het boek gebruikt) en daarbovenop: in full colour. Voor het vertelde zijn ze van geen enkel belang, ze werken juist als stoorzender.

 

Orwell schreef niet zonder te leven

Pagina 128 is een voorbeeld van de finesse van deze graphic novel. Orwell zit aan tafel met de redactie van een tijdschrift, hij in zijn uniform van de Civil Guard waar hij zich voor had aangemeld toen het reguliere leger hem vanwege zijn tbc weigerde. Orwell struint die dagen en nachten door de stad, terwijl de Duitsers Londen flink bombarderen. Een redactielid vraagt hem of hij niet bang is tijdens die tochten. Hij ontkent, wat een ander de opmerking uitlokt dat hij als ‘old Etonian’ wellicht vanuit een bepaald snobisme denkt dat hij veilig is voor bommen. Een vileine vraag natuurlijk, en Orwell heeft in Spanje al gemerkt dat hij niet veilig is voor vijandelijk vuur. Hij antwoordt echter: ‘Dat zou best kunnen. Je ontsnapt tenslotte niet aan je klasse.’ Zijn gezichtsuitdrukking is neutraal.

Dit antwoord is heel dubbelzinnig, want enerzijds is Orwell inderdaad op Eton geweest, met een beurs, en heeft hij daar gemerkt dat hij tussen de higher middle class en hoger uit de toon viel. Daarna heeft hij juist getracht om tussen het proletariaat en de zwervers in Parijs en Londen te leven, waar hij altijd opviel door zijn bekakte accent. En op dit moment in de oorlog is hij correspondent voor diverse kranten, sergeant bij de burgerbescherming én radiopropagandist voor de koloniale BBC. Als er iemand is die heen en weer springt tussen sociale klassen, is hij het wel. Anderzijds zit er misschien ook voor hem een kern van waarheid in, een verwijt dat veel meer socialisten en revolutionairen uit de betere standen krijgen, namelijk dat onderaan de streep er toch een verschil is tussen een zwerver, een journalist en een Etonian. Diep in je hart, of in je sociale vangnet, of in de waarneming van anderen. Ik denk dat in dit soort scènes de kracht van deze graphic biography zit. Je kan er prima overheen lezen, maar je kan er ook langer bij stilstaan. In geschreven tekst zou dat dubbelzinnige uitgespeld moeten worden en in een film ontkom je er maar moeilijk aan de mimiek van Orwell weer te geven.

En toch, af en toe steekt het gemis aan aandacht voor het literaire werk de kop op. Natuurlijk hebben Verdier en Christin getracht dat te compenseren door te citeren uit Orwells boeken en laten ze hun gasten juist aan die boeken hun interpretatie geven, maar de werken zelf blijven daarmee toch onderbelicht. Daar zijn allemaal goede argumenten voor te verzinnen (ruimtegebrek, bijvoorbeeld) maar het blijft toch een gemis. Bij Orwell zijn leven, werk en eigenlijk de hele twintigste eeuw nauw met elkaar verbonden. Orwell schreef niet zonder te leven en andersom evenmin.

 

Donkere kant

Biografie, schreef Orwell ooit zelf in een stuk over Salvador Dalí, is zinloos als het niet ook de donkere kant van iemand blootlegt. Wat misschien een gemiste kans is, is dat de auteurs een verhaal uit Orwells einddagen negeren. Het verhaal gaat dat hij aan het eind van zijn leven een lijst opstelde van min of meer bekende mensen die hij verdacht van communistische sympathieën. Deze lijst is in verkeerde handen terechtgekomen en heeft veel schade berokkend aan de mensen die erop stonden, aangezien de naoorlogse afkeer van communisten niet alleen in Amerika onder McCarthy heksenjachtige vormen aan begon te nemen. Verried Orwell met deze lijst zijn idealen, zijn kameraden, was hij rechts geworden, of was het zijn al bijna tien jaar durende antistalinisme dat hem hiertoe dreef? En hoe kwam die lijst van dat verlaten eiland af? Bestond de lijst wel echt – of was het een laatste poging van de stalinisten om hem zwart te maken? Hier hadden de auteurs volgens mij meer mee kunnen doen.

Dit geldt des te meer voor een kwestie die ook al langer speelt, en dat is de vraag waarom Orwell de gewoonte had zijn vrouw Eileen uit zijn werk te schrijven, haar bestaan te bagatelliseren, ondanks haar enorme inzet om zijn schrijfpraktijk te faciliteren. Ze heeft hem in Barcelona het leven gered, dat is in dit boek goed verwerkt, maar verder blijft ze ook hierin wat kleurloos. Als ze in 1945 sterft, tijdens een operatie, vlak voor ze naar Jura zouden vertrekken, gaat Orwell (die voor een reportage in Parijs was) terug naar London om hun geadopteerde zoon op te halen – en daarmee lijkt het akkefietje afgedaan. Hij neemt zijn zus mee naar Jura en helemaal aan het eind van zijn leven trouwt hij nog met Sonia – ook daar wordt wat gehaast aandacht aan besteed.

Ik bedoel met deze twee kritische punten niet dat een diepere duik in het privéleven van Orwell het gemis is, maar wel dat deze punten in het debat over Orwell nog leven. Ze hadden de biografie iets relevanter gemaakt, meer naar het heden getrokken. Verder niets dan lof voor dit boek, dat leerzaam, prettig leesbaar en prachtig getekend is.

 

 

 

 

Uitgeverij Concertobooks, 2025
Vertaald door: Peter de Raaf
ISBN 9789493383012
160p.

Geplaatst op 12/07/2025

Tags: André Juillard, Blutch, Enki Bilal, George Orwell, Graphic biography, Graphic novel, Juanjo Guarnido, Manu Larcenet, Orwell, Pierre Christin, Reinhard Kleist, Sébastien Verdier

Categorie: Recensies, Strip

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.