Proza, Recensies

Verandering die verandering mogelijk maakt

Strijd en metamorfose van een vrouw

Édouard Louis (vert. Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre)

Vrij schrijven

Lange tijd ben ik ervan overtuigd geweest dat iemand die veel tijd bij zijn familie pleegt door te brengen, niets beters te doen heeft. Pas onlangs ben ik er echter achter gekomen dat deze nogal cynische opvatting meer te maken had met mijn familiesituatie dan met diegenen die er het nogal misprezen onderwerp van uitmaakten. De reden waarom ik mij genoodzaakt voelde mezelf op een afstand van mijn familie te plaatsen, is tevens het centrale thema van het oeuvre van de Franse schrijver Édouard Louis (1992), die sinds zijn bestorming van de literaire wereld met zijn debuutroman En finir avec Eddy Bellegueule (Weg met Eddy Bellegueule) in 2014 steeds is teruggekeerd naar de familie die hij in dit eerste boek nog van zich weg probeerde te schrijven.

Na deze veelbesproken eerste roman, waarin het milieu van het Noord-Franse lompenproletariaat waarin Louis opgroeide werd geschetst, een milieu dat werd gekenmerkt door alcoholisme, geweld en kansarmoede, schreef Louis in 2018 met Qui a tué mon père? (Wie heeft mijn vader vermoord?) een portret van zijn vader.  Diens aftakeling wordt in deze roman begrepen door middel van de sociale structuren die de man geknecht hielden in de positie van horige waartoe de lagere sociale klassen veroordeeld worden.

Nu is er een tweede addendum op het oerboek verschenen: een boek over Louis’ moeder, waarin deze keer niet de aftakeling maar net een soort verrijzenis beschreven wordt. De moederfiguur die in Louis’ debuut nog afgebeeld werd als een ongeïnteresseerde, haast vijandige antagoniste, wordt in Strijd en metamorfose van een vrouw in een nieuw licht geplaatst. Dat nieuwe perspectief, dat enkel mogelijk is door de afstand die Louis als schrijver op zijn onderwerp gewonnen heeft, is evenzeer thema van het boek als de bevrijding die de moeder voor zichzelf uittekent. Het is denkbaar dat Louis zijn moeder in zekere zin vrij geschreven heeft. Maar om dit te begrijpen moeten we tot de kern van Louis’ schrijverschap doordringen en deze kern is, zoals veel in zijn oeuvre, een kwestie van geweld. In de eerste plaats het geweld dat verraad heet.

 

Tegen de literatuur

Weinig schrijvers geven de bedoeling en noodzaak van hun schrijven zo openlijk en ondubbelzinnig te kennen als Louis. Waar hij er in zijn Wie heeft mijn vader vermoord? niet voor terugdeinsde de politieke spelers die hij verantwoordelijk hield voor de ‘moord’ op zijn vader bij naam en toenaam te noemen, laat hij er ook nu geen onduidelijkheid over bestaan dat hij een schrijver met een heel uitgekiend en doelbewust programma is:

Er is me verteld dat literatuur nooit mag lijken op het etaleren van gevoelens en ik schrijf alleen maar om gevoelens op te roepen die het lichaam niet kan uitdrukken. Er is me verteld dat literatuur nooit mag lijken op een politiek manifest en toch slijp ik nu al elke zin bij zoals je het lemmet van een mes slijpt.

Louis schrijft ‘tegen de literatuur’. Omdat de literatuur altijd tegen de mensen over wie hij schrijft is geweest: een bourgeois bedoening die geen rekenschap wilde afleggen tegenover de levens die de maatschappij die deze literatuur mee in stand hield, structureel vernietigt. Daarom lapt Louis de algemeen aangenomen regels van de literatuur ook moedwillig aan zijn laars. Hij wil niet behagen en al helemaal niet medeplichtig zijn aan het doodzwijgen dat hij de literatuur kwalijk neemt. Door zijn teksten moeten de stemmen van diegenen die het spreken normaal ontzegd wordt, klinken en gehoord worden. Desalniettemin is Louis zich er ook van bewust dat hij slechts bij machte is deze stemlozen te laten spreken omdat hij ze in eerste instantie verraden heeft. In de eerste plaats zijn moeder.

Het eerste deel van Strijd en metamorfose van een vrouw zou, schrijft Louis, als titel ‘Gevecht van een zoon die geen zoon wilde worden’ meegekregen kunnen hebben. Nog voor de jongen zich bewust was van het bestaan van homoseksualiteit, werd hij door zijn omgeving duidelijk gemaakt dat hij anders was. Hierdoor heeft hij er zijn hele jeugd voor gewaakt dat zijn moeder, die eveneens de vrouwelijkheid van haar zoon verwierp, erachter zou komen in hoeverre de kleine Louis wel degelijk anders was. Dit anders zijn veroordeelde hem tot de status van paria in de van (wat we nu zouden noemen) toxische mannelijkheid doordrenkte leefomgeving van zijn kinderjaren. Het is de eenzaamheid van het kind dat er maar niet in slaagt het sociale spel dat iedereen van nature uit lijkt te vatten, mee te spelen. Het kind kan slechts pogen te verbergen hoe onbekwaam het aan de startlijn van dit spel ter wereld kwam.

Door zijn moeder niet de kans te geven hem te leren kennen, heeft Louis, zo ziet hij nu in, haar voor de eerste keer verraden. Het tweede grote verraad komt er wanneer hij, op de leeftijd van veertien jaar, als enige in zijn familie verder kan gaan studeren in de nabijgelegen stad. Daar komt de jonge Louis in contact met een cultuur die hem eerder slechts vaagweg bekend was in de gedaante van de dokters en advocaten die hem en zijn moeder op de straten van het dorp nog geen blik waardig gunden. Louis ontdekt in deze school, en later nog meer aan de universiteit in Parijs, niet alleen een sociale klasse met haar eigen normen en cultuur, maar ook een kans om aan het lot waartoe hij voorbestemd leek te ontsnappen. De boeken die hij (de auteur die in dit boek als personage opduikt) later zou schrijven zijn het bewijs dat deze ontsnapping succesvol was.

Om deze ontsnapping echter tot een succes te maken, moet de jonge Louis (of dat dacht hij in ieder geval) zich een nieuwe vorm van geweld eigen maken. Na het geweld van het proletendom in de vorm van alle mogelijke discriminaties tegen minderheden en zwakkeren, moet Louis, als hij de sociale ladder die hem wordt voorgehouden succesvol wil beklimmen, het geweld dat daarvoor voor hem onzichtbaar was, het geweld dat de lagere sociale klassen nu net tot hun armoedig bestaan veroordeelt, reproduceren. De manier waarop Louis dit geweld poogt te produceren is in de eerste plaats door zich te beginnen schamen voor zijn afkomst. En zijn moeder wordt daarvoor de grootste zondebok:

In mijn kindertijd schaamden we ons samen – voor ons huis, voor onze armoede. Nu schaamde ik me voor jou, tegen jou. Jouw en mijn schaamte kwamen los van elkaar.

Opnieuw wordt de afstand tussen moeder en zoon vergroot. In een hartbrekende scène beschrijft Louis hoe zijn moeder naar zijn nieuwe school, zijn vluchthaven, moet komen en hoe hij haar, met de stellige boodschap hem niet te affronteren, regels oplegt aangaande haar gedrag. Tijdens de vakanties komt hij thuis met nieuwe woorden, nieuwe gebruiken die hij zo snoeverig mogelijk probeert te etaleren om maar zo breed mogelijk uitgesmeerd te zien hoe hij niet langer tot hen behoort. Hij neemt wraak op de ouders die niet hadden nagelaten hem duidelijk te maken dat ze een andere zoon hadden gewenst. Maar de ultieme wraak komt pas door het boek te schrijven dat dit alles aan de kaak zal stellen. Vanuit zijn positie als schrijver zal hij de wereld het falen van zijn ouders kunnen voorhouden en triomferend kunnen verzuchten er niet aan onderdoor gegaan te zijn. Het ultieme verraad.

 

Het keurslijf

Later, nu pas, ziet Louis in dat de manier waarop hij zijn ouders in zijn boek portretteerde, paste in de gewelddadige traditie van de literatuur. Door dit inzicht zag Louis zichzelf genoodzaakt zijn schrijverschap in de volgende werken te problematiseren en thematiseren. Daarom voert hij zichzelf in de boeken na zijn debuut heel (zelf)bewust op als het personage van de schrijver. Hij lijkt zijn kaarten openlijk op tafel te willen leggen en geen troeven meer achter de hand te willen houden.

Een eerherstel bleek nodig, resulterend in de twee ouderboeken, die beide niet toevallig gebruik maken van de tweede persoon enkelvoud waarin beide ouders respectievelijk direct worden toegesproken. Louis wil niet meer over hen maar tot hen schrijven. Enige sentimentaliteit blijkt bij deze manier van schrijven onvermijdelijk. Weinig proza is zozeer in tranen gedrenkt als deze openbare brieven.

De reden hiervoor is de omslag die Louis maakte tussen zijn debuut en de ouderboeken. Waar hij zijn ouders eerst slechts als oorzaak van het hem aangedane geweld zag, verstrekte de afstand die het mogelijk maakte zijn debuutroman te schrijven en waarvan die debuutroman de bekroning genoemd mag worden, een gecompliceerder en groter plaatje waarin ook deze ouders slechts pionnen zijn van machtsstructuren waarmee ze geen andere raad weten dan het hun aangedane geweld te reproduceren. Het minutieus beschrijven van deze structuren is de enige mogelijkheid voor eerherstel voor deze twee mensen die het kind ondanks alles graag wilde zien. Waar het Louis om te doen is, is bij uitstek sentimenteel omdat hij aan het kind dat hij was probeert uit te leggen dat het niet zijn fout was dat hij niet de zoon was die zijn ouders hadden gewenst. Het geweld van de maatschappij weerhield deze mensen ervan hun kind graag te zien zoals het was.

Dit alles wordt Louis duidelijk wanneer hij op een nacht het telefoontje krijgt dat de relatie met zijn moeder voorgoed zou veranderen:

Want uiteindelijk zou het haar lukken. “Het is zover. Ik heb het gedaan.” Ze heeft de ketenen die de maatschappij haar aan het lijf hing, afgelegd door de man die als haar meest directe gevangenisbewaker fungeerde aan de deur te zetten. Het is uiteindelijk toch mogelijk gebleken de herhaling van een eender leven die deze vrouw van in het begin opgelegd was, te doorbreken.

Deze vrouw is niet altijd de slaafse sleur geweest die Louis als zijn moeder leerde kennen. Het boek dat hij over haar wil schrijven begint met zijn vondst van een foto – een foto waarop de vrouw die later zijn moeder zou worden, zowaar lacht. In een van de vele gevallen waarin Louis te kennen geeft dat hij ‘de taal uit zich voelde verdwijnen’, noteert hij dat hij

de woorden niet [kan] vinden om het uit te leggen, maar op dit kiekje doet alles in haar houding, in haar blik, in hoe haar haren vallen, aan vrijheid denken, aan de oneindige mogelijkheden die ze had, en misschien ook aan geluk. Ik geloof dat ik vergeten was dat ze voor mijn geboorte vrij was geweest… en gelukkig?

De jonge vrouw op de foto had ooit dromen. Ze wilde kokkin worden. Hoewel dit nog steeds overeenstemde met wat van een vrouw werd verwacht – in de keuken staan – was de droom om dit buitenshuis te doen een anomalie in haar omgeving, waar vrouwen nog steeds hun leven sleten als ‘een gevangene van de thuisruimte’.

Een ongeplande maar volbrachte zwangerschap zou de droom doen sterven. Monique, zoals de jonge moeder heet, neemt de verzorging van haar kind op zich en van de vader van het kind, die haar nog een tweede keer zal bezwangeren, hoewel zij nog voor zij bij hem intrekt weet dat ze niet van hem houdt. Nadat de vader voor de zoveelste keer ‘s nachts wegblijft en ‘s ochtends dronken thuiskomt, neemt Monique de benen en trekt ze bij haar zuster in. Niet veel later ontmoet ze de man die haar volgende kind, Édouard, bij haar zal verwekken. Een ware charmeur bleek hij te zijn, hoewel Louis het haast onmogelijk vindt dit beeld te vereenzelvigen met de norse en ronduit brute vader die hij zal kennen. Opnieuw laat de moeder zich opsluiten in het keurslijf van huisvrouw bij een man die haar ooit complimenteerde, maar nu geen kans voorbij laat gaan om haar, in het gezelschap van eender wie, een ‘dikke koe’ te noemen.

De vader van Louis, die we kennen uit de voorgaande boeken, heeft er zelf ook niet het meest rooskleurige leven op zitten. Hij werd geboren in de kansarmoede waarin de enige eer die nog te behalen viel erin bestond zo snel mogelijk de school, bij uitstek een plek voor ‘mietjes’, te verlaten om onderbetaald het eigen lichaam krom te werken in de fabriek waar alle mannelijke exemplaren uit je hele voorgeschiedenis tewerkgesteld leken te zijn. Tot hij het slachtoffer wordt van een werkongeval en zijn leven voortaan enkel nog in het teken zal staan van de ‘obsessieve aanwezigheid van de televisie’. Door dit ongeval ziet Monique zich nu zelfs gedwongen de ruimte waarin ze zich gevangen voelt te delen met haar kwelgeest. Om hieraan te ontsnappen, en aan de nog nijpendere financiële situatie die het ongeval met zich meebracht, neemt Monique een van de weinige jobs aan die haar ter beschikking staan. Ze wordt poetsvrouw bij oudere hulpbehoevenden: een job die ze volledig beneden haar waardigheid acht en die haar de spot op de nek haalt van de andere vrouwen in het dorp. Toch, en misschien zelfs buiten haar weten om, verleent deze job haar voor het eerst sinds lang een gevoel van bekwaamheid die haar uiteindelijk in staat zal stellen haar nietsnut (en ‘nietsnut’ is het grootste scheldwoord dat deze sociale klasse lijkt te kennen) aan de kant te zetten.

 

De afstand van het schrijven

We kunnen Strijd en metamorfose van een vrouw indelen in drie aktes. In de eerste wordt het leven van de vastgeroeste en wanhopige Monique beschreven. In de laatste volgen we haar eerste, schroomvallige doch stellige, stappen naar de vrijheid. Daartussen staat een relatief kort intermezzo dat desalniettemin tekent voor de meest schrijnende pagina’s in het boek. Monique bemerkt immers pas hoe hard zij alles wat zij niet voor mogelijk hield gemist heeft wanneer ze vriendschap sluit met Angélique (wier nomen wel heel erg omen is).

Angélique verschijnt in het leven van de Belleguelles wanneer zij wenend aan een belendend tafeltje plaatsneemt tijdens de jaarlijkse kermis die de hoogmis van het dorp mag heten. Hoewel de wenende vrouw duidelijk uit een hogere sociale klasse komt, sluiten de twee vrouwen vriendschap en ontdekken zij samen een mogelijk leven ver weg van alle mannen in een zusterschap dat even intens begint als eindigen zal.

Vanuit het niets koopt Monique lingerie. Begint zij, tegen het luidop geuite ongenoegen van haar man in, make-up te dragen. Ze spreekt vrijer en geraffineerder. Alsof dit alles in haar heeft liggen wachten om geboren te worden tot de juiste vroedvrouw langskwam. Een vrouw met wie zij over haar innerlijke leven kan praten waardoor dat opeens veel uitgebreider blijkt. Na jarenlange opsluiting ontdekt zij niet alleen de wereld buitenshuis, maar ook de uitgestrektheid in zichzelf:

Voor sommigen is de vrouwelijk identiteit duidelijk een benauwende identiteit, voor haar was het een overwinning geweest om vrouw te worden.

Dit had ze niet alleen gekund omdat elke verandering misschien wel bevestiging van buitenaf nodig heeft. Des te schrijnender lijkt de wereld zich dan ook weer om Monique heen te sluiten wanneer Angélique het even onaangekondigd en abrupt weer voor bekeken houdt. Ze heeft een nieuwe man gevonden en heeft Monique dus niet meer nodig. Maar wat in de slaafse huisvrouw van weleer werd losgeweekt, zinkt niet zomaar weer naar de bodem. Monique heeft geproefd van de mogelijkheid van een beter leven.

In een lezing die Louis vorig jaar aan de Humboldt universiteit gaf, en die hij uitbreidde tot het zes maanden na Strijd en metamorfose alweer verschenen boek Changer: méthode, spreekt Louis over de verandering die hij vanaf zijn hogere studieperiode onderging. De reden die hij hiervoor aanhaalt, is dat spreken over veranderingen andere veranderingen mogelijk lijkt te maken. Als er één grote blinde vlek lijkt te bestaan in Strijd en metamorfose van een vrouw, is het de rol die Louis’ bevrijding, inclusief diens verraad van de protagonisten uit zijn verleden, gespeeld kan (moet?) hebben in de strijd die zijn moeder (uiteraard wel) zelf gestreden heeft.

Als Angélique haar een voorproefje van een mogelijke vrijheid had voorgeschoteld, heeft de metamorfose van Louis haar duidelijk moeten maken dat het ook voor haar mogelijk was. Ondanks het feit dat zij nog steeds de zorg voor haar kinderen niet uit het oog mocht verliezen. Het is in deze zin dat Louis zijn moeder misschien wel gedeeltelijk vrij heeft geschreven. Ook louter literair gezien heeft hij haar in dit werk ontslaan van de rol van moeder en geeft hij haar, als personage, weer de vrijheid die hij meende te herkennen in de foto waarmee het boek begint.

Het wordt weleens gezegd dat het de kinderen zijn die hun ouders verwekken. Pas bij de geboorte van een kind kan de ouder het appel van diens aanwezigheid opnemen dan wel verwerpen. Misschien zijn het daarom ook, soms, enkel de kinderen die hun ouders weer van dit appel kunnen ontslaan. De erkenning dat onze ouders ook slechts mensen zijn, gefnuikt door het leven en alles wat hen boven het hoofd groeit, was het logische gevolg van het verraad waarmee Louis noodzakelijk in de eerste plaats van zijn jeugd afstand moest doen. Deze afstand, de afstand van het schrijven was noodzakelijk: ‘Onze verwijdering had ons dichter bij elkaar gebracht.’

Dit boek is daarvan het bewijs.

 

Recensie: Michaël van Remoortere over Strijd en metamorfose van een vrouw van Louis

De Bezige Bij, Amsterdam, 2021
Vertaald door: Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre
ISBN 9789403198507
100p.

Geplaatst op 26/10/2021

Tags: Édouard Louis, familie, Klasse, Klassengeweld, Moederboek, Politiek, Strijd en metamorfose van een vrouw

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.