Nu geen paniek, bekijk alles gelaten,
probeer de zaak op zijn beloop te laten,
je bent toch anders ook de bangste niet.
’t Is gruwelijk wat je te zien zult krijgen,
men zal zich haasten om het dood te zwijgen,
noteer dus heel precies wat je hier ziet.
– Faust
Met dit citaat breekt Manon Uphoff een wereld open die de lezer aan het einde van het boek misschien liever zou vergeten. In Vallen is als vliegen onderzoekt Uphoff de grens tussen werkelijkheid en fantasie om zo haar (familie)geschiedenis op te schrijven en tegelijkertijd te verwerken. Niet alleen seksueel misbruik en incest komen op mythische wijze naar boven drijven, ook de familieverhoudingen worden op een sprookjesachtige manier aan de lezer voorgeschoteld:
Zo leefde ik in een wereld van toverij en taal waarin (nog) geen “ik” nodig was, en het (Holbein-)woord wet was, maar tegelijk de opening tot een struikgewas waarin het glinsterde van rode bessen. (Papa… mama… later… nacht… WEES STIL. Zo lief had God deze wereld dat Hij ons mensen Zijn enige zoon gaf.) Ver vóór op de school met de Bijbel in onze straat aap-noot-mies begon, kroop ik dit struikgewas in en uit, mijn geschramde armen vol schatten, en voelde mij trots en rijk.
Het boek dient als podium voor verschillende decors en levens. De ik-figuur MM, welke doorgaans Ondergetekende wordt genoemd, is de verteller. Haar vader Henri Elias Henrikus Holbein, in het verhaal beter bekend als HEHH, Minotaurus en zo nu en dan God of Jezus, was de spil van de familie. Hij bepaalde de regels en nam zijn vaderlijke rol erg serieus. Zo serieus dat erg geen ruimte meer overbleef voor de rest van gezin en hun wens en wil. Het gezin is groot. Zo zijn er de vijf kinderen die HEHH samen met zijn eerste vrouw kreeg. Dan de kinderen die zijn tweede vrouw, Anna Alida Steiner (ook wel koningin of arriera), met haar eerste man kreeg. Ten slotte de kinderen van Anna Alida en HEHH samen. Ondergetekende blikt terug op haar jeugd en dat van haar zussen, Henne (Henne Vuur), Toddie (Toddiewoddie) en Libby. De broers van Ondergetekende, F (Malle), Max, Tobias (Toby) en Kaj worden wel genoemd, maar zijn niet meer dan voorbijgangers. In Vallen is als vliegen lukt het ondergetekende eindelijk haar familieverhaal op te schrijven. Een verhaal over hoe zij op latere leeftijd niet meer onder haar geschiedenis uitkomt en deze recht in de ogen aan moet kijken eer zij weer verder kan met haar eigen leven. Dat doet ze onbevreesd, maar wel met enige woede. Echter wordt nergens in het boek expliciet genoemd op welke manier haar jeugdherinneringen zijn bevlekt. Uphoff laat daarmee aan de lezer blijken dat misbruik een gesitueerde gebeurtenis is en alleen kan bestaan binnen een groter verhaal en in verschillende verbanden.
De manier waarop Vallen is als vliegen de lezer soms kan verwarren of vraagt om een herlezing, strookt met de verwarring die de personages ervaren tijdens en na het seksueel misbruik. ‘Sowieso deed zich met de zintuigen iets wonderlijks en onbegrijpelijks voor; ze raakten verward en in elkaar verstrikt. Oog en oor, neus en mond, het inwendige en uitwendige, kamer en lichaam, boven en onder, de getallen 1 en 2…’ De verwarring neemt echter naarmate het verhaal vordert af. Ondergetekende weet steeds helderder te omschrijven wat er zich heeft voorgedaan en vooral wat de consequenties daarvan zijn. Zo lijkt ze op de laatste pagina van het boek terug te verwijzen naar de verwarring die ze halverwege het boek beschreef als wonderlijk en onbegrijpelijk, maar die nu gelijkstaat aan een wereld ‘waar we ons bloed kunnen voelen stromen, of dit nu koud of heet is… en niets metafoor is, maar alles tegelijk, zowel aan de binnen- als aan de buitenkant van de tijd bestaat, waar vallen hetzelfde is als vliegen.’
Door uiteenlopende verwijzingen en de symboliek die daarin schuilgaat, lijkt Vallen is als vliegen meer dan alleen een familiegeschiedenis. Zo worden God en Jezus meermaals in dezelfde zin genoemd als de vader en komt ook de paus voorbij in het verhaal. Naast de vragen die dat oproept over de rol van de vader en hoe die zich verhoudt tot het geloof, wordt er ook met de wijsvinger gewezen naar man-vrouwverhoudingen. Daarnaast wordt er de spot gedreven met eeuwenoude geruchten over vrouwen die er mede voor hebben gezorgd dat er altijd manieren zijn en nog steeds worden bedacht om vrouwen in het ‘gareel’ te houden. Ondergetekende trekt de manieren waarop dat gebeurt in twijfel zonder uit het verhaal te treden.
(Maar hoe je voor zo’n belediging te revancheren en erop te reageren in een wereld, die zogezegd, de woede van vrouwen niet verdraagt?) Misschien is het beter om een en ander te bewaren voor het huis van Toddiewoddie. Haar herberg. Alleen daar is het mogelijk om de Graeae of Moirai, zoals de Grieken ons noemen, te zijn en elkaars ene oog, ene oor en ene tand te delen. Om de heksensabbat te houden en het feest van onze ongecensureerde woede te vieren. Woede als een lied van smeltende rotsen. Geneeskrachtige, weldadige woede. Geel, goud, en oranje, opborrelend als lava.
Overvloedig, glorierijk, statuesk.
De tekst blijft consequent en daarmee ook hoe Ondergetekende en haar familie omgaat met de situatie waarin zij verkeren. Alhoewel het de lezer is die de gebeurtenissen onder een ‘situatie’ zal scharen en niet de personages zelf, reflecteert Ondergetekende regelmatig op haar eigen bestaan.
Onbewust doen we vaak wat een advocaat beroepsmatig doet: bewijs verzamelen en dit zo presenteren dat het zo goed mogelijk de gewenste kant van de zaak ondersteunt. Een geconstrueerde en selectieve versie van de feiten die ons de beste overlap met de verlangende werkelijkheid biedt.
Daarmee doorbreekt ze de vierde wand en laat ze de werkelijkheid van de lezer in aanraking komen met die van de zussen Holbein, waarin een moeder zich afzijdig op de achtergrond begeeft, terwijl een vader zijn kinderen de baas is en wiens regels het leven heeft beperkt tot een huis, een kamer, een labyrint, waarvan alleen hij weet hoe je eruit kan komen. Met het overlijden van de Minotaurus (HEHH’s monsterlijke benaming), en dat van een van de zussen, was er alleen maar de tijd die Ondergetekende een weg uit het labyrint kon bieden. Maar geen tijdspanne is lang genoeg om los te weken van een wereld waarin het doel van een man, met een zucht naar macht en controle, de middelen heiligt.
Terreur is een geruisloos ding dat op schuifelvoeten komt. Het vraagt niets, verbergt niets. Is volledig in overeenstemming met zichzelf. Samen met gezellin pure levenslust.
Alhoewel het verhaal chronologisch wordt verteld, blijft het een puzzel. Net zoals een stamboom vele vertakkingen en namen kent, zo ook (de personages in) dit boek. Ondergetekende kent de personages meerdere namen toe en met elke naam gaan ook andere karaktereigenschappen gepaard. Daarnaast hanteert de familie Holbein een eigen jargon, waardoor de wereld die geschetst wordt tot leven komt maar zich daarmee nog verder distantieert van alles daaromheen. Het lijkt alsof de lezer als onzichtbare toeschouwer een gezin binnenstapt. Ondergetekende nodigt daar ook toe uit. Ze spreekt vanuit de ik, maar neemt geregeld afstand van het gezin en daarmee ook van zichzelf. De gezinsleden passen zich niet aan aan het bezoek en dat maakt dat de lezer, zeker in het begin, scherp moet blijven tijdens het lezen. Op deze manier wordt er oplettendheid geëist door de auteur, een nauwkeurig oog en het openstellen van de zintuigen. Wie de eigen fantasie niet laat werken, zal niet zonder horten en stoten het boek uit kunnen lezen.
Daarnaast haalt Ondergetekende meerdere mythische en goddelijke figuren aan en verwijst ze geregeld naar de Edda, een verzameling proza en poëzie uit het middeleeuwse IJsland. Dit vergt kennis, of anders een nieuwsgierige houding. Uphoff laat daarmee in Vallen is als vliegen haar kunde zien als schrijver. Ze heeft in dit boek op ambachtelijke wijze en als ervaren auteur een autobiografisch verhaal opgetekend, dat stilistisch in elkaar zit en op een gevatte manier gebruik maakt van de gewilligheid van een lezer. Dat maakt dat het boek meer is dan alleen wat er zwart op wit gebeurt. Het gaat ook om de dialoog die het verhaal aangaat met de fantasie en aannames van de lezer. Maar Uphoff is de lezer altijd een stapje voor. Ondergetekende vertelt het verhaal van haar geschiedenis zonder adempauze. Er is geen ruimte voor enige uitleg en daarmee dwingt ze de lezer zich aan te passen aan de normen en waarden die binnen de familie Holbein gelden.
Vallen is als vliegen is een literair kunstwerk. Manon Uphoff heeft het boek met zoveel finesse geschreven dat het verhaal zichzelf lijkt te vertellen. In die zin doet het sterk denken aan de orale traditie waarin een verhaal werd geschreven, met als doel het ten gehore te brengen. Alhoewel Uphoff alle zintuigen van de lezer aanspreekt, is het verschil tussen oor en oog sterk vervaagd. Vallen is als vliegen wordt daardoor niet zozeer gelezen, maar eerder ervaren.
Recensie: Vallen is als vliegen van Manon Uphoff door Malika Soudani.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.