Proza, Signalement

Ik en jij herverdeeld

De geschiedenis van mijn seksualiteit

Tobi Lakmaker

Hoe kun je als lesbische vrouw om jezelf lachen zonder een traditie voort te zetten waarin gemarginaliseerde groepen steevast het mikpunt van spot zijn? Die vraag stelde de Australische Hannah Gadsby zich in haar spraakmakende stand-upcomedyshow Nanette uit 2018. Ook De geschiedenis van mijn seksualiteit, het autobiografische romandebuut van schrijver en columnist Tobi Lakmaker, onderzoekt de valkuilen en mogelijkheden van humor. In tegenstelling tot Gadsby beschouwt Lakmaker komedie juist als een verzet tegen marginalisering. Ze wil de balletjes liever zelf binnenkoppen. Op een brutale maar scherpzinnige toon drijft Lakmakers fictieve alter ego de spot met zichzelf en alles om zich heen, van mensen die in Bob Dylan geloven tot de volledige westerse filosofie, opdat niemand nog durft te beweren dat lesbische ‘fundamentalisten’ geen gevoel voor humor hebben. Lakmaker heeft uitgesproken politieke overtuigingen, maar laat zich niet als zuurpruim bestempelen: ‘Toch kun je echt lachen met fundamentalisten. Geloof mij maar.’

Een literair spektakel

Dat we met Lakmaker kunnen lachen, bleek al uit het korte verhaal ‘De geschiedenis van mijn seksualiteit’ dat ze in 2018 uitbracht in een Sampler van Das Mag. De uitgeverij gaf haar die kans nadat ze in het oog sprong als deelnemer van hun Zomerkamp. Het gelijknamige romandebuut presenteert zich nu als een volwaardige comedyshow. Het is een persoonlijk, anekdotisch relaas over (lesbische) liefde, opgroeien in Amsterdam, de zoektocht naar een identiteit en naar geborgenheid, en over seksualiteit. Lakmaker neemt de wereld onder de loep als een narfiguur of iemand die er naar eigen zeggen altijd naast heeft gezeten. Dat levert soms gevatte opmerkingen of treffende waarnemingen op. Na een verslag van de seksuele avonturen bij de vrouwenvoetbalclub Buitenveldert noteert Lakmakers verteller over de sponsor van de club: ‘De ING moest eens weten: niet alleen wapenhandel in conflictgebieden, ook seks tussen vrouwen wordt door hen gefinancierd.’ De spreektalige stijl, die blijkt uit talloze zinnen als ‘ik zweer het je: van dat soort uitspraken word ik echt helemaal gek’ en ‘weet je wat ze zei?’, maken de lezer tot publiek van Lakmakers spektakel. De verteller is bijna fysiek aanwezig en dwingt lezers in een rol van affectieve betrokkene.

De grenzen tussen verteller, personage en auteur worden dan ook bewust erg vaag. In de roman wil Lakmaker een ‘Grote’ worden, een gevierd en geniaal schrijftalent, en mede dankzij een luidruchtige promotiecampagne lijkt de auteur alvast goed op weg om dat waar te maken. Wie een exemplaar van het boek wil aanschaffen, kan het beter alvast reserveren. Na een kleine steekproef in Gent kon ik vaststellen dat het boek in verschillende boekhandels chronisch uitverkocht is. De opvallende titel, het penisstickertje dat op de cover prijkt en de vaak geciteerde opmerking uit de proloog dat Lakmaker inmiddels in ‘een praatgroep voor transgenders’ zit: alles lijkt erop gericht te zijn om aandacht en succes te genereren. We zouden dat gratuit kunnen noemen of een teken van puberale zelfoverschatting, maar daarvoor is de verteller van de roman dan weer te zelfbewust. Lezers die een voyeuristische inkijk verwachten in het leven, ontdekkings- en transitieproces van een trans persoon worden met hangende pootjes wandelen gestuurd. Het genderthema duikt slechts sporadisch op, waardoor de focus ligt op andere aspecten van een veelzijdig personage. Lakmaker anticipeert ook op de werking van het literaire receptiemechanisme en heeft haar antwoord al klaar. Aan redacteurs heeft ze een hekel, recensenten hebben altijd gelijk (gelukkig), ze verzet zich tegen elke vergelijking met Grunbergs Blauwe maandagen, en in literatuurcolleges waar de auteur dood verklaard wordt, wil ze graag even komen uitleggen wat de bedoeling was van haar werk. Een kritische lezer kan al die grootspraak en geestigheid misschien vervelend vinden, maar vrijblijvend is het niet. Door zich zo nadrukkelijk het literaire veld in te werpen, biedt ze weerwoord aan enkele gangbare conventies.

The master’s tools?

Toch dient de humor tot meer dan alleen vertier en verzet tegen (literaire) conventies. Tussen alle hilarische voorvallen door getuigt Lakmaker ook van enkele ernstige worstelingen en trauma’s. Daarvan wordt op een haast ongepast luchtige toon verslag gedaan: ‘Geloof het of niet, maar ik heb dus een tijdlang al mijn eten uitgekotst. Ongelooflijk stom, ik weet het.’ Het hoofdpersonage heeft verder ook te kampen met zelfmoordgedachten, een genderrol die niet past en op het einde blijkt haar moeder al jarenlang te lijden aan een terminale kanker. Veeleer dan een masker lijkt de vertelstijl een overlevingsstrategie die het toelaat om gewichtige incidenten verteerbaar te maken. We kunnen het ontzettend droevig vinden dat de begrafenis van de moeder samenvalt met Sofies verjaardag, maar tegelijk wijst Lakmaker ons met haar relativerende vrolijkheid op de banaliteit van dergelijke gebeurtenissen. Haar vader die stond te douchen toen zijn echtgenote stierf. Er breekt een taalkundige discussie uit over de rouwadvertentie. Via zulke subtiele observaties vermijdt Lakmaker elke vorm van sentimentalisme.

Lakmakers opschepperij houdt de roman op een vergelijkbare manier overeind. Ze parodieert het overdreven zelfvertrouwen van figuren als Een Vreselijk Beroemd Auteur met wie ze eens uit eten ging of van haar ex-vriendje Sufferd D. die zichzelf een veelbelovend literair genie vindt. Vervolgens doet ze er zelf nog een schepje bovenop. Daarbij gebruikt ze weliswaar dezelfde stoutmoedige strategie om aanzien te krijgen, maar de transparante en reflexieve manier waarop ze dat doet, maakt het verschil. Zo is er volgens haar geen fundamenteel probleem met humor of spot, maar het venijn zit hem in de ongelijke verdeling tussen ‘ikken en jij’s’, tussen wie lacht en uitgelachen wordt. Hoewel Hannah Gadsby de bekende uitspraak van de Amerikaanse auteur en activist Audre Lorde volgt – dat we het huis van de meester niet kunnen ontmantelen met zijn eigen gereedschap – en daarom aangeeft te willen stoppen met comedy, kiest Lakmaker ervoor om gewoon nóg harder terug te lachen. Door al wie haar kleineert of wegzet als muze te overbluffen, eist ze haar positie als ‘ik’ onmiskenbaar op. Ze wekt de suggestie dat humor zelfs de enige manier is waarop een lesbisch-fundamentalistisch auteur serieus genomen kan worden. De sluwe wijze waarop ze dit systeem van literair succes doorziet, maakt haar misschien wel écht veelbelovend. Daarnaast is ze ook gewoon heel grappig, weet je wel.

Een recensie door Sven Van den Bossche over De geschiedenis van mijn seksualiteit van Tobi Lakmaker.

Das Mag, Amsterdam, 2021
ISBN 9789493168640
223p.

Geplaatst op 13/06/2021

Tags: Das Mag, Seksualiteit

Categorie: Proza, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.