Wie is er bang van Chris Kraus?

I Love Dick

Chris Kraus (vert. Evi Hoste & Anniek Kool)

I Love Dick is een briefroman uit 1997. Het boek vertelt het verhaal van een plotse, alomvattende verliefdheid: Chris Kraus, een negenendertigjarige experimentele filmmaker, valt voor ‘de cowboy’ Dick, een collega van haar man Sylvère Lotringer, zowel in de roman als in het echte leven een vooraanstaande intellectueel. De intensiteit van die ervaring zet Chris Kraus ertoe aan te schrijven. Wat begint als een portret van een huwelijk, waarbij Sylvère en Chris elkaar even opnieuw vinden door samen brieven te schrijven gericht aan Dick, evolueert tot een Künstlerroman, waarbij Chris haar eigen stem als kunstenaar vindt, los van zowel Sylvère (het huwelijk strandt) als Dick (die zich gebruikt voelt).

Bejubeld in een kleine kring van theorieminnende feministische wereldverbeteraars, werd het boek koel onthaald door de mainstream literaire kritiek. I Love Dick werd afgedaan als roddelboek en hysterie. Hoe durfde ze, die Chris Kraus, om zomaar een boek te schrijven over haar obsessie met Dick – het gaat om de Britse intellectueel Dick Hebdige – met zijn naam dan nog wel in die belachelijke titel. Wat kan de literatuur, laat staan de wereld, met dit soort ziekelijke navelstaarderij?, vroegen recensenten zich in 1997 af. Dat strookt overigens met Christophe Vekemans recente bespreking van de Nederlandstalige editie van I Love Dick in De Morgen; hij vindt het een ‘sneu onboekje’ omdat het zou blijven steken in bitter zelfbeklag.

I Love Dick is geen lieflijk boek. Het is een boek over liefde en macht. Chris houdt van Sylvère, die haar ambities als kunstenaar onmogelijk maakt omdat getrouwd zijn met de vermaarde Sylvère Lotringer haar op een platte manier reduceert tot de immer anonieme ‘vrouw van.’ Chris houdt van Dick omdat ze onmiddellijk het gevoel heeft dat ze ankerpunten van haar artistieke verlangens met hem deelt (onhandige videokunst, de poëzie van David Rattray, wanhoop). Maar hoe doe je dat, houden van mannen en als vrouw je eigen verhaal vertellen, kunst maken op je eigen voorwaarden?

Meer dan een anekdotisch liefdesverhaal is I Love Dick een roman over welke (intieme) relaties en posities de narratieve structuren die ons leven bepalen mogelijk maken, of net niet. We kijken allemaal naar ons leven als was het een verhaal en ons persoonlijke verhaal hangt altijd samen met de grotere verhalen – verhalen over geld, klasse, gender – die onze maatschappij vorm geven. Die verhalende dimensie van ons leven is de motor van I Love Dick. Hoe kan Kraus ervoor zorgen dat het verhaal van haar verliefdheid niet zomaar een ‘Dumb Cunt Tale’ wordt, het clichématige romantische verhaal met de ‘cowboy’ in de hoofdrol en het meisje als object? Dat het verhaal van haar verliefdheid ook het verhaal over ‘Dumb Cunt Tales’ wordt?

Kraus’ interesse in de scheppende of performatieve kracht van talige, narratieve constructies kan niet verbazen. Samen met Sylvère Lotringer geeft ze de boeken met het imprint Semiotext(e) uit. Haar eigen romans verschenen overigens allemaal bij Native Agents, het fictielabel van Semiotext(e). Het was Semiotext(e) dat in de jaren tachtig en negentig de Franse theorie, met als hoofdonderwerp het talige verschil, bij Amerikaanse lezers introduceerde.

In I Love Dick, bekent Chris, hebben zij en Sylvère al een tijdlang geen seks meer: in plaats daarvan doen ze aan deconstructie. Dat is niet alleen een grappige diagnose van een hyperintellectueel huwelijk, het is ook een uitnodiging om het boek te lezen als een spel waarin leven, taal en intellectuele en artistieke impuls niet los van elkaar kunnen worden gedacht. De dynamiek van het creatieve proces – schrijven, lezen, interpreteren en herinterpreteren, wanhopen, wilde theorieën bedenken – is niet zo verschillend van de energie die je voelt als je verliefd bent. Het grote discours over verschil (Jacques Derrida), macht (Michel Foucault), verlangen (Gilles Deleuze), toont Kraus, speelt zich niet boven ons lijf en leven af. Het gáát over ons leven – alleen wordt het geclaimd voor en door een select groepje: mannen met prestigieuze aanstellingen en een cohorte gretige volgelingen (‘the Baudrillard Boys’ noemt Kraus ze).

In het eerste deel, ‘Scènes uit een huwelijk,’ krijgen we de brieven te lezen die Chris en Sylvère allebei aan Dick schrijven. Het is een absurde situatie, waarbij de brieven, als artistiek project, hun leven gaan bepalen. Kraus daagt haar lezers uit; ze vatte het boek op als een slimme komedie en de wendingen die de twee brievenschrijvers nemen zijn een snelle mix van serieuze reflectie, literaire referenties, zelfironie, overinterpretatie en schijnbaar openhartige ontboezeming. Sylvère schrijft de eerste brief en legt daarmee de kaarten. Hij zet in op een intieme vriendschap tussen mannen, en plaatst zichzelf met een grote intellectuele knipoog in de positie van aandacht zoekende ‘bimbo.’ Wat kan Chris hieraan toevoegen? Door de zet van Sylvère, die met zijn brief een idyllische broederlijke verstandhouding oproept, kan ze niet anders dan de positie van ‘Dumb Cunt’ invullen. Ze pakt het echter slim aan. In plaats van de Dumb Cunt-exegese neer te pennen die Sylvère van haar verwacht, besluit ze zich niet af te vragen of Dick haar ziet zitten. Ze vraagt: zou hij willen meespelen?

Dick wil niet meespelen. (Dick vindt haar een stalker.) Alhoewel ze in het tweede deel even in elkaars armen vallen, doet Dick, en wat hij wel of niet vindt, er op dat moment niet zoveel meer toe. Het literaire spel van de brieven heeft het kleine liefdesverhaal overgenomen. Chris verlaat Sylvère en richt zich tijdens het schrijven tot DD, wat evengoed ‘Dear Dick’ als ‘Dear Diary’ kan betekenen. Het schrijven zelf is wat Chris drijft. Ze schrijft over de liefde en de manier waarop liefde, als intense focus, een bepaalde vorm van concentratie mogelijk maakt. Ze schrijft over activisme, feminisme, kunst, heteroseksualiteit, schizofrenie en intuïtie. Haar analyse van het werk van Hannah Wilke (1940-1993), wier feministisch project door de kritiek als narcistisch werd afgedaan, is empathisch en scherp. Het gaat bij de receptie van Wilke niet over een of ander ‘mannen tegen vrouwen’-vendetta. Een paar slimme mannen, merkt Kraus op in een omgekeerde paternalistische reflex, zagen hoe strategisch en grappig Wilkes werk was – al begrepen ze niet hoeveel durf ervoor nodig was, en wat de prijs was die Wilke ervoor moest betalen. Waar het wel over gaat is welke verhalen de kunstkritiek als structuur (on)mogelijk maakt en hoe je je daartegen kunt verzetten.

De beste kritiek op Wilkes werk, stelt Kraus, werd door Wilke zelf geschreven; ze wilde, legde ze uit, objecten maken in plaats van er een te zijn. Dat is ook voor een stuk wat Kraus beoogt met I Love Dick. Aan Wilkes vaginaobjecten voegt zij ‘Dick’ toe; de allegorische man als object. Net als Wilkes werk is dat van Kraus weldoordacht, grappig en gedurfd. Evenals Wilke is Kraus zowel schepper als criticus, en wil ze de vorm van haar verhaal niet laten dicteren door wat de kritiek verwacht, of kan verteren. Maar anders dan Wilke is zij allerminst aan haar ambities ten onder gegaan. I Love Dick is niet enkel piemel, niet enkel feministisch verstand, niet enkel politiek inzicht, niet enkel goed getimede komedie. Het is dat allemaal samen in een genereuze, complexe mix die het abstracte denken en het concrete leven in elkaar laat haken. Het is een genereus boek omdat er met veel mededogen wraak wordt genomen op het patriarchaat. Anders dan de vele vrouwelijke muzen uit de literatuurgeschiedenis wordt Dick meestal respectvol gebruikt. (Of je meegaat in Chris’ obsessie voor Dick is overigens geen eenvoudige kwestie omdat het je confronteert met wat je van een liefdesverhaal wil en kan verwachten.) Bovendien word je in I Love Dick zo uitdrukkelijk uitgenodigd mee te spelen – dat doet Kraus bijvoorbeeld door haar eigen boude stellingen te ondergraven en door haar intellectuele ambities te verankeren in alledaagse twijfels en verlangens – dat je weer inziet dat de literatuur een open spel is, en dat je door te spelen je leven kunt veranderen.

Als je in I Love Dick echter louter iets als ziekelijke dufheid ziet, dan heb je op de meest enge manier persoonlijk gelezen. Dan heb je ervoor gekozen in je recensie geen verbanden te maken met de context of de strategie van het boek. Dan heb jij ervoor gekozen, beste Christophe Vekeman, om je eigen verwachtingen (een ‘prettig’ feminisme – echt waar?) niet in twijfel te trekken. Dat is volgens mij nochtans de enige spelregel van de literaire kritiek die ertoe doet.

Lebowski, Amsterdam, 2016
ISBN 9789048833603
258p.

Geplaatst op 02/07/2016

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.