De geëngageerde intellectueel – type Jean-Paul Sartre – is maatschappelijk zo goed als dood, stelde socioloog Rudi Laermans in een analyse van enkele jaren terug:
Nauwelijks iemand heeft het überhaupt nog over de intellectueel, tenzij juist om er een bijna verdwenen mensensoort mee aan te duiden. Voor zover er in het Westen nog intellectuelen bestaan, gaat het dan ook voornamelijk om dinosaurussen of leven ze een spookbestaan in de catacomben van samenleving en cultuur.
Dat klinkt behoorlijk somber. Uiteraard wil dat, aldus Laermans, niet onmiddellijk zeggen dat ook al de eigenschappen van de intellectueel samen met hem als symbolische figuur onder de zoden zouden liggen. Maar de posities die traditioneel in diens werk en persoonlijkheid samenkwamen – vrijdenkerij, een waardegeladen engagement dat zich vaak vertaalt in een uitgesproken politieke opstelling, grote taalvaardigheid, gedreven essayistiek en publieke zichtbaarheid – zijn inmiddels ontkoppeld.
Die analyse is ongetwijfeld juist, maar toch denk ik bij die opsomming van kwaliteiten spontaan aan de persoon en het werk van Lieven De Cauter, van zijn eerste grote publicaties Het hiernamaals van de kunst (1991/1993) en De archeologie van de kick (1995) tot zijn recente essaybundel Ending the Anthropocene (2021). De Cauter is filosoof, kunsthistoricus, docent aan verschillende instellingen (KU Leuven, RITCS), schrijver en activist. Naast zijn academische publicaties schrijft De Cauter poëzie (De dageraadsmens, 2000), filosofische beschouwingen (De oorsprongen. Het boek der verbazing, 2011) en talrijke opiniestukken, open brieven, polemieken, columns et cetera in de traditionele en op de digitale media. Zijn activisme vertaalt zich in zijn publieke engagement voor de sans papiers en zijn steun aan de ecologische beweging. Als (mede)oprichter van het burgerinitiatief Brussells Tribunal – People vs.Total War Incorporated keerde hij zich in 2003 openlijk tegen de militaire interventie van de Verenigde Staten in Irak. In 2008 was hij stichtend lid van het Platform voor Vrije Meningsuiting dat ageert tegen de uitwassen van de antiterrorisme-wetgeving in België. Sinds 2010 ondersteunt hij de Vooruitgroep en in 2011 schaarde hij zich achter het Actiecomité Barbara van Dijck, een medewerkster van de KULeuven die deelnam aan een protestactie van de Field Liberation Movement (waarbij op een proefveld genetisch gemodificeerde aardappelplanten werden vernietigd) en daarom ontslagen werd. Kortom: Vrijdenkerij? Check! Waardegeladen engagement? Check! Grote taalvaardigheid? Check! Gedreven essayistiek? Check! Publieke zichtbaarheid? Check!
De alledaagse apocalyps
Ending the Anthropocene. Essays on Activism in the Age of Collapse (2021) is het sluitstuk van De Cauters millenniumtrilogie, waarvan The Capsular Civilisation. On the City in the Age of Fear (2004) het eerste en Entropic Empire. On the City of Man in the Age of Disaster (2012) het tweede deel is. Het begon volgens De Cauter voor hemzelf allemaal met het lezen van een kort krantenartikel uit 1998 over de voltooiing van het prikkeldraadhek in Ceuta en Melilla, twee Spaanse enclaves op Marokkaans grondgebied, om de illegale migranten uit Afrika te verhinderen Fort Europa binnen te komen. Een tweede aanleiding was de dood van de Nigeriaanse asielzoekster Semira Adamu in datzelfde jaar. Zij zat in een detentiecentrum nabij de luchthaven en is tijdens haar gedwongen repatriëring gestikt in een kussen dat politiemannen tegen haar mond drukten om haar te kalmeren. Verwondering is het vertrekpunt voor ieder denken, al is het beter om in dit geval van verbijstering te spreken. Verbijstering dat een samenleving die zich beroept op de idealen van de verlichting en zich identificeert met de mensenrechten, dit soort praktijken hanteert. De Cauters analyses komen voort uit diepe verontwaardiging. Wie de trilogie leest, volgt zijn engagement met een aantal van de belangrijkste globale en lokale politieke gebeurtenissen van de twee voorbije decennia: de aanslagen van 9/11, het internationale terrorisme, de war on terror, de invasie van Irak, de bouw van nieuwe scheidingsmuren (tussen Israël en de Palestijnse gebieden, tussen Marokko en Europa, tussen Mexico en de VS), de commotie rond de Mohammed-cartoons, de financiële crisis in 2008, de ecologische dreiging, het mondiale sociale verzet, de Arabische Lente en de mislukking daarvan, de oorlog in Syrië, de doorbraak van IS, de verrechtsing van de politiek in binnen- en buitenland, de financiële crisis van 2008, de dreiging van een ecologische ramp, de coronapandemie, et cetera. In het drieluik wordt De Cauter heen en weer geslingerd tussen hoop en wanhoop, tussen het geloof in de mogelijkheid van engagement en dus verandering enerzijds en het besef van onmacht en ongelijke wapens in de confrontatie anderzijds.
De drie titels – en vooral het opbod aan apocalyptische terminologie (fear – disaster – collapse) – maken onmiddellijk duidelijk dat De Cauter geen optimistisch verhaal vertelt. Toch verzet hij zich met klem tegen de interpretatie dat hij met zijn drieluik een doemprofetie heeft geschreven. Hij ziet zijn schildering in sterke contrasten in de eerste plaats als een stijlfiguur, als een ‘kunst van de overdrijving’, om de ernst van de huidige situatie duidelijk te maken. Was het Adorno niet die ergens geschreven heeft dat alleen de overdrijving waar is? De sterke contrasten zijn voor De Cauter een manier om de toekomst al in het heden te lezen. We moeten zijn vaak dramatische en apocalyptische toon begrijpen als een bril om scherper en kritischer te kijken, en vooral als een aanmoediging om toch in actie te schieten. Het is voortdurend zoeken naar een wankel evenwicht om twee extremen te vermijden: een intelligente maar nachtzwarte theorie zonder mogelijke vertaling in een praxis enerzijds en een goed bedoeld maar losgeslagen en oppervlakkig activisme zonder verankering in een nuchtere analyse. In de inleiding van zijn opensourcepublicatie De alledaagse apocalyps en het entropisch imperium: beschouwingen over de planetaire uitzonderingstoestand: van nine-eleven tot de Arabische Lente (2011) speelt De Cauter trouwens met de twee betekenissen van het woord ‘apocalyps’:
Apocalyps betekent voor mij meer dan alleen ondergang. Het betekent vooral ook: openbaring. Inzicht. Opheldering. Opening. Klaarte. Verlichting. Natuurlijk. Maar ook: Tegenwoordigheid van geest. Alertheid. Alarm. Of met Hölderlin: ‘Waar het gevaar groeit, groeit het reddende ook.’
Het is misschien nog niet Nietzsches morgenrood dat De Cauter aan de einder ziet, maar het derde en laatste deel van de trilogie is wat optimistischer van toon dan de twee vorige delen. Niet omdat hij een verbetering in de algehele situatie constateert, maar omdat hij meer mogelijkheden ziet om te reageren en dat op wereldschaal.
Het antropoceen
Voor De Cauter worden de afgelopen decennia bepaald door drie logica’s: de logica van de capsularisering, de logica van de permanente catastrofe en de logica van de Nieuwe Imperiale Orde. Het samenspel en de onderlinge versterking van die drie logica’s zijn verantwoordelijk voor de huidige stand van zaken in de wereld, met andere woorden voor de actuele politieke, sociale, economische en ecologische crisis. De logica van de capsularisering – de inkapseling en controle van de stedelijke en de openbare ruimte – die De Cauter in het eerste deel indringend uitwerkt, heeft in deze tijden van corona (met zijn bubbels, zijn maskers, zijn ‘afstand houden’ en zijn covid-certificaten) een nieuwe relevantie gekregen. Het loont de moeite om zijn essays over de dubbele en gelijktijdige dynamiek van capsule en netwerk, van mobiliteit en begrenzing er opnieuw op na te lezen. Ook het begrip ‘biopolitiek’ – de zorg van de staat voor het leven van de bevolking – krijgt een nieuwe urgentie in deze tijden van pandemie. Terwijl in de eerste twee delen de nadruk heel erg lag op de postindustriële stad, op Fort Europa en de migratie, op de ecologie van de angst, op de natuurstaat en de uitzonderingstoestand (met de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben (1942-heden) als belangrijkste gesprekspartner), op de Amerikaanse neoconservatieven en de Nieuwe Wereldorde, op de hoop die meekwam met de sociale bewegingen en de Arabische Lente en de daaropvolgende ontgoocheling, staat in het derde deel het omvattende planetaire thema van de ecologie centraal, waarvan de pandemie een onderdeel is. Alle andere thema’s van de vorige boeken blijven meeklinken. Het drieluik vertoont een grote interne samenhang. Het is een van de verdiensten van de auteur om die veelheid aan thema’s voortdurend met elkaar te verbinden, niet alleen theoretisch maar ook met concrete voorbeelden en beschrijvingen van persoonlijke activistische interventies.
Het ‘antropoceen’ – de term die de voorbije jaren populair werd om het tijdperk aan te duiden waarin het klimaat en de atmosfeer de (negatieve) gevolgen ondervinden van menselijke activiteit – is de centrale term in De Cauters sluitstuk geworden en lijkt op een of andere manier een soort synthese. ‘If we want to avoid collapse, we should end the Anthropocene’, zo luidt de niet mis te verstane eerste zin. Hij bevat de spanning die het hele boek en het hele denken van De Cauter schraagt: het diepe besef van de zeer concrete mogelijkheid van een catastrofe en dus van de ondergang van alles wat ons lief is enerzijds en anderzijds de even intense wil om dat te voorkomen. Pessimistisch in de theorie, optimistisch in de praktijk, zo omschrijft hij het zelf. Het is geen toeval dat het eerste deel van het boek – Spleen of the Anthropocene – een beschouwing is over politieke melancholie. En uiteraard is Walter Benjamin (1892-1940) hier van de partij. Want geen andere filosoof heeft de melancholie zo vruchtbaar gemaakt voor het kritische denken als hij. De Cauter maakt een onderscheid tussen regressieve, kritische en utopische nostalgie. De regressieve nostalgie laaft zich aan een geïdealiseerd verleden, de kritische nostalgie gebruikt het verleden om het heden te bekritiseren en de utopische nostalgie is het verlangen naar een betere en rechtvaardige wereld. Het is aan deze utopische nostalgie dat we het meest nood hebben op dit ogenblik, aldus De Cauter. Het doet enigszins denken aan wat de Sloveense filosoof en psychoanalyticus Slavoj Žižek (1949) in zijn In Defense of Lost Causes (2008) zegt over de ‘linkse melancholie’ bij Benjamin:
In a first approach, this term cannot but appear as an oxymoron: is not a revolutionary orientation towards the future the very opposite of melancholic attachment to the past? What if, however, the future one should be faithful to is the future of the past itself, in other words, the emancipatory potential that was not realized due to the failure of the past attempts and that for this reason continues to haunt us.
Pessimistisch in de theorie, optimistisch in de praktijk. Utopische nostalgie. De Cauter hanteert bij voorkeur de paradox om de (on)mogelijke positie te beschrijven van waaruit hij denkt, schrijft en ageert. In De oorsprongen. Het boek der verbazing noemt hij zichzelf ‘een polymaan’, een neologisme dat hij definieert als: ‘een doolridder met een heilige maar zeer onduidelijke roeping’ die zwerft ‘tussen bezinning en dadendrang, tussen engagement en gelatenheid, tussen politiek en esthetiek, tussen natuur en cultuur, tussen natuur en techniek, tussen het sociale en de afzondering, tussen verantwoordelijkheid en frivoliteit, tussen de kunsten onderling, tussen de genres, tussen de maatschappelijke rollen.’ Die tussenpositie vertaalt zich ook in de vorm van het boek. Meer dan de twee andere delen is Ending the Anthropocene een hybride werk. Naast een aantal uitgewerkte theoretische stukken bevat het ook kortere en directer geschreven stukken (lezingen, inleidingen, blogs, columns). Als lezer zie je zo de schrijver, denker én activist aan het werk. Je zit mee in zijn werkkamer. Je ziet hem niet alleen vanaf een zekere afstand theoretisch reflecteren maar ook concreet, te midden van de gebeurtenissen, positie kiezen, reageren en zich tot een specifiek publiek richten. Zijn brief aan de nieuwkomers in het Brusselse Maximiliaanpark, waar de transmigranten zich verzamelden, in 2018; zijn blogs over urbaan activisme in Brussel uit 2014 en over de pandemie uit 2020, een column ter verdediging van Extinction Rebellion, et cetera: deze stukken verankeren het boek hecht in de tijd. Het zijn plaats- en tijdgebonden interventies die de auteur van zijn meest persoonlijke, meest geëngageerde en dus ook meest kwetsbare zijde tonen.
Ecofeminisme
De beëindiging van het ‘antropoceen’ betekent niet alleen een andere levenspraktijk maar ook een andere manier van denken. Die dialectiek tussen denken en doen is het kloppende hart van De Cauters publicaties. De mogelijkheid om het ‘antropoceen’ te beëindigen, ziet hij in het activisme en in het verder uitwerken van het begrip van de ‘commons’. Beide bewegingen onderwerpt hij aan filosofische en historische beschouwingen. Hoe moeilijk het is om een nieuwe eensgezinde woordenschat te vinden om de ontwikkelingen van dit tijdperk te beschrijven, blijkt wanneer we de term ‘antropoceen’ van dichterbij bekijken. Wanneer is het ‘antropoceen’ begonnen? Daar wordt onder wetenschappers fel over gediscussieerd. Voor De Cauter is de activiteit van het openscheuren en binnendringen van de aarde, van het opdelven van grondstoffen iconisch voor het antropoceen. Het ingrijpen in de natuur behoort tot de kernactiviteiten van de mens vanaf het ogenblik dat die sedentair wordt en aan landbouw gaat doen. En hoe meer mensen er op de planeet zijn, hoe meer er in de natuur ingegrepen wordt. In die zin is het antropoceen al lang geleden begonnen en is het een ontwikkeling in stappen. De ontdekking van de Amerika’s is een eerste grote schok. De industriële revolutie is een volgend belangrijk moment, net als de ontploffing van de eerste atoombom. De Cauter gaat ook een ander feit niet uit de weg, dat in vele discussies al te vaak wordt genegeerd: de demografische evolutie. De ecologische voetafdruk van de mensheid als geheel is te groot omdat we met te veel op deze planeet rondwandelen. Pas na 2050 zou die bevolkingsaangroei afnemen – in combinatie met een meer ecologisch energieverbruik en een veranderd consumptiegedrag misschien net op tijd om het ergste te voorkomen?
De Cauter pleit voor een posthumane ecologie – een ecologie waarin de mens en diens uitbuiting van de natuur niet langer een dominante positie innemen – en ziet aanzetten daartoe in het ecofeminisme van onder anderen Donna Haraway (1944-heden) en Rosi Braidotti (1954-heden). Geen toeval wellicht dat Haraway spreekt van ‘Capitalocene’: het is immers het kapitalisme dat de onderbouw is van het antropoceen. En uiteraard wordt ook de relatie gelegd met het patriarchaat. Wat De Cauter vooral aan het ecofeminisme apprecieert is dat het tegelijk een theorie en praktijk is. Daarnaast is er ook het besef dat bepaalde ontwikkelingen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden en dat we moeten leren leven met ‘contaminated diversity in degraded landscapes with displaced populations’, zoals De Cauter de ecofeminist Anna Tsing (1952) citeert.
Activisme
Een groot deel van de essays raakt het thema van het activisme aan. Een van de belangrijke vragen die als een impliciete rode draad door al de teksten van De Cauter loopt, is die naar de schaal. Op welke schaal moet er gedacht en geanalyseerd worden? En vooral: op welke schaal moet er ingegrepen worden? En misschien het belangrijkste van alles: op welke schaal kunnen we iets doen? Als individu, als groep, als netwerk? De Cauter: ‘Activism is a constant interruption of normal life. Often based on the feeling of being not only responsible but the last man standing.’ Activisme is met andere woorden niet zomaar een actie, het is een levensstijl. Hoewel De Cauter hier even het thema van de ‘last man standing’ aanhaalt om de intensiteit van het activisme duidelijk te maken, gaat hij vooral in op de mogelijkheden en de noodzaak van de collectieve dimensie daarvan. Zijn definitie van het activisme als de onderbreking van de dagelijkse gang van zaken sluit aan bij de definitie die Jacques Rancière van de politiek in eigenlijke zin geeft: de interruptie van de natuurlijke orde waarin iedereen diens plaats kent. Het is het moment waarop een buitengesloten groep het woord neemt. Het is het moment waarop ‘noise’ ‘voice’ wordt en een groep zich tot een politiek subject vormt. De rest beschouwt de Franse filosoof Jacques Rancière (1940-heden) als bestuur, ‘governance’, de politiek zoals we die kennen. Voor De Cauter ligt de toekomst van de planeet – ‘het reddende’, om de Duitse dichter Friedrich Hölderlin (1770-1843) nogmaals te citeren – niet langer in de handen van de bestaande politiek, maar in de handen van wat de marxistische denkers Michael Hardt en Antonio Negri ‘multitude’ hebben genoemd, de menigte, de anonieme ‘zwermintelligentie’. Die termen, die De Cauter in de vorige delen gebruikte, worden nu vervangen door ‘de commons’. Die ‘commons’ – dat wat van iedereen zou moeten zijn – worden permanent bedreigd door ‘de Heilige Drievuldigheid van het neoliberalisme’: liberalisering, deregulering en privatisering. De ‘commons’ brengt De Cauter in verband met de begrippen ‘utopia’ en ‘heterotopia’, begrippen die als een leitmotiv door zijn hele werk lopen omdat ze de verbeelding en de energie in zich dragen om voorbij de status quo te durven denken: ‘In every activist action, in every “practice of commoning” there is a utopian spark’, aldus De Cauter. Het is een omschrijving die ‘de zwakke messiaanse kracht’ bij Walter Benjamin in herinnering brengt.
De Cauters millennium-trilogie is niet minder dan een fresco in sterke contrasten en veel sombere tinten van de wereld waarin we leven. De reeks reikt een theoretisch instrumentarium aan om de grote krachten en bewegingen die onze tijd vormgeven in begrippen te vatten én aarzelt evenmin om een toolkit aan te bieden voor heel concrete en lokale actie. Het is vreemd, onbegrijpelijk eigenlijk, dat De Cauters drieluik niet meer aandacht heeft gekregen of krijgt. Het doet immers precies waar we nood aan hebben. Het analyseert de globale uitdagingen waar we voor staan, het zoekt naar grote samenhangen, naar een historische duiding en naar een woordenschat.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.