De openingszin van High-Rise, J.G. Ballards (1930-2009) dystopische roman uit 1975, is haast nog beruchter dan het boek zelf.
Later, toen hij op zijn balkon van de hond zat te eten, dacht dokter Robert Laing na over de uitzonderlijke gebeurtenissen die in de afgelopen drie maanden in het gigantische appartementencomplex hadden plaatsgevonden.
Wie hierna nog zin heeft om door te lezen, is in elk geval voorbereid op de minutieus beschreven psychische horror en het absurde fysieke geweld dat nog volgt. Misschien nog wel schokkender is de tweede zin, die zijn lading pas prijsgeeft na lezing van het laatste hoofdstuk, wanneer de onttakeling van de sociale structuur in het hypermoderne gebouw compleet is en Laing met een buurvrouw en zijn zuster een volledig immorele, totaal geïsoleerde eigen werkelijkheid heeft gecreëerd in de lege huls van zijn appartement. Omdat High-Rise is opgezet als een lange flashback, hebben de woorden ‘Nu alles weer normaal was’ waar deze tweede zin mee begint, betrekking op die situatie.
Het is maar wat je normaal noemt.
Laing en de twee andere protagonisten, documentairemaker Richard Wilder en architect Anthony Royal, wonen met 1997 anderen in een enorme, nieuw opgeleverde woontoren in een buitenwijk van Londen. Royal is een van de bedenkers van de ‘enorme machine die ontworpen was om dienstbaar te zijn […] aan elke individuele bewoner in zijn isolement’ en woont in het penthouse boven de veertigste verdieping. Wilder vertegenwoordigt in deze microkosmos de lagere sociale klasse met zijn woning op de tweede verdieping, terwijl Laing met zijn appartement op de vijfentwintigste tot de middenklasse behoort. In de drie maanden waarin de handeling zich afspeelt is de lezer deelgenoot van hun lotgevallen, waarbij ze onder meer met moord, kannibalisme, stammentwisten en incest te maken krijgen. Te midden van frequent optredende storingen van de hypermoderne technologische machinerie van het appartementencomplex (liftuitval en stroomstoringen zijn aan de orde van de dag) verdwijnt langzaam maar zeker elke sociale cohesie in de artificiële gemeenschap, totdat de onttakeling eindigt met de situatie uit de openingszin: man eet hond.
De vraag waarom deze tweeduizend bewoners (‘een vrijwel homogene verzameling’ van welgestelden met aanzien) vervallen tot een van de buitenwereld losgekoppelde bende sociopaten die elk denkbaar maatschappelijk taboe overtreden, is centraal voor de betekenis van High-Rise. Wat dit boek uiteindelijk zo briljant maakt, is de manier waarop Ballard die onttakeling zich volkomen logisch laat voltrekken, zonder dat hij een eenduidig antwoord formuleert. Het idee van een experiment komt op verschillende manieren terug en hoewel dit experiment bol staat van de betekenisvolle verwijzingen naar de laatkapitalistische werkelijkheid waarin de westerse mens nog altijd leeft, is het onmogelijk om een uitkomst van het onderzoek te formuleren die alle andere resultaten overbodig maakt.
Ballards proza is – niet alleen hier, maar eigenlijk in al zijn romans en korte verhalen – in eerste instantie extreem precies. Beeldend en gedetailleerd, maar ook uitgebeend en afstandelijk, wat een typische ironie oplevert die vooral genadeloos is voor de overgeërfde sociale conventies en het kleinzielige gedrag van de personages. Het is de stijl van een illusieloze realist, begaan met de tastbare en controleerbare werkelijkheid en wars van het zelfbedrog waarmee mensen zichzelf in bescherming nemen en hun wereld leefbaar proberen te laten lijken.
De beschrijving van ruimte speelt in dit proza een belangrijke rol. Enerzijds in de afzonderlijke scènes, waarin bijvoorbeeld visuele details de onttakeling tonen, anderzijds in de weergave van ruimtelijke structuren, die voortdurend hinten naar grotere betekenisgevende systemen. Het citaat hierboven waarin het complex vergeleken wordt met een enorme machine, is een voorbeeld van zo’n beschrijving. Het opent een deur naar een technocratische wereldopvatting, waarin moreel en politiek denken worden vervangen door een obsessie met uitvoering en functionaliteit, waarin het gedrag van ieder individu op subtiele wijze kan worden beïnvloed, maar geen enkele beslissing kan worden teruggeleid tot een opvatting over de wereld.
Het gebouw waarin High-Rise zich afspeelt, is ontworpen met ‘een indrukwekkende verscheidenheid aan diensten’. Laing en het gros van zijn medebewoners trekken zich vanwege die overvloed hoe langer hoe meer terug uit het openbare leven: ze verlaten de flat nauwelijks meer, zelfs niet om te werken, en hun onderlinge verhoudingen raken steeds meer bepaald door achterdocht en strijd. Zo ontstaat er een oorlog van allen tegen allen. Geen van de bewoners kan zich nog vereenzelvigen met een ander, maar ze onderscheiden zich ook niet op relevante wijze van elkaar. In High-Rise is er heel letterlijk ‘no such thing as society’.
De manier waarop het appartementencomplex al snel functioneert als de totaalsom van de belevingswereld, werkt zo’n allegorische lezing in de hand. Het complex staat dan symbool voor een bepaalde werkelijkheid, waarop Ballard reflecteert.
Toch lukt het simpelweg niet om de roman op die manier te temmen. Er ontstaat namelijk ondanks alle nadruk op de homogeniteit van de bewoners wel degelijk een soort klassenmaatschappij, netjes verdeeld over de verdiepingen: de onderklasse bewoont de verdiepingen van een tot en met tien, de bovenklasse van dertig tot en met de top, en alles ertussenin is middenklasse. Met name Richard Wilder (verdieping twee), die zich met grof geweld toegang tot de hogere verdiepingen wil verschaffen, denkt en handelt in termen van klasse en strijd. Kunnen we dit serieus nemen of is het louter de groteske zelfzuchtigheid van dit personage, verpakt in een laagje retoriek?
Wilders acties lijken immers voornamelijk ingegeven door impulsen en tegenstrijdige behoeftes, waaraan hij uitvoering geeft zonder zich om de gevolgen voor zichzelf of voor anderen te bekommeren. Hij is een seriële vreemdganger die wanneer hij besluit om zichzelf een beter leven op de bovenste verdieping te verschaffen, zonder om te kijken zijn vrouw en kinderen in de steek laat. Rancune lijkt een van zijn belangrijkste drijfveren. Bovendien suggereert Ballard dat hij het is die de eerste daad van willekeurig geweld pleegt door de Afghaanse windhond van een actrice in het zwembad te verdrinken tijdens een stroomstoring.
Vergelijken we het karakter Wilder met Laing en met Royal, dan wordt het gebouw ineens beeld voor een psyche in een staat van collaps. Waar Wilder dan het Freudiaanse id vertegenwoordigt, is Laing het ego, dat heen en weer pendelt tussen de hoogste functie, het super-ego Royal, en de lagere regionen. Wanneer Wilder aan het eind zijn tocht naar boven heeft voltooid, regresseert hij van een effectieve en genadeloze jager naar een groot, naïef kind. Wanneer Royal hem de toegang tot het dak probeert te ontzeggen – klassiek Freudiaans: het super-ego bepaalt wat er toegang krijgt tot het bewustzijn – schiet Wilder hem min of meer per ongeluk in zijn borst. Laing vindt Royal gewond op een lagere verdieping en begeleidt hem naar zijn sterfplaats, het zwembad op de tiende verdieping dat opgedroogd is en dienstdoet als een soort massagraf. Wilder lijkt er niet veel beter vanaf te komen: denkende dat hij zijn ‘nieuwe moeders’ heeft gevonden, loopt hij in de armen van een groep kannibalistische vrouwen, die de bovenste verdieping hebben overgenomen.
De pragmaticus Laing, die alleen op zijn eigen overleven gericht is en telkens het compromis zoekt tussen zijn instinctieve behoeften en de (geïnternaliseerde) eisen die de symbolische orde aan hem stelt, overleeft en lijkt zelfs te bloeien in de nieuwe orde. Volkomen pervers, maar tevreden braadt hij de hond van Royal boven een vuur op zijn balkon en ziet hij hoe in het aanpalende wooncomplex de eerste stroomstoring plaatsvindt.
Ook die lezing blijft echter onbestendig, omdat voor een verklaring voor die ineenstorting van de psychische structuur nog steeds meerdere elementen in aanmerking komen. Bovendien dringt zich de vraag op of de afbrokkelende psychische structuur nu de ineenstorting van het sociale verbeeldt, of dat de sociale chaos voortkomt uit de psychopathologie.
Is High-Rise dan een boek dat alleen maar frustreert, louter verwachtingen schept waaraan het weigert te voldoen om de lezer op het verkeerde been te zetten? Nee, integendeel, zou ik zelfs willen beweren. De roman onttrekt zich consequent aan makkelijke categorisering, zelfs op dit metaniveau. Het is overduidelijk een dystopische roman, maar die dystopie is vervat in het hier en nu, bevindt zich niet in een verre toekomst of een alternatieve werkelijkheid. De opgeheven vinger (pas op, als we zo doorgaan gaat het mis) van veel toekomstfictie ontbreekt daarom; in plaats daarvan confronteert Ballard zijn lezers met een dystopie die zich middenin de werkelijkheid genesteld heeft, voor wie er oog voor heeft.
Ballards grootste gift is misschien wel zijn verbeelding, dat wil zeggen zijn vermogen beelden te scheppen die dezelfde eigenschappen bezitten als de wereld die ze representeren. In de plaats van het symbool, dat altijd een verarming van de werkelijkheid is, stelt Ballard de metafoor. Andrei Tarkosky, de Russische filmregisseur en maker van onder meer Solaris (1972) en Stalker (1979), twee films die minstens net zo’n eigenwijze verhouding met sciencefiction hebben als het betere werk van Ballard, heeft zinnige dingen gezegd over zijn voorliefde voor de metafoor boven het symbool.
An image – as opposed to a symbol – is indefinite in meaning. One cannot speak of the infinite world by applying tools that are definite and finite. We can analyse the formula that constitutes a symbol, while metaphor is a being-within-itself, it’s a monomial. It falls apart at any attempt of touching it.
Wat Ballard ons voorschotelt in High-Rise, is uiteindelijk niet te vatten. Maar al is het centrale beeld onbeheersbaar, dat betekent niet dat het niet van betekenis is. Het nodigt uit om telkens opnieuw naar terug te keren.
Helaas moet ik daar wel bij vermelden dat voor de lezer die niet afhankelijk is van de vertaling, de Engelstalige editie te prefereren is boven de editie die nu bij Lebowski verschenen is. Daar zitten echt te veel missers in: stijlfouten, ontbrekende komma’s, ‘bierblikjes bier’ en niet vertaalde woorden. Omdat de kracht van Ballards werk vooral in zijn precisie zit, is dat erg jammer.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.