De desincorporatie van de macht

Wat is politiek?

Claude Lefort (vert. Pol van de Wiel & Bart Verheijen)

De bundel Wat is politiek? bevat elf essays van Claude Lefort (1924-2010) over grote politieke thema’s, zoals democratie en totalitarisme, mensenrechten, religie, globalisering en nationalisme. Merkwaardig omdat de bundel als zodanig niet in het oeuvre van Lefort voorkomt: hij is samengesteld door de vertalers, die wel vermelden (of eraan herinneren) dat drie van de geselecteerde essays al opgenomen werden in Het democratisch tekort, een uitgave van Boom uit 1992. Bovendien is het vreemd dat de vertalers voor de titel Wat is politiek? kozen, aangezien dit de letterlijke vertaling is van Was ist Politik?, een postuum (door Ursula Ludz) uitgegeven werk van Hannah Arendt uit de jaren vijftig. De vertalers lijken op die manier de houding van Lefort zelf te herhalen en voort te zetten: hoeveel inzichten die ook met Arendt deelde, hij vond een verwijzing naar haar werk meestal onnodig.

Dit gezegd zijnde, de lectuur van Wat is politiek? blijft de moeite, omdat het boek Leforts bedoeling waar maakt: ‘een lans breken voor een herwaardering van de politieke filosofie’. Daarmee bedoelt Lefort in eerste instantie dat opnieuw een onderscheid moet worden gemaakt tussen het politieke en het economische. Hij bekritiseert zowel het liberalisme dat de maatschappelijke orde laat afhangen van de vrije concurrentie als het socialisme dat zich vergenoegt met een kritiek op de irrationaliteit van het kapitalistische systeem. Beide zijn volgens hem in hetzelfde bedje ziek: ze hangen vast aan de idee dat de maatschappelijke werkelijkheid zich op het niveau van de economie openbaart.

Zoals vele Franse filosofen, neemt Lefort voor zijn politieke analyses de Franse Revolutie als vertrekpunt. Hij richt zich daarbij niet zozeer op de fameuze slagzin ‘liberté, égalité, fraternité’, noch op de eerste verklaring van de rechten van de mens (en van de burger), maar op de onthoofding van koning Louis XVI. Die terechtstelling maakt een einde aan het ancien régime, dat de samenleving voorstelt als een groot lichaam waarvan de integriteit wordt gewaarborgd door de koning als hoofd. De guillotine heeft dus niet alleen de koning onthoofd, maar tegelijk het hoofd van de samenleving afgehakt en zo het beeld van de samenleving als lichaam vernield. De Franse Revolutie heeft ‘de desincorporatie’ van de samenleving en van de macht voltrokken: de democratie die zo vorm gekregen heeft, begrijpt de samenleving niet langer als een organisch geheel dat, zoals het menselijk lichaam, vanuit een bepaalde plaats en door een bepaalde instantie wordt gedirigeerd. In de beroemde woorden van Lefort: ‘de plaats van de macht is leeg’. Dit wil zeggen: niemand mag zich de macht toe-eigenen als een bezit, niemand mag de macht incorporeren; de macht wordt aan iemand verleend en wie de macht uitoefent, doet dat op tijdelijke basis; slechts met geweld kan iemand zich blijvend op de plaats van de macht nestelen. Voorts heeft deze desincorporatie ook geleid tot de ontkoppeling van de macht, het recht en het weten. Macht en recht vallen niet samen: de macht wordt door het recht begrensd en het recht behoudt ten opzichte van de macht een onuitwisbare uitwendigheid. Dat vormt de inzet van de verklaring van de rechten van de mens. Macht en weten vallen evenmin samen: de macht dient rekening te houden met bepaalde wetenschappelijke waarheden en feitelijke gebeurtenissen te erkennen. De fundamentele onbepaaldheid omtrent de grondslag van de macht, het recht en het weten en omtrent hun onderlinge relatie kenmerkt de democratie, die daarom kan worden gedefinieerd als de samenleving die haar eigen verbrokkeling en verdeeldheid laat zien en de ervaring van een noodzakelijke onbepaaldheid niet uit de weg gaat.

Het wekt dan ook nauwelijks verwondering, aldus Lefort, dat de democratie voortdurend wordt bedreigd. Deze bedreiging gaat met name uit van het totalitarisme, dat elke vorm van maatschappelijke heterogeniteit verwerpt. Het totalitarisme wil niets liever dan alle tekens van maatschappelijke verdeeldheid uitwissen en de onbepaaldheid die in de democratie rondspookt, uitbannen. Het heeft daar alles voor over – letterlijk alles, inclusief de eliminatie van miljoenen mensen, zij het Joden of koelakken, die worden afgeschilderd als interne vijanden die als ‘parasieten’ de gezondheid van het politieke lichaam aantasten.

Terwijl de democratie de onbepaaldheid beoefent, wordt het totalitarisme door de identificatielogica gestuurd: aan de basis bevindt zich de voorstelling van het Ene Volk, dat zich in een lang proces en na bemiddeling door de partijleiding verenigt in en met de totalitaire leider, door Lefort de ‘Egocraat’ genoemd. Deze incorporatie van de macht gaat hand in hand met de concentratie van recht en weten. De leider stelt zich voor als de hoeder van het recht en veroorlooft zich de proclamatie van volledig nieuwe wetten, zoals de wet ‘Gij zult niet-levensvatbare rassen uitroeien’. Tegelijk beschikt de leider over een uitzonderlijk weten dat hem in staat stelt een heel eigen versie van de geschiedenis te geven en verslag uit te brengen van door niemand anders gekende feiten. (In niet-totalitaire taal: de leider liegt op gigantische schaal.)

Democratie en totalitarisme zijn dus als het ware de voor- en achterzijde van dezelfde medaille. Ze horen wezenlijk samen en zijn volgens Lefort typisch moderne regeringsvormen – regeringsvormen dus die voorafgaand aan de moderne tijd niet bestonden: de twintigste-eeuwse democratie verschilt evenveel van de politieke experimenten in Athene in de vijfde eeuw voor onze jaarrekening als het totalitarisme van de antieke tirannie. Maar Lefort beklemtoont altijd opnieuw dat het totalitaire monster sluimert op de bodem van de democratie. De hoogdag van de democratie is de dag van de verkiezingen: dan beslist het volk welke toekomst het wil, maar deze beslissing doet het volk uiteenvallen in individuele stemmen die worden geteld. Het kiesrecht binnen de democratie vernietigt de idee van een volk dat in eenheid met zichzelf leeft en een eigen ‘substantie’ heeft. Deze angst voor het getal roept volgens Lefort de totalitaire beweging op.

Heel opmerkelijk aan de analyse en commentaar van Lefort is zijn onverholen vehemente kritiek aan het adres van het marxisme. Die wordt begrijpelijk als we in overweging nemen dat Lefort zich op jonge leeftijd tot het trotskisme bekende en vanuit de groep ‘Socialisme ou barbarie’, die hij samen met Cornelius Castoriadis in 1948 oprichtte, de slaafse houding van de Franse Communistische Partij ten opzichte van de Sovjet-Unie op de korrel nam. Meer bepaald verwijt Lefort het marxisme dat het de ogen gesloten heeft voor de beknotting van de vrijheid door het totalitarisme en dat het de democratische vrijheid als een uitvinding van de bourgeois heeft weggewuifd. Het marxisme (of het communisme in landen als Frankrijk, Italië, België, enzovoort) heeft volgehouden dat de oprichting van concentratiekampen, de uitroeiing van miljoenen mensen, de afschaffing van de vrijheid van meningsuiting en de opheffing van het algemeen kiesrecht of de omvorming ervan tot een farce die 99 procent van de stemmen toewijst aan de lijst van de enige partij, geen informatie verschafte over de aard van het Sovjetregime. Met Leo Strauss, volgens sommigen de belangrijkste inspiratiebron van het rechtse neoconservatisme in de Verenigde Staten, stelt Lefort deze houding aan de kaak als ‘de castratie van het politieke denken’.

Altijd opnieuw herinnert Lefort aan de zware opgave waarmee de democratie zich geconfronteerd ziet: een samenleving staande houden nadat de bakens van zekerheid teloorgegaan zijn, de verdeeldheid en onbepaaldheid uithouden. De democratie, die precies bestaat uit ‘de institutionalisering van het conflict’, staat altijd bloot aan de totalitaire verleiding om de samenleving te organiseren vanuit de mythe van de ‘ondeelbare volkswil’.

Terecht wijzen de vertalers erop dat ook vandaag deze verleiding opgeld doet: in alle West-Europese landen zetten populistische partijen de politieke discussie naar hun hand met de stelling dat de politiek simpelweg moet doen wat het volk wil en dat het er alleen op aankomt de ondeelbare wil van het volk juist te interpreteren. Men vergeet daarbij dat die ‘juiste’ interpretatie voorbijgaat aan een veelheid aan religies, meningen en standpunten en uitsluitingsmechanismen in de samenleving aanbrengt. En men aarzelt evenmin, als die ‘juiste’ interpretatie bepaalt welke burgers wel en welke niet tot de samenleving behoren. Heel Leforts politieke filosofie verdedigt het tegendeel: de omarming van de verdeeldheid. Meteen is de vraag Wat is politiek? beantwoord: politiek is de mogelijkheid uitsluiten dat iemand uitgesloten wordt. Politiek is mensen betrekken bij de samenleving. Voor de omschrijving van het fundamentele recht, dat zo gewaarborgd wordt, gebruikt Lefort een uitdrukking van Arendt: het is ‘het recht om rechten te hebben’, het recht om deel uit te maken van een samenleving en uiteindelijk van de mensheid.

Boom, Amsterdam, 2016
ISBN 9789089535948
392p.

Geplaatst op 05/10/2016

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.