De opdracht die de moeder van Roline Redmond haar dochter meegaf op haar sterfbed was bepaald geen gemakkelijke. Ga maar na: hoe reconstrueer je de geschiedenis van een familie waarvan nauwelijks geschiedenis is vastgelegd? En hoe organiseer je een Famirman Banya, een rituele familiebijeenkomst ter heling van gedeelde pijn, terwijl die familie verdeeld is geraakt en de traditie verwaterd? Toch slaagde Redmond erin, na jarenlang diepgravend onderzoek, beide opgaven te volbrengen.
Als Redmonds moeder haar in een Utrechtse doorzonwoning vraagt om de familiegeschiedenis op te tekenen, ziet ze op tegen de taak – vanwege de enorme omvang en de complexiteit. Hem niet uitvoeren is echter geen optie voor Redmond, die groot respect koestert voor haar moeder. Naarmate haar onderzoek vordert, kijkt ze ook steeds meer op naar haar grootmoeders en andere leden van de Doorson-Wijks-familie. Ze blijken mensen die gedurende en na het slavernijtijdperk met hard werken hun hoofd boven water konden houden en hun kinderen een betere toekomst konden bieden.
In De Doorsons geeft Redmond een gezicht aan haar eigen voormoeders (ze richt zich op vrouwelijke verwanten, omdat de afkomst via de moederlijn zekerder is vast te stellen dan die via de vaderlijn). Daarnaast plaatst ze de geschiedenis van haar familie in breder perspectief, door de levens van andere creoolse Surinamers en de slavenhouders van haar familie (en hun nakomelingen) op te tekenen. In haar zoektocht is de familie Dessé essentieel voor Redmond, al was het maar om praktische redenen. Redmond moest voor het leven van haar familie in de slaventijd namelijk putten uit bronnen van de eigenaren van haar voorouders – eigen geschriften uit die tijd waren er niet, zelfs geen grafstenen – en dat waren de leden van de familie Dessé. Geheel toevallig blijken nazaten van de Dessés bij haar om de hoek in Utrecht te wonen. Zij zetten haar mede op het juiste spoor in een zoektocht die uitblinkt in doorzettingsvermogen en luciditeit.
In de manier waarop Redmond het verhaal van haar voormoeders vertelt, plaatst ze zich bewust in de West-Afrikaanse verteltraditie van haar voorouders. Daarin staat een griot, een verbale chroniqueur van de familiegeschiedenis, in hoog aanzien, als geheugen van een stam. In Redmonds jeugd riep haar moeder echter geregeld tegen haar: ‘Loop niet te gillen als een gríyo’ [verbastering in het Sranangtongo, TT]!’ Uit West-Afrika afkomstige Surinamers hadden het begrip namelijk een negatieve betekenis gegeven, net als veel andere gebruiken uit hun cultuur. Zulke ontwikkelingen zetten Redmond aan het denken: ‘Men kan […] zich afvragen wat een lange periode van knechting met het zelfvertrouwen en beoordelingsvermogen van mensen doet.’
Met dit soort reflecties merkt Redmond op een subtiele manier dingen op over de doorwerking van de slavernij in het heden – een thema dat de afgelopen jaren in Nederland rondom verschillende slavernij-excuses steeds vaker ter sprake komt. In De Doorsons valt daar nog meer over af te leiden, maar Redmond zelf begeeft zich niet expliciet in politieke discussies. Ze is vooral geïnteresseerd in informatie over haar eigen familiegeschiedenis, die ze ontsluit via gesprekken met mensen die erover kunnen vertellen en onderzoek in alle mogelijke archieven en andere bronnen. Haar aanpak leidt tot een flinke dosis nieuwe feiten en bijzondere, kleurrijke verhalen.
Redmond wil weten hoe haar voorouders de slavernij en de periode na de afschaffing van de slavernij hebben ervaren. Ze weet dat haar creoolse familie uit het district Coronie komt, in het noordwesten van Suriname. Een deel van de familie trok na de afschaffing van de slavernij naar de hoofdstad Paramaribo, op zoek naar een beter bestaan. Met name haar voormoeders vormen een belangrijk inspiratiebron voor haar onderzoek. Overgrootmoeder Constantia Augustina Doorson (1863-1925) verkocht vis op de markt en leefde op een modderig woonerf in Paramaribo. Haar dochter Pauline Magdalena Wijks (1894-1983) was wasvrouw en haar kleindochter Annette Josephine Wilson (1924-2013), de moeder van Redmond, werkte als naaister. Meer dan feitenkennis over de familie gaven ze een ‘sfeer’ door aan hun kinderen en kleinkinderen, aldus Redmond, ‘en wel een van verlies en van verlangen naar verbinding met verwanten. Die verlangens werden niet concreet uitgesproken, maar sluimerden op een hoge plank in een hoekje van mijn bewustzijn.’
Uit verhalen van de tijd waarin ze leefden, rijst een beeld waarin Redmonds voorouders alle zeilen moesten bijzetten om te overleven. Toch wisten ze zich te emanciperen. De armoede was allesomvattend, maar drukte niet op de levenskracht. Creolen hadden het in Suriname over het algemeen moeilijker dan mensen met een lichtere huidskleur, zoals Hindostanen, Javanen en mensen van gemengde komaf. ‘In Suriname hebben mensen geleerd dat zwart lelijk is. Ik was daar een uitzondering in,’ zei Redmond daarover tegen De Groene Amsterdammer. ‘Wanneer ik zei dat ik zwart mooi vond, werd ik gecorrigeerd. Maar als ik geen uitzondering was geweest, had ik dit boek nooit geschreven en deze prijs [de Brusseprijs voor het beste Nederlandstalige journalistieke boek, TT] niet gewonnen.’
Hoewel er talrijke markante karakters passeren – denk aan oom Pee, Petrus Doorson, een ‘ruziezoeker eersteklas’ die in de bres sprong voor de gevangengenomen vakbondsman (en later auteur en verzetsstrijder) Anton de Kom (1898-1945), grootvader van schrijver en psychiater Antoine de Kom (1956-heden) – richt het boek zich vooral op moeders, de matriarchen van de familie. Zij bleven, terwijl de mannen vertrokken, naar andere plantages, andere vrouwen en later op zoek naar werk in de bossen, waar ze onder meer vruchten raapten om te verkopen. De vrouwen werkten harder dan mannen, vanwege de zorg voor kinderen en ouderen. Lastige mannen konden ze daarbij niet gebruiken. Trouwen was voor deze ‘spreekwoordelijke alfavrouwen’ dan ook niet gebruikelijk – een reden waarom de evangelisten die naar Suriname trokken het ook zo moeilijk hadden. Hoewel religieuze gemeenten in Suriname voorzichtig voet aan de grond kregen, vaak via het bieden van onderwijs, bleek het lastig deze autonome mensen voor zich te winnen.
De observaties die Redmond in De Doorsons doet, zijn in de eerste plaats een bron voor haar eigen familie en hun verwanten: over de dominante visverkopers op de markt en de technisch begaafde wasvrouwen bijvoorbeeld. Tegelijkertijd vormen ze ook een hele toegankelijke informatiebron voor iedereen die geïnteresseerd is in de Nederlandse slavernijgeschiedenis en in Suriname in den brede. Het vernederende leven van slaven – Redmond gebruikt deze term en niet de variant slaafgemaakten – waarin mensen hun identiteit werd ontnomen en ze als gebruiksvoorwerpen werden gezien, wordt zonder opsmuk gepresenteerd. Niet mooier dan het is, maar zeker ook niet lelijker.
Tegen NRC zei Redmond een ‘uitgebalanceerder mens’ te zijn geworden, omdat ze haar voorouders een identiteit heeft kunnen geven. Zelf staat ze aan het eind van die lange rij vrouwen. Ze groeide in Suriname op, bij haar grootmoeder in Paramaribo en bij haar moeder en stiefvader in Paranam, een dorp zo’n veertig kilometer ten zuiden van de hoofdstad aan de Surinamerivier. In haar jeugd in Suriname was ze zelf een boodschapper van de familie; ze trok van familielid naar familielid om door te geven hoe het hen verging – iets dat met name voor haar moeder belangrijk was om de familieband intact te houden. Ze deed dit echter wel op een manier waarbij discretie centraal stond. Zaken die familierelaties in gevaar konden brengen, werden met subtiele weglatingen overgebracht. Het heeft Redmond tot een fijnbesnaard luisteraar, observator en doorgever gevormd. Eind jaren zestig kwam ze naar Nederland om Spaans en antropologie te studeren en ook die achtergrond laat zich voelen. Het is knap hoe ze tussen de regels door toelicht wat er in de (culturele) context precies bedoeld wordt. Ze laat via een anekdote in het nawoord zien dat ze daarin erg zorgvuldig te werk is gegaan, met meelezers van verschillende achtergronden.
‘Ik ben ernstig ziek doordat ik in aanraking ben gekomen met dingen die je niet kunt vertalen’, vertelt haar oudoom Edmund Doorson-Vriesde, die visser was. In dit geval gaat het over zaken tussen hemel en aarde, de spirituele regels van de winti-cultuur, licht Redmond toe. Hier geldt: nooit doorvragen als de vraag geen antwoord toelaat. Ze voelt een verwantschap met haar ‘oom Edmund’, een kritische geest die zijn levensverhaal tot Redmonds verrassing in een autobiografie liet optekenen.
Edmund is koppig en lijkt zich niet te realiseren dat weinigen van zijn toegesproken lezerspubliek het boek open zullen slaan. Dat er weinig wordt gelezen in de creoolse gemeenschap is verklaarbaar, legt Redmond uit. In die cultuur wordt namelijk niet achterom gekeken; noch na het gedwongen vertrek op slavenschepen uit Afrika, noch na de afschaffing van de slavernij. Wat heb je aan het pijnlijke verleden als je al je energie moet steken in het overleven vandaag? Zo wordt alle informatie met de nodige context gepresenteerd. En als lezers toch iets hebben gemist, is er een uitgebreide verantwoording, waarin onder meer stambomen en een verklarende woordenlijst zijn opgenomen.
Na afronding van het onderzoek vindt ook de Banya plaats, waarmee het tweede deel van de wens van Redmonds moeder in vervulling gaat. Er wordt geen slavenschip te water gelaten, zoals de oorspronkelijke traditie voorschrijft, maar wel is er bezinning en worden er liederen van voorouders gezongen; er zijn goodiebags, en vooral veel ontmoetingen. Sommige familieleden vragen zich af waarom de bijeenkomst niet alleen een feestje kon zijn, maar ook de ‘serieuze kant’ bleef men trouw. Roline Redmond keek, in tegenstelling tot haar voormoeders, lange tijd achteruit. Na het volbrengen van de mammoetklus die De Doorsons. Op zoek naar een Afro-Amerikaanse slavenfamilie in het Caribisch gebied was, kan ze nu, trots op haar familie, weer vooruitkijken.
Een recensie door Tan Tunali over De Doorsons. Op zoek naar een Afro-Amerikaanse slavenfamilie in het Caribisch gebied van Roline Redmond.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.