Poëzie, Recensies

De stof van jullie opkomst

De harmonie der scheuren

Samuel Vriezen

Een kunstwerk onbevangen op je in laten werken, zonder enige kennis van context, kan dat wel? En als het kan, is dat dan wenselijk? Wanneer ik stilsta voor een schilderij zou ik even kunnen vergeten dat ik me in een museumzaal bevind die door iemand is ingericht, terwijl het de locatie is die ervoor zorgt dat ik überhaupt de moeite neem om naar het ding te kijken. Vervolgens wil ik weten wat er op het bordje staat: wie is de kunstenaar, wat is de titel, van wanneer dateert het werk en waar is het gemaakt? Lees ik een gedicht, dan staat dat meestal in een boek dat op de markt is gebracht door een uitgeverij waarvan ik ook andere titels ken. Ik zou het niet gekocht hebben als ik niet een zekere verwachting zou hebben dat het de moeite waard was. En als ik in het Muziekgebouw naar een nieuw strijkkwartet ga luisteren, wil ik op zijn minst weten door wie en wanneer het is geschreven. Hoe dan ook neem ik altijd mezelf mee, met mijn persoonlijke, tijdgebonden lees-, kijk- en luistergeschiedenis.

Toch probeer ik me open te stellen en me zo min mogelijk te laten afleiden door alle ruis eromheen. Een goed kunstwerk is in die zin autonoom dat het de theorieën van de maker niet nodig zou moeten hebben om je fysiek, mentaal en emotioneel te laten raken. Vanzelfsprekend is het nooit de bedoeling dat je je intellect uitschakelt, maar ik ben huiverig voor conceptuele kunst die het moet hebben van de uitleg. Om die reden vind ik dichtbundels met uitvoerige toelichting verdacht. Als de dichter niet in staat is in het gedicht te zeggen wat er gezegd moet worden, is dat een gebrek aan ambachtelijkheid.

Met enige schrik las ik daarom de intimiderende verantwoording in de nieuwe bundel van dichter en componist Samuel Vriezen (1973), waarin een twintigtal mogelijk loodzware studies worden genoemd op het terrein van wetenschapsfilosofie, biologie, politieke filosofie, antropologie en de wiskundige verzamelingenleer. Het is prima om te weten dat de dichter niet van de straat is, maar hij zal toch niet van zijn lezers verlangen dat ze zich eerst inlezen voordat ze aan De harmonie der scheuren beginnen? Ik werd een beetje onrustig bij deze tamelijk dwingende mededeling, aan het eind van de verantwoording: ‘Bij dit boek horen een aantal satellietteksten. Deze zijn te raadplegen op: www.hetbalanseer.be.’ Moest dat echt? Kon ik me ook gewoon onbevangen openstellen voor de poëzie? Of was dat juist niet de bedoeling? Ik heb het geprobeerd, en binnen het bestek van een paar bladzijden waren al mijn bedenkingen verdwenen. Misschien is het boek pretentieus, misschien heeft de dichter drempels opgeworpen omdat hij niet zomaar iedereen over de vloer wil hebben, maar De harmonie der scheuren is groots, indringend en meeslepend.

De bundel bestaat uit drie afdelingen, waarvan de eerste en de laatste elkaar spiegelen. De gedichten van de eerste reeks tellen in de titels af van F12 naar F1, bij de derde reeks is het omgekeerd, van F1 naar F12. Beide zijn opgebouwd volgens het principe van Fibonacci, want het aantal strofen in de eerste reeks vertoont de regelmaat 144, 89, 55, 34, 21, 13, 8, 5, 3, 2, 1, 1; bij de derde reeks zijn niet de strofen, maar de regels geteld, en dan dus in een stijgende lijn. Ik neem aan dat de F in de titels verwijst naar de dertiende-eeuwse wiskundige, of naar het mathematisch symbool f uit de verzamelingenleer. Misschien mogen we het dubbele twaalftal associëren met maanden of uren, met tijd dus, of met de twaalftoonstechniek van Arnold Schönberg – de titel van het boek, een woordspeling op Pythagoras’ ‘harmonie der sferen’, geeft immers aan dat de ware samenklank niet te vinden is in zoetgevooisde gehelen of in een volmaakt geconstrueerde kosmos, maar op plekken waar de chaos zich lijkt op te dringen. Krijgen we lelijke muziek te horen?

De eerste reeks heet ‘naar ons toe’ en kan gelezen worden als een verhaal over de evolutie die ‘ons’ heeft voortgebracht. Het middendeel, ‘alle leven’, fungeert als scharnier en telt slechts drie pagina’s, met de woorden ‘het moet / wereld in / Het moet’. Daarna gaat Vriezen in gesprek met een ‘jullie’, de mensen – of post-mensen – van de toekomst, die hopelijk ooit weten voort te komen uit de grenzeloze zooi die ‘wij’ van de wereld hebben gemaakt. Het is een onwaarschijnlijk maar overtuigend pleidooi voor utopisch denken, in de eerste plaats geïnspireerd door het marxisme, maar dan zonder de totalitaire aspecten die daaraan zijn gaan kleven. Op de achterkant van het boek staat slechts: ‘welk wij is er voor ons’. Kunnen we ons nog een gemeenschap indenken van levende wezens die met elkaar streven naar het goede? Kunnen we ons naast de ‘verzamelingen’ waaruit onze wereld lijkt te bestaan nog nieuwe oneindigheden voorstellen? Vrijheden zonder begrenzingen?

Overtuigende poëzie wordt echter niet gekenmerkt door ideeën en concepten, maar door goede zinnen, door ritme, door klanken en woordcombinaties die ook op de vierkante centimeter aanspreken, door sterke oneliners en krachtige beelden. Met louter abstracties schrijf je geen gedicht. Het wonder van Vriezens werk bestaat erin dat de hoge mate van abstractie, ook op zinsniveau, op geen enkele manier afbreuk doet aan de swing en de rijkdom aan beelden. Het eerste gedicht is een hommage aan de presocratische filosoof en dichter Empedokles van Akragas, die een kosmologie ontwikkelde op grond van de vier elementen en twee krachten die ze met elkaar verbinden en weer van elkaar scheiden. Het gedicht begint zo, in een drieregelige vorm die gedurende de gehele reeks wordt volgehouden:

 

            geweld aan de grens houdt

                        het gebied gaande, maakt

                                    energie eigen, wekt

 

            stromen, laat uit-

                        ruil toe, nodig voor

                                    het onderhoud van onder-

 

            scheid, altijd fragiel

 

Meteen lopen de fysische, biologische en politiek-economische niveaus door elkaar, hetgeen suggereert dat aan alles wat zich in de wereld voordoet vergelijkbare structuren ten grondslag liggen. Die structuren kunnen ook in muzikale termen worden beschreven, zoals de aanhangers van Pythagoras en de neoplatonisten vaak hebben gedaan. Maar waar Plato uitgaat van een planmatige opbouw van de kosmos, laat Vriezen, in navolging van biologen als Lynn Margulis, zien dat de wereld en het leven erin zijn voortgekomen uit ongestuurde processen die met vallen en opstaan, op een manier die we misschien democratisch of anarchistisch zouden kunnen noemen, hun eigen systemen hebben ontwikkeld. Elke stof ‘heeft dus stem in wat / de wet van het gebied kan / worden, heeft deel // aan wat een wij kan / denken’. In het begin is er nog geen sprake van eenheid, maar wanneer zich eenmaal levende cellen hebben gevormd die om te kunnen voortbestaan moeten samenwerken, ontstaat er vanzelf een zekere harmonie tussen al die stemmen, die ook uitgedrukt kan worden met de term symbiose. Fundamenteel is echter dat alle systemen inherent instabiel zijn, zodat ze zich altijd kunnen blijven transformeren. Juist dat biedt mogelijkheden om als het ware via de scheuren en breukvlakken te werken aan iets nieuws, iets mooiers, iets wat nog beter werkt: ‘zolang / evenwicht op afstand / blijft ontwikkelt // [ik met jij] steeds / nieuwe structuur, die / het veld steeds anders // afgraast’.

Naar dat nieuwe gaat Vriezen op zoek in de derde reeks, die geheel uit breed uitgesponnen vragen bestaat. F1 luidt als volgt: ‘Wie gaan jullie zijn, onzichtbare vrienden, wezens die weten?’ Boven de gedichten wordt steeds verwezen naar wiskundige begrippen en stellingen, en bij dit gedicht, als je het zo mag noemen, staat het symbool ø, dat aangeeft dat de ‘verzameling’ vooralsnog leeg is. F2 vraagt: ‘In wat voor land van scheuren zullen zijn gelegen jullie wegen?’ Waarop F3 hoopt dat de dichter kan bijdragen aan de totstandkoming van het latere:

 

            Kan ik mij zo uitzingen dat ook mijn vlees

            De stof van jullie opkomst zal zijn geweest?

 

Mede doordat de lange regels in deze reeks – overigens zonder vaste regelmaat – rijmen en doordat er gewerkt wordt aan een vooralsnog onvoorstelbare, open heilstaat, herinnert Vriezen aan de socialistische poëzie van Herman Gorter, Henriëtte Roland Holst en Sonja Prins; in de verantwoording worden deze dichters dan ook genoemd.

Vriezen is zich ervan bewust dat de nieuwe wereld een nieuwe taal vereist, een taal die nog niet bestaat. Zijn tekst is, zegt hij, ‘een bundel schulden / Die ik doorschuif’, maar hopelijk ontstaat er toch een vorm van ‘voorkennis’ en

 

            Raakt al wat kan vertakt, dus rijg ik vragen aaneen, tast in bestaande taal

            Toekomst af – wat ik zeg kan altijd nog verfijnd – en stuur ik jullie

            Mijn beginnetjes, de beetjes die ik weet

 

De bundel eindigt, misschien tegen de klippen op, optimistisch. De laatste twee teksten van F12 zien een ‘minder grove verdeling’ voor zich en spreken de wens uit dat nieuwsgierigheid blijft ‘schuren / aan balans’. De boeken mogen niet sluiten, want ‘Zoveel leven, zoveel dat is ontdekt   Naar hoeveel meer kan het nog dragen?’

Na eerste lezing van De harmonie der scheuren ben ik alsnog de essays in gedoken die op de site van de uitgeverij staan en kon ik me er niet van weerhouden ten minste één van de in de verantwoording genoemde boeken te gaan lezen. Ik kan niet ontkennen dat dat iets oplevert, dat je daarmee nog beter begrijpt waarnaar Vriezen zo grondig tastend op zoek is. Bij tweede lezing van de bundel drong zich bij deze doorgaans nuchtere, door de wol geverfde recensent iets op wat ik alleen maar ontroering kan noemen. Ja, misschien is die nieuwe wereld ondanks alles toch voorstelbaar, en is Samuel haar profeet.

het balanseer, Gent, 2025
ISBN 9789083499918
120p.

Geplaatst op 06/06/2025

Tags: Empedokles van Akragas, Fibonacci, Henriëtte Roland Holst, Herman Gorter, Lynn Margulis, Sonja Prins

Categorie: Poëzie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.