Korte, handzame definitie van literatuur: een tekst waarvan de schrijver tot originele of in elk geval opmerkelijke gedachten en observaties komt. Of, wat uitgebreider: een tekst waarvan de schrijver tot gedachten komt die zo spits geformuleerd zijn dat de lezer ze zich meteen eigen maakt, niet zelden in de overtuiging al die overdenkingen ook ooit zelf te hebben gehad. Of, weer anders gesteld: de tekstsoort gekenmerkt door de neiging van de lezer om uitroeptekens in de kantlijn te zetten in een poging al die verrassende citaten te onthouden.
In De consequenties, het romandebuut van Niña Weijers (1987) vallen er veel uitroeptekens te zetten. De roman is zo vanzelfsprekend en lichtvoetig geschreven en bevat al bij aanvang zo veel treffende observaties – in recensies vaak ‘vondsten’ genoemd – dat je op het idee zou kunnen komen: zo eenvoudig is het dus om een goed boek te schrijven, gewoon ontvankelijk zijn voor al je invallen en die vervolgens met enige regelmaat opschrijven en het manuscript is al halfweg gereed. En dat is kennelijk allemaal mogelijk meteen in een debuut, in deze roman waarin een even zelfbewuste als onverstoorbare verteller het woord neemt en in ritmische zinnen de personages introduceert alsof die al jaren op de aarde rondlopen.
Het eerste uitroepteken valt al heel vroeg in de wedstrijd, eerste regel, derde alinea:
Het menselijk lichaam heeft een merkwaardige kortzichtigheid waar het verliefdheid en weersomstandigheden betreft: het denkt dat de huidige toestand altijd zal blijven voortbestaan en steekt niets, maar dan ook niets op van het verleden dat misschien wel iets roept, maar dan toch recht tegen de wind in.
Zo’n zin is er een waaraan Tonnus Oosterhoff ooit het ‘Ja! Zo is het precies!’-kwaliteitskeurmerk toebedeelde; een zin die misschien niet waar is in de gebruikelijke, huis-tuin-en-keuken empirisch-logische zin van het woord, maar die ondertussen wel een krachtiger reactie teweegbrengt dan louter instemming, namelijk een sensatie van bevrijding en vreugde. Vreugde vanwege de mogelijkheid tot een meer omvattende vorm van waarheid die erdoor wordt blootgelegd. Zo’n zin heeft de kracht van een apodictie en behoort tot die verzameling van onnadrukkelijke wijsheden die nooit tot de gevangenis van de waarheid zullen worden veroordeeld, wegens het uitblijven van aantoonbaar bewijs.
Je kunt een compendium of citatenboekje uit De consequenties samenstellen, per thema gerangschikt, één uitspraak per pagina, en dat vervolgens met een hard kaftje er omheen aanbieden op de toonbank van een boekhandel, net naast de kassa. Over liefdesverdriet: ‘een ondubbelzinnige en tamelijk humorloze gemoedstoestand die zichzelf het liefst in de hele wereld geprojecteerd zag.’ Over uitputting: ‘Eindelijk begreep ze dat zwaartekracht een allesbepalend principe is.’ Over het samenzijn met ouders: ‘Minnie verlangde altijd naar het moment vlak daarna, wanneer ze allebei een andere kant uit liepen, hun eigen levens tegemoet.’ Over seks: ‘Sommige mannen bleven uitsluitend mens als ze neukten, omdat ze het grootste gedeelte met hun hoofd deden.’ Over ongeluk: ‘De ongelukkigste mensen die ze kende, en dat waren er nogal wat, waren voor zover ze het kon overzien ongelukkig omdat ze werden geterroriseerd door tamelijk oppervlakkige ideeën van geluk en, vooral, gelukt zíjn.’ Over levensverkortend liefdesverdriet: ‘Het soort dat de meeste mensen misschien één of hooguit twee keer in hun leven ondergaan, en dat nauwelijks in verhouding tot het verlorene staat.’ Over gevleugelde woorden: ‘woorden die wijsheid werden omdat iemand ze steeds opnieuw opschreef.’
Natuurlijk is dit boek meer dan dat; het heeft ook een verhaallijn, een plot, al biedt dat woord in zijn literaire thriller-hoedanigheid meer houvast dan de roman wil toelaten. De consequenties handelt over kunstenares Minnie Panis die een kunstproject opzet waarbij ze een fotograaf (tevens ex-minnaar) de opdracht geeft haar onder alle denkbare omstandigheden gedurende drie weken te volgen en te fotograferen. In het boek draait het om alle implicaties die de opdracht heeft, en over de oorzaken van het verlangen waarvan de opdracht zelf de implicatie is. Het verhaal gaat over de zwangerschap van Minnie’s moeder, over Minnie’s moeizame geboorte, over haar aanvankelijke onvermogen te huilen of andere herkenbare emoties te tonen, over een geheimzinnige kliniek onder leiding van ene dokter Johnstone (of John Stone), over artistieke autonomie, over Hildegard von Bingen, in het boek ’s werelds eerste feminist genoemd.
Als één thema overheerst, dan is dat de invloed van de jongste media op de psyche van de mens, in het bijzonder de kunstenaar, en de daaraan gepaarde behoefte om bekeken te worden, de angst niet gezien te worden en het verlangen definitief te verdwijnen. In een beschrijving van Samuel Becketts toneelstuk Happy Days (1961), halverwege de roman, komt veel samen. In Happy Days treedt een tot haar nek in het zand ingegraven vrouw op die maar blijft praten tegen haar man, ook al zegt die geen zinnig woord terug. Waarom spreekt die vrouw toch zo onophoudelijk tot haar man, die ze niet eens meer kan zien? Het antwoord is, althans zo wordt het in de roman gesteld, omdat ze denkt dat ze gehoord wordt: ‘“Iemand kijkt nog steeds naar me, houdt nog steeds van me.”’ Dit geloof – want dát is het – koestert ook Minnie als ze zich aan het einde van het verhaal afvraagt of de fotograaf zich wel aan de opdracht gehouden heeft, of hij haar wel aan het volgen en fotograferen is: ‘Iemand keek nog steeds naar haar, iemand hield nog steeds van haar.’
Met dit panoptische verlangen zou je meteen ook het uitblijven van een algehele publieke verontwaardiging over de NSA– en MIVD-affaire kunnen verklaren. Dat overheidsdiensten massaal zonder wettelijke toestemming de burgerbevolking bespioneren is niet fraai, wordt wel toegegeven, maar groter dan de angst bespioneerd te worden is waarschijnlijk de angst dat er helemaal niemand is die naar ons kijkt, en dat wat we doen en laten dus volkomen onopgemerkt en futiel zal blijken.
Een frase die een paar keer terugkeert in het boek is de taoïstische wijsheid: ‘Het enige wat de vis hoeft te doen, is zich verliezen in het water.’ De spreuk doet denken aan David Foster Wallace’ bekende motivatiespeech getiteld ‘Dit is water’ – een oproep tot een aandachtig, niet al te zelfgericht, waar mogelijk zelfs compassievol leven. Minnie kiest echter een andere weg dan het altruïsme voor eigen bestwil dat Wallace predikte, sterker nog, ze lijkt zelfs in te gaan tegen dat wat de tao voorschrijft, namelijk verlossing van het zelf.
Minnie Panis is een kunstenares die zichzelf in haar werk centraal stelt, waarbij de grenzen tussen werk en leven vervagen. In een van haar projecten verkoopt ze bijvoorbeeld al haar spullen, tot aan haar fotoalbums toe. Ook maakt ze foto’s van haar afval, en transformeert die beeldverzameling opnieuw tot een kunstwerk. (Een variant, lijkt het, van ‘Project BinCam’, waarbij een camera op je vuilnisbakken bijhoudt of je je afval wel goed scheidt en die score vervolgens vergelijkt met die van andere sorteerders. Een voorbeeld van hoe internet en sociale media onderdeel kunnen worden van een huiveringwekkende controlestaat, aldus Evgeny Morozov in To Save Everything, Click Here.)
Minnie heeft bij haar werk de sensatie dat anderen ‘recht’ bij haar naar binnen kunnen kijken. Ze stelt zich op een ongekende manier bloot aan de ogen van de wereld en schenkt haar eigen leven bij wijze van spreken weg in haar werk. De consequentie is een haast extatische staat van lichtheid, oftewel het grote niets van de dood: ‘Wat overblijft is een leeg huis, en een paar melktandjes die van iedereen hadden kunnen zijn.’ Wat op het eerste gezicht een tegenstelling leek, die tussen de verdwijnkunst van de tao en de kunst der aanwezigheid van Facebook, is dat bij nader inzien niet. Verdwijnen blijkt in het verlengde van verschijnen te liggen. Je kunt dermate aanwezig zijn en jezelf zozeer aanwezig stellen dat je in het niets van de verbinding verdwijnt.
Maar met deze conclusie, hoe mooi ze ook klinkt, is nog niets gezegd. Want de vraag is natuurlijk: wat is de betekenis of de waarde nu van het verdwijnen van Minnie dat in De consequenties beschreven wordt? En eerlijk gezegd moet ik het antwoord daarop voorlopig schuldig blijven. Je zou kunnen zeggen dat het oeuvre van Minnie Panis een perverse invulling is van de tao en de betekenis die Wallace daaraan gaf. Dat hier duidelijk wordt dat onze exhibitionistische manie, aangedreven door een verlangen betekenisvol te zijn, ons leven uiteindelijk betekenisloos maakt. Maar zo expliciet veroordelend is de roman helemaal niet.
Sybren Polet schrijft in zijn recente notitiebundeling De noodzaak van het overbodige (2014) dat het verschil tussen een gewone narcist en een kunstenaar is dat een narcist op zijn eigen spiegelbeeld verliefd is en dat een kunstenaar verliefd is op het medium waarin hij zijn beeld weerspiegeld ziet. Een heldere definitie die je kunt gebruiken om Minnie vrij te pleiten van exhibitionisme, dat wil zeggen van narcisme met de webcam als spiegel. Haar is het te doen, zou je kunnen stellen, om de werking van de media te onderzoeken, en dat doet ze door zichzelf er volledig aan over te geven. Maar zelfs met die uitleg is nog steeds niet gezegd of het nu de moeite waard is wat ze doet, of ze in haar werk kan uitstijgen boven zelfbetrokken trivialiteiten en of wat ze doet daadwerkelijk betekenis heeft.
Naarmate De consequenties vordert, wordt de verhaallijn, met name door de introductie van dokter Johnstone en diens kliniek van herprogrammering (neonatologie) steeds minder realistisch. Dat is op zich geen bezwaar, Franz Kafka wordt immers ook nog altijd gelezen. Wel jammer is dat de ontwikkelingen – en de beschrijvingen die nodig zijn om het verhaal gaande te houden – ten koste gaan van de dichtheid aan scherpe observaties en gedachten die vooral (maar niet alleen) het begin van de roman kenmerken. De romaneske intelligentie maakt plaats voor compositorische slimheid. De eigenzinnige observaties, geformuleerd in zinnen wendbaar en grillig als het leven zelf, ruimen het veld voor beschrijvingen van performancekunstenaars (Bas Jan Ader, Marina Abramović) en bijbehorende anekdotes, ingebed in het verhaal in formuleringen als ‘Minnie had eens een kunstenares ontmoet die’ of ‘ze kende een actrice die’, allemaal interessant en passend, maar ook bij voorbaat herkenbaar als informatie.
Show, don’t tell, zou je haast zeggen, als Weijers zelf niet in een van de spitse terzijdes de kachel aanmaakt met die gemeenplaats. De consequenties stelt over het dogma van creatief schrijven, het tonen, niet vertellen: ‘Dat moest dan iets specifieks voor literatuur zijn, dacht Minnie, want in het echte leven was iedereen depressief, verdrietig, boos of hysterisch omdat ze zeiden dat ze dat waren.’ En dat is natuurlijk waar: dat zogenaamde ‘tonen’ in de literatuur is helemaal geen tonen, maar een bepaalde vorm van vertellen; en de kunst zit hem dus in de manier waarop bestaande vertelvormen worden ingezet, gemanipuleerd, herhaald en vernieuwd.
Ik heb me afgevraagd of die hele plot wel nodig was – of Niña Weijers niet een te intelligent schrijver is om zich van zo’n spectaculaire verhaallijn te bedienen, denkend aan de stelling van de schrijver – weet niet meer wie: Henry James? – die meende dat auteurs gezegend dienen te zijn met een ‘heilige domheid’. Had dit niet eenvoudigweg een verhaal kunnen zijn over een kunstenares die verlangt naar (on)zichtbaarheid, of, nog alledaagser, over een vrouw die na een ontmoeting met haar moeder terugkijkt op haar jeugd? Het antwoord daarop luidt vermoedelijk: nee, zo eenvoudig is het niet.
Elke roman heeft een (minimale) verhaallijn nodig, een groter verband waarbinnen de personages zich tot elkaar verhouden en dat zin aan hun handelen en denken geeft. Een structuur ook die de lezer voortstuwt in het verlangen te weten hoe het afloopt, of in elk geval hoe verder gaat. Zulke verbanden of omvattende verhalen veranderen met de tijd. Steeds weer brengen schrijvers nieuwe thema’s en contexten de literatuur binnen, zij hoeven niet meer uit te weiden over – om het clichématig te stellen – de Tweede Wereldoorlog en de ontkerkelijking.
De consequenties gaat over de macht van de media en de onzichtbare krachten die ze uitoefenen op ieders leven en denken. De laatste zin van het boek beschrijft een rij vakantiegangers die zich een weg naar de vrijheid denkt te hebben gekocht: ‘Ze zochten naar de randen van hun kooi en beukten ertegen, net zo hard tot ze vrij waren, de illusie koesterend dat hun gebeuk daartoe had bijgedragen.’ Conceptueel klopt het daarom perfect, zou je kunnen stellen, dat Minnie in de loop van het boek de greep op haar leven verliest en speelbal blijkt van allerlei krachten die ze niet in de hand heeft, waar ze zich niet eens bewust van is. Dat ze van personage van vlees en bloed (sorry voor het oxymoron) verandert in een functie binnen het verhaal, valt thematisch te verdedigen.
Maar, zou ik daar tegenin willen brengen, kan de hedendaagse roman niet meer doen dan een conceptueel adequaat commentaar geven op de eigen tijd? Kan hij niet ook een kiem van verzet zaaien door aan de heersende cultuur van uitwissing door aanwezigheid te ontsnappen, door koppig te laten ervaren hoeveel onverwoestbare, banale, fantastische, treurige, bittere eigenheid er nog schuilt in onze gang door een vaak voorgeformatteerde wereld? Juist dat zou voor met name de romankunst, vaak als burgerlijk en conservatief gezien door radicale geesten, een machtig twistpunt kunnen zijn met de huidige (conceptuele) beeldende kunst die in haar expliciete kritiek op het kapitalisme en de surveillancestaat zelf dreigt te veranderen in een genrestuk, een serieproduct. Het soms wollige kunstvertoog dat daarbij hoort, en dat in De consequenties gehekeld wordt, is daar slechts een symptoom van. Een roman kan laten ervaren hoe zelfs het opzienbarendste beeld noodzakelijkerwijs lijdt aan een werkelijkheidstekort.
Als ik liberale critici als Evgeny Morozov en Zadie Smith en Glenn Greenwald en Maxim Februari enigszins begrijp, is het grootste gevaar van de jongste technologische revolutie – de revolutie 2.0 zogezegd – die van een manipuleerbare eenvormigheid. Door blind te vertrouwen op de nieuwste technieken die transparantie en individualiteit propageren, dreigt een kuddementaliteit te ontstaan, een conformistische en opake gemeenschap van gedepolitiseerde ‘Dat vind ik leuk’-mensen van wie zowel gulzige multinationals als controleverslaafde staten profiteren. Die goeie ouwe sullige mens, van alle kanten opgejaagd en passé verklaard door de heilsprofeten van de techno-utopie, zou meer op zijn eigen feilbare verstand en gevoel moeten vertrouwen, al was het maar omdat hij over niets anders beschikt als het op leven aankomt.
Alleen wij zijn in staat om betekenis en zin aan de wereld te geven. In De consequenties ligt dat besef in de kantlijnen verborgen.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.